ECLI:NL:RBROT:2024:6608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/10/424631 HA RK 13-425 en C/10/431722 HA RK 13-787
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing rechter-commissaris over verificatiefase en goedkeuring staat van verdeling in civiele procedure

Op 27 juni 2024 heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken met de zaaknummers C/10/424631 HA RK 13-425 en C/10/431722 HA RK 13-787. Deze beschikking betreft de goedkeuring van de staat van verdeling in een civiele procedure die verband houdt met een zeeschip en een lopende procedure in Zweden. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor voortzetting van de verificatiefase, aangezien de buitenlandse procedures zijn afgerond en de vordering tot vergoeding van proceskosten door [naam bedrijf] geverifieerd is. De rechter-commissaris heeft de inhoud van verschillende ingediende berichten en e-mails van de betrokken advocaten in overweging genomen, evenals de eerdere uitspraak van de Zweedse Hoge Raad die [verzoeker 1] aansprakelijk heeft gesteld voor proceskosten. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de vordering van [naam bedrijf] als geverifieerd in de staat van verdeling moet worden opgenomen, en heeft de vereffenaar opgedragen de staat van verdeling aan te passen en goed te keuren. De beschikking is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen afschriften te versturen aan de betrokken partijen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummers: C/10/424631 HA RK 13-425 en C/10/431722 HA RK 13-787
zeeschip “[naam schip]” (zakenfonds)
Beschikking van de rechter-commissaris van 27 juni 2024
in de zaken van
zaaknummer / rekestnummer: C/10/424631 / HA RK 13-425 van
1.
[verzoeker 1],
handelend zowel voor zich als in hoedanigheid van beherend vennoot van
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
2. de commanditaire vennootschap
[verzoeker 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekers,
advocaat mr. P.A. den Haan te Rotterdam,
en
zaaknummer / rekestnummer: C/10/431772 / HA RK 13-787 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAGENBORG SHIPPING B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
verzoekster,
advocaat mr. P.A. den Haan te Rotterdam.

1.De beoordeling

1.1.
De verificatievergadering in deze zaken was aangehouden in verband met een lopende procedure voor het gerecht in Malmö (Zweden) tussen [naam bedrijf] (de enige overgebleven belanghebbende) en [verzoeker 1], [verzoeker 2] en Wagenborg. Bij hun berichten van 29 november 2023 en 7 december 2023 hebben mrs. Den Haan en Knottenbelt (namens [naam bedrijf]) de rechtbank medegedeeld dat de buitenlandse procedures waren afgerond.
1.2.
Daarna zijn bij de rechter-commissaris de volgende berichten ingekomen:
de e-mail van 22 februari 2024 van de vereffenaar, met (onder meer) de staat van verdeling in concept en enkele tussen partijen en vereffenaar uitgewisselde e-mailberichten;
de e-mail van 23 februari 2024 van mr. Den Haan;
de e-mail van 26 februari 2024 van mr. Agranovich (namens [naam bedrijf]);
e e-mail van 27 februari 2024 van mr. Den Haan;
de e-mail van 27 februari 2024 van mr. Wanders (namens [naam bedrijf]);
de brief van 4 maart 2024 van mr. Knottenbelt;
de e-mail van 6 maart 2024 van mr. Den Haan;
de e-mail van 6 maart 2024 van mr. Wanders.
De rechter-commissaris heeft kennis genomen van de inhoud van voormelde berichten en van meegezonden bijlagen. Op de inhoud van deze berichten wordt hierna, voor zover relevant, ingegaan.
1.3.
De Zweedse Hoge Raad heeft bij beslissing van 14 november 2023 een eerdere uitspraak van de Zweedse appelrechter bevestigd dat [verzoeker 1] aansprakelijk is voor het incident, en [verzoeker 1] veroordeeld tot betaling van SEK 400.000 als vergoeding voor proceskosten aan [naam bedrijf].
1.4.
Mrs. Den Haan en Knottenbelt hebben de rechter-commissaris hierover bericht en aangegeven dat een staat van verdeling kan worden opgesteld ter afwikkeling van het fonds. De vereffenaar heeft met instemming van de rechter-commissaris een concept voor de staat van verdeling aan verzoekers en belanghebbenden verspreid. Vervolgens ontspon zich een discussie over de vraag of de zonder voorbehoud bij de vereffenaar als p.m. post ingediende vordering tot vergoeding van proceskosten uit het fonds moet worden voldaan, of een per definitie niet voor beknotting vatbare vordering is die niet uit het fonds mag worden voldaan.
1.5.
Het standpunt van [naam bedrijf] is dat zij als schuldeiser ook bij twijfel over de vraag of deze vordering zich leende voor beknotting, deze moest indienen in verband met het bepaalde in artikel 642k Rv, maar dat zij (inmiddels) de overtuiging heeft dat zij deze vordering niet vatbaar is voor verificatie en dat zij verhaal voor deze vordering mag zoeken buiten het fonds om. Voor zover de rechter-commissaris hierover anders oordeelt, verzoekt zij verwijzing naar renvooi.
1.6.
Op de bij e-mail van 28 februari 2024 door de rechter-commissaris gestelde vraag of [naam bedrijf] haar vordering tot vergoeding van (deze) proceskosten wilde intrekken, heeft [naam bedrijf] een drieledig voorstel gedaan, dat op het volgende neerkomt:
  • het vaststellen van een voorlopige staat van verdeling waarin de proceskostenvordering niet is opgenomen, gevolgd door uitkering van het gehele fonds aan enig schuldeiser [naam bedrijf], waarna eventueel een renvooiprocedure over de beknotbaarheid van de proceskostenvordering kan worden gevoerd; of
  • het volgens artikel 642q Rv naar renvooi verwijzen van de vraag of de proceskostenvordering al dan niet valt onder de vorderingen waarvoor [verzoeker 1] zijn aansprakelijkheid kan beperken alvorens de definitieve staat van verdeling op te stellen en goed te keuren; of
  • strikt subsidiair) ingeval de rechter-commissaris geen ruimte of noodzaak ziet voor verwijzing naar de rechtbank, het door [naam bedrijf] voorlopig intrekken van de proceskostenvordering onder het voorbehoud van alle rechten met betrekking tot die vordering en op voorwaarde dat de rechter-commissaris slechts een voorlopige staat van verdeling als bedoeld in artikel 642x Rv zal opstellen onder aanhouding van de verificatie van de proceskostenvordering (om de mogelijkheid open te houden dat deze vordering alsnog ooit via een renvooiprocedure zal moeten worden geverifieerd).
1.7.
Verzoekers verzetten zich hiertegen. Zij betogen onder meer dat de vordering ter verificatie is ingediend, zonder dat werd kennis gegeven van twijfel als bedoeld in artikel 642k Rv, dat de vordering inmiddels is geverifieerd en wordt erkend zodat deze in de staat van verdeling kan worden verwerkt en dus door het fonds wordt beknot. Volgens verzoekers is het rechtsgevolg van artikel 13 lid 1 LLMC ingetreden en staat ook de goede procesorde eraan in de weg dat [naam bedrijf] thans nog, na alle verstreken gelegenheden om het nu ingenomen nieuwe standpunt in te nemen, een verwijzing naar renvooi zou mogen verzoeken.
1.8.
De rechter-commissaris overweegt en beslist als volgt.
1.9.
De rechter-commissaris heeft in een beperkingsprocedure als de onderhavige de taak om het debat te ordenen en de goede procesorde te bewaken. Het nemen van principiële beslissingen over het recht op beperking of over het bestaan en de omvang van een door een crediteur ingediende vordering is in beginsel aan de rechtbank in renvooi.
1.10.
Met het hiervoor onder (1) verwoorde voorstel van [naam bedrijf] kan de rechter-commissaris niet instemmen. Het opstellen van een voorlopige staat van verdeling met de bedoeling om vervolgens het gehele fonds uit te keren kan geen nut hebben in de context van de beperkingsprocedure. Als er geen deel van het fonds meer resteert na uitkering heeft het voortzetten van de beperkingszaak geen zin. Die strekt immers tot verdeling van het fondsbedrag, en in alle gevallen is de uitkomst dat het fondsbedrag geheel aan [naam bedrijf] toekomt.
1.11.
Met het hiervoor onder (2) verwoorde voorstel van [naam bedrijf] kan de rechter-commissaris evenmin instemmen. Zij ziet geen aanleiding om te wachten met het opstellen van een definitieve staat van verdeling. De vordering is zonder voorbehoud c.q. voor de rechter-commissaris kenbare twijfel in de zin van artikel 642k Rv ingediend, is inmiddels vastgesteld in Zweden en erkend. Niets staat aan verificatie van de ingediende vordering in de weg, en deze is na vragen van de rechter-commissaris gehandhaafd door [naam bedrijf]. De beperkingsprocedure is aangevangen in 2013. Het is nu 2024. Aan de zaak behoort een einde te kunnen komen. In de Nederlandse praktijk komt het vaker voor dat een proceskostenvordering als de onderhavige wordt ingediend ter verificatie en bestaat tegen afwikkeling daarvan via het fonds geen bezwaar indien slechts één crediteur uit het fonds moet worden voldaan. Dat kan in dat geval niet in het nadeel van andere crediteuren leiden. Of de crediteur zijn proceskostenvordering ter verificatie indient is aan hem. Indien het fonds niet toereikend is voor al zijn vorderingen, is het voor hem wellicht gunstiger om deze vordering met twijfel in te dienen als bedoeld in artikel 642k Rv om vervolgens in renvooi een principieel debat te voeren over het al dan niet voor beperking vatbaar zijn van een dergelijke vordering. Die keuze heeft [naam bedrijf] echter niet in het daarvoor passende stadium van de beperkingsprocedure gemaakt en de rechter-commissaris acht het in strijd met de eisen van een goede procesorde om haar daartoe alsnog gelegenheid te bieden. Een procespartij mag, zeker nadat zoveel jaar zijn verstreken, aan haar proces-strategische keuzes worden gehouden ook om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen. De overige betrokkenen behoren niet ‘aan het einde van de rit’ te worden geconfronteerd met een mogelijk jarenlange voortzetting van de procedure met een debat dat vele jaren eerder had kunnen worden aangezwengeld en gevoerd.
1.12.
Het onder (3) verwoorde voorstel van [naam bedrijf] wordt ook verworpen. De rechter-commissaris ziet niet in hoe een al erkende en dus verifieerbare vordering aan het einde van de verificatiefase voorlopig kan worden ingetrokken om ‘later’ opnieuw te worden ingediend en geverifieerd, terwijl zij op de hierboven weergegeven gronden ook niets voelt voor de door [naam bedrijf] gestelde/beoogde voorwaarde.
1.13.
De conclusie is dat de vordering voor (Zweedse) proceskosten als geverifieerd in de staat van verdeling moet worden opgenomen. De rechtbank heeft de vereffenaar hierover geïnformeerd en deze heeft de staat daarop aangepast. De rechter-commissaris zal deze heden goedkeuren en ter inzage leggen conform artikel 642u lid 1 Rv.

2.De beslissing

De rechter-commissaris,
2.1.
verstaat dat geen aanleiding bestaat voor voortzetting van de verificatiefase zodat zij de inmiddels door de vereffenaar opgestelde staat van verdeling zal goedkeuren;
2.2.
draagt de griffier op afschrift van deze beschikking te sturen aan verzoekster en aan belanghebbende [naam bedrijf];
2.3.
draagt de griffier op om de goedgekeurde staat van verdeling ter inzage te leggen op grond van artikel 642u lid 1 Rv;
2.4.
houdt alle verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.
1885/3266