ECLI:NL:RBROT:2024:6613

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 14/123 / FT RK 24/125 / FT RK 24/124 / FT RK 24/126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekers op 1 maart 2024. Verzoekers, die te maken hebben met een aanzienlijke schuldenlast van € 43.586,62, hebben een schuldregeling aangeboden aan hun veertien schuldeisers, waarbij dertien schuldeisers instemden met het aanbod. De enige schuldeiser die niet instemde was Koedam auto’s B.V., die een vordering van € 2.938,92 had, wat 6,76% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft vastgesteld dat Koedam, ondanks herhaalde oproepen, niet is verschenen om haar standpunt toe te lichten.

De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangeboden regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm, het uiterste is wat verzoekers konden bieden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling en dat het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst is door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft de belangen van verzoekers en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Koedam, die in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de regeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Koedam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Koedam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, in aanwezigheid van C.D. Jonker, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
[nummer 3] en [nummer 4]
uitspraakdatum: 27 juni 2024
in de zaak van:
[verzoeker 1],
en
[verzoeker 2]
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 1 maart 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • Koedam auto’s B.V. (hierna: Koedam);
  • de Belastingdienst;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekers aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De Belastingdienst heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 6 maart 2024 aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 2 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [verzoeker 2] , verzoeker;
  • [persoon A] , schuldhulpverlener, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Koedam is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Omdat mevrouw [verzoeker 1] op 2 mei 2024 niet op de zitting aanwezig was zijn verzoekers en weigerende schuldeisers opnieuw opgeroepen voor de zitting op 19 juni 2024.
Ter zitting van 19 juni 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • [verzoeker 1] , verzoekster;
  • [verzoeker 2] , verzoeker;
Koedam is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, wederom niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekers hebben volgens het ingediende verzoekschrift veertien schuldeisers, waarvan één preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 43.586,62 van verzoekers te vorderen. Verzoekers hebben bij brief van 17 oktober 2023 een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,86% aan de preferente schuldeisers en 2,86% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is voor 100% arbeidsongeschikt bevonden in ieder geval tot 27 februari 2025. Na die periode zal de mate van arbeidsgeschiktheid van verzoeker opnieuw moeten worden beoordeeld. Verzoekster is tot 9 november 2024 ontheven van de arbeidsverplichting door de gemeente Rotterdam. Na die datum zal haar situatie opnieuw worden beoordeeld door de gemeente Rotterdam. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke hebben gedaan om het aangeboden percentage aan hun schuldeisers aan te bieden. Verzoekers hebben sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en hun vaste lasten worden inmiddels door hun budgetbeheerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Koedam stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.938,92 op verzoekster, welke 6,76 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders namens Koedam te kennen gegeven geen bedrag te willen kwijtschelden omdat de hoogte van de vordering niet in verhouding zou staan tot het aangeboden bedrag in de schuldregeling.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Koedam zowel op 2 mei 2024 als op 19 juni geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Koedam bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Koedam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekers of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Koedam een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 6,76 %. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan. De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekers in staat moeten worden geacht en dat het maximaal haalbare aan schuldeisers is aangeboden. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekers het maximale ten behoeve van hun schuldeisers zullen afdragen, is voldaan. Verzoekers hebben budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekers zouden kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekers die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Koedam auto’s die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Koedam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Koedam zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekers niet zijn bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekers zullen kunnen voortgaan met het betalen van hun schulden en dat zij niet verkeren in de toestand dat zij hebben opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Koedam om in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Koedam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van C.D. Jonker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.