In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekers op 1 maart 2024. Verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 43.586,62, hebben een schuldregeling aangeboden aan hun veertien schuldeisers, waarbij dertien schuldeisers instemden met het aanbod. De enige schuldeiser die niet instemde was Koedam auto’s B.V., die een vordering van € 2.938,92 had, wat 6,76% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat Koedam, ondanks herhaalde oproepen, niet is verschenen om haar standpunt toe te lichten.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm, het uiterste is wat verzoekers konden bieden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling en dat het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst is door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Koedam, die in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de regeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Koedam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Koedam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, in aanwezigheid van C.D. Jonker, griffier.