ECLI:NL:RBROT:2024:6610

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
FT EA 24/258
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in faillissementsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling, ingediend door een verzoeker met een aanzienlijke schuldenlast. De verzoeker had op 23 februari 2024 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waaronder Interbank N.V. en Bol.com B.V. De aangeboden regeling voorzag in een betaling van 7,10% aan de preferente schuldeisers en 3,55% aan de concurrente schuldeisers, gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit van de verzoeker.

Tijdens de zitting op 19 juni 2024 hebben de schuldeisers, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet gereageerd. Interbank heeft echter een verweerschrift ingediend en gaf aan niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel vanwege onduidelijkheden rondom de verkoop van de woning van de verzoeker en eerdere financiële transacties. Bol.com heeft geen standpunt ingenomen en werd als weigerende schuldeiser aangemerkt.

De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van Interbank en Bol.com om in te stemmen met de schuldregeling redelijk was. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wogen dan die van de verzoeker, vooral gezien het aanzienlijke aandeel van Interbank in de totale schuldenlast. De rechtbank oordeelde dat het voorstel van de verzoeker niet het uiterste was waartoe hij in staat moest worden geacht, en dat er onvoldoende bewijs was over de besteding van de overwaarde van de woning. Daarom werd het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 juni 2024
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 februari 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een twee schuldeisers, te weten:
  • Interbank N.V., hierna te noemen: Interbank;
  • Bol.com B.V., hierna te noemen: Bol.com;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Interbank heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 19 juni zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij de gemeente Voorne aan Zee, (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift tweeëntwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en twintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 46.522,03 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
20 november 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,10 % aan de preferente schuldeisers en 3,55 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Twintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Interbank en Bol.com stemmen hier niet mee in. Interbank heeft een vordering van € 21.810,67 (46,88 %) op verzoeker. Bol.com heeft een vordering van € 540,02 (1,16 %) op verzoeker.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Interbank te kennen gegeven niet akkoord te kunnen gaan met het voorstel omdat er voor Interbank veel onduidelijkheid is rondom de verkoop van de woning. Daarnaast is er bij Interbank in het verleden een lening afgesloten voor de aanschaf van een voertuig en deze is zonder toestemming van Interbank doorverkocht. De gelden uit de verkoop zijn niet (gedeeltelijk) door verzoeker overgemaakt ter inlossing van de vordering. Daarnaast stelt Interbank dat verzoeker door overbesteding de schulden ernstig heeft laten oplopen. Ook stelt Interbank dat het rijbewijs van verzoeker is ingevorderd en hierdoor kon hij zijn beroep niet meer uitoefenen, wat heeft geleid tot een inkomstenterugval. Tenslotte stelt Interbank dat verzoeker geen openheid van zaken geeft.
Bol.com heeft geen reactie gegeven op het aangeboden akkoord en wordt daarom als weigerend schuldeiser aangemerkt. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Bol.com geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Interbank en van Bol.com bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Interbank en Bol.com in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Interbank een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 46,88 % daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Interbank in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Ter zitting is verklaard dat verzoeker van de overwaarde van de verkoop van het huis zijn vader en andere schuldeisers heeft betaald, maar van deze betaling aan eerdere schuldeisers zijn geen stukken overlegd. De rechtbank kan daardoor niet beoordelen wat er met het bedrag van de overwaarde is gebeurd. Daarmee is onduidelijk of namens verzoeker of diens gezamenlijke schuldeisers mogelijk nog aanspraken geldend gemaakt kunnen worden op het bedrag van de overwaarde of degenen aan wie dat is uitgekeerd. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Interbank en Bol.com als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Interbank en Bol.com te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. C.D. Jonker, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.