ECLI:NL:RBROT:2024:6606

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
11026140 HA 24-27
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verklaring voor recht inzake arbeidsovereenkomst en loonbetalingsverplichting tussen verzoeker en Damen Holding B.V.

In deze zaak heeft de verzoeker, zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland, een arbeidsovereenkomst gesloten met een lokale dochteronderneming in de Verenigde Arabische Emiraten van Damen Holding B.V. De verzoeker verzoekt een verklaring voor recht dat hij vanaf 10 juli 2023 een arbeidsovereenkomst had met Damen, dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst wordt vernietigd en dat Damen zijn salaris betaalt vanaf januari 2024. Damen betwist echter dat er ooit een arbeidsovereenkomst heeft bestaan en stelt dat de verzoeker een lokaal contract heeft willen sluiten, waarbij hij zich bewust was van de gevolgen van het opgeven van de Nederlandse werknemersbescherming.

De kantonrechter heeft op 16 juli 2024 geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst is of is geweest tussen de verzoeker en Damen. De verzoeker heeft in zijn communicatie met Damen duidelijk gemaakt dat hij geen Nederlands contract wilde, maar een lokaal contract met de dochteronderneming in de VAE. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Damen de verzoeker goed heeft begrepen en dat er geen schriftelijke overeenkomst tussen hen is gesloten. De verzoeker heeft erkend dat hij een lokaal contract wilde en dat Damen nooit loon aan hem heeft betaald.

De kantonrechter heeft alle verzoeken van de verzoeker afgewezen, inclusief het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en de loonbetalingsverplichting. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W.P.M. Jurgens.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11026140 HA 24-27
datum uitspraak: 16 juli 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland, kiest voor deze procedure woonplaats in [plaatsnaam],
verzoeker, verweerder in het incident en tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger,
tegen
Damen Holding B.V.,
vestigingsplaats: Gorinchem,
verweerster, verzoekster in het incident en tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B.J. Bongaards.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoeker], met 22 bijlagen;
  • het verweerschrift van Damen met verzoek in het incident en tegenverzoek, met 15 bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van [verzoeker].
1.2.
Op 17 juni 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] verzoekt een verklaring voor recht dat hij vanaf 10 juli 2023 een arbeidsovereenkomst had met Damen, dat de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst wordt vernietigd en dat Damen zijn salaris betaalt vanaf januari 2024. Volgens Damen heeft er nooit een arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] bestaan. Als die er wel was en niet rechtsgeldig is opgezegd, dan vraagt Damen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelt dat er geen arbeidsovereenkomst is of is geweest tussen Damen en [verzoeker]. Hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
De gemachtigde van [verzoeker] staat in voor het betalen van de proceskosten
2.2.
Er komt geen afzonderlijke uitspraak in het incident, omdat de gemachtigde van [verzoeker] tijdens de zitting heeft verklaard dat hij instaat voor het betalen van de proceskosten van [verzoeker]. Daarmee is het risico van oninbaarheid van deze kosten voorkomen (artikel 224 Rv). Damen heeft daarom geen belang meer bij de eis in het incident.
Een arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Damen was niet de bedoeling en is niet gesloten
2.3.
Weliswaar heeft Damen op 29 juni 2023 aan [verzoeker] een arbeidsovereenkomst (naar Nederlands recht) aangeboden met daarbij een uitzendovereenkomst inhoudend de voorwaarden voor uitzending naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), maar dit aanbod heeft [verzoeker] uitdrukkelijk afgewezen. [verzoeker] heeft namelijk aan Damen, in reactie op haar aanbod van 29 juni 2023 voor een arbeidsovereenkomst met Damen, gemaild:
- ‘ ‘Ik heb vandaag nog contact gehad met belasting adviseurs, specialisten als het gaat
om expat contracten. Het lijkt dat de UAE inderdaad een specifiek geval is en dat een belasting afwikkeling zelfs per persoonlijke situatie kan verschillen. Het lijkt mij
ook daarom van belang om idd een voorstel voor een lokaal contract te kunnen
krijgen.(..) Op het moment dat ik het voorstel voor een lokaal contract heb kan ik snel tot een beslissing komen. Ik heb ook begrepen dat het slim is om mijzelf al per vandaag/morgen uit NL kan uitschrijven naar de Emiraten.’(3 juli 2023)
- Ik heb begrepen dat bij een lokaal contract deze belasting niet verschuldigd is. Dat was ook het hele idee achter het aangaan van een lokaal contract, nl. De besparing vd belasting, daarbij opgevend de zekerheden die NL bied bij een NL contract.’(6 juli 2023)
Hieruit blijkt dat Vos ondubbelzinnig heeft verklaard geen Nederlands contract met Damen te willen sluiten, maar een lokaal contract met de Damen entiteit in de VAE. [verzoeker] wilde niet vanuit Nederland gedetacheerd worden. Ook blijkt uit de e-mailwisseling dat [verzoeker] zich bewust was van de gevolgen daarvan, namelijk dat hij de werknemersbescherming behorend bij een Nederlandse arbeidsovereenkomst prijs gaf. Daarbij heeft [verzoeker] meerdere keren zijn ervaring met werken in het Midden-Oosten benadrukt. Er is uiteindelijk ook geen schriftelijke overeenkomst tussen [verzoeker] en Damen gesloten. [verzoeker] heeft in de processtukken en tijdens de zitting erkend dat hij een lokaal contract wilde sluiten.
2.4
Voorts blijkt uit de e-mailwisseling dat Damen [verzoeker] goed heeft begrepen en het verzoek van [verzoeker] om een lokaal contract heeft ingewilligd. Damen verklaart daarover dat zij in dit verzoek van [verzoeker] is meegegaan omdat een lokaal contract wel paste bij de situatie, namelijk dat [verzoeker] in de VAE herfinanciering zou gaan regelen. Vanwege ontbrekende visa werd eerst een kortdurende arbeidsovereenkomst van [verzoeker] bij een dochteronderneming van Damen in Cyprus (DWI) gesloten. Op 16 augustus 2023 heeft [verzoeker] uiteindelijk een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten met een lokale 50 % dochteronderneming van Damen die is gevestigd in de VAE: [naam bedrijf 1] ([naam bedrijf 1]). Damen heeft in overeenstemming met deze situatie nadien consequent verklaard dat er tussen partijen geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen:
[verzoeker] verzoekt op 23 oktober 2023 onder meer:
‘De brief van Damen die aangeeft dat ik voor onbepaalde tijd ben aangenomen, en niet slechts twee jaar zoals nu in het contract met [naam bedrijf 1] staat.’
Daarop reageert Damen als volgt:
‘Ik heb aangegeven dat ik een intentieverklaring kan afgeven. Deze zal ik volgende week verstrekken. Met het niet vanuit NL gedetacheerd willen worden is er geen Nederlands contract en ik kan dus ook niet verklaren dat je voor onbepaalde tijd in dienst bent.’
Op 29 november 2023 bevestigt Damen de bestaande rechtsverhoudingen:
‘Zoals besproken bevestig ik middels dit schrijven dat we vanuit Damen de intentie hebben een lange termijn commitment aan te gaan in de arbeidsrelatie tussen jou en Damen. Je huidige arbeidsovereenkomst in de UEA is voor bepaalde tijd, eea conform lokale mogelijkheden, maar onze intentie is er een voor de langere termijn.’
2.6.
Op 24 juli 2023 hebben [verzoeker] en Damen via Whatsapp contact gehad over de manier waarop het salaris zou worden betaald. Dat zou eerst nog via DWI in Cyprus lopen, omdat [verzoeker] nog geen visum had voor de VAE. [verzoeker] sprak zijn voorkeur uit dat betaald werd op zijn Nederlandse bankrekening. Daarop antwoordde Damen dat ze vanuit deze entiteit niet naar Nederlandse bankrekeningen betalen om geen discussie over werkgeverschap te krijgen met de Nederlandse autoriteiten. Hiermee bevestigt Damen nogmaals expliciet dat er geen arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] bestaat en dat dat ook niet de bedoeling is. Damen heeft ook nooit loon aan [verzoeker] betaald.
2.7.
De enkele stelling van [verzoeker] dat er naast de schriftelijke arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] een mondelinge arbeidsovereenkomst kan zijn gesloten tussen partijen, is onvoldoende om aan te nemen dat dit zo is.
Damen is ook geen materiële werkgever van [verzoeker] (geworden)
2.8.
Volgens [verzoeker] is alles heel anders gelopen dan aanvankelijk was beoogd en zorgt dat ervoor dat Damen in de praktijk zijn (materiële) werkgever was. Damen betwist dit. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dit naar het oordeel van de kantonrechter ook niet. Hierna wordt dit uitgelegd.
2.9.
Voor zover [verzoeker] als gewijzigde omstandigheid aanvoert dat hem na het sluiten van het door hem verzochte lokale contract bleek dat de belastingregels anders waren dan hij tevoren dacht en anders dan ten tijde van zijn eerdere verblijf in de VAE, heeft dat geen invloed op de rechtsverhouding tussen [verzoeker] en Damen. Dat het lokale contract voor [verzoeker] minder financieel voordeel opleverde dan hij eerder dacht, maakt niet dat het lokale contract is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en Damen.
2.10.
[verzoeker] vindt dat op basis van de praktische uitvoering van de arbeidsovereenkomst moet worden geconcludeerd dat Damen zijn werkgever is. [verzoeker] wijst er in dat verband op dat zijn werkzaamheden gericht waren op de herfinanciering van Damen en niet op (herfinanciering van) [naam bedrijf 1]. Voor zover hij stelt dat partijen bij het sluiten van het lokale contract andere werkzaamheden voor [verzoeker] voor ogen hadden dan waarvan uiteindelijk sprake was, geldt dat Damen dat betwist en dat [verzoeker] dit niet heeft onderbouwd. Vos heeft ook niet uitgelegd in welke zin zijn aanvankelijk beoogde werkzaamheden zijn gewijzigd. Daarom wordt er vanuit gegaan dat het voor [verzoeker] vanaf het begin, dus al toen hij de arbeidsovereenkomst met Damen afwees en het contract met [naam bedrijf 1] aanging, duidelijk was dat zijn werkzaamheden zagen op het verkrijgen van lokale financiering voor het herfinancieren van Damen, dit vanuit de VAE.
2.11
De omstandigheid dat de werkzaamheden van [verzoeker] zagen op het verkrijgen van financiering (in de VAE) ten behoeve van Damen is niet voldoende om uit te gaan van een arbeidsverhouding tussen [verzoeker] en Damen. Dat [verzoeker] contact had met werknemers (hoog in hiërarchische rang) van Damen en andere vennootschappen van de [naam bedrijf 2] ([naam bedrijf 2]), leidt daar ook niet toe. In dit verband heeft Damen namelijk toegelicht dat er binnen [naam bedrijf 2] tussen de verschillende (internationale) entiteiten projectmatig contact wordt onderhouden en gerapporteerd. Er is binnen [naam bedrijf 2] een netwerk van verschillende internationale entiteiten die zich bezig houden met de herfinanciering van Damen. [verzoeker] zou in dat netwerk vanuit de lokale onderneming [naam bedrijf 1] het deel van de Verenigde Arabische Emiraten voor zijn rekening nemen. Dit gebeurt op deze wijze ook in andere landen. [verzoeker] moest in zijn functie hiërarchisch rapporteren aan de ‘managing director’ van [naam bedrijf 1] en functioneel aan de ‘director of corporate finance & treasury’ van Damen. Ten slotte maakt het feit dat Damen (in ieder geval in deze aanvangsperiode) bepaalde kosten, niet zijnde loon, heeft vergoed evenmin dat er een arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt aangenomen.
2.12.
Anders dan [verzoeker] stelt, wijst de e-mail van Damen van 20 december 2023 er niet op dat Damen zijn werkgever is. Damen stuurde:
‘(…) Middels deze mail bevestig ik dat wij je afgelopen maandag in een gesprek, waarbij tevens Ronald Suhlmann, onze CFO aanwezig was, hebben laten weten dat wij de arbeidsovereenkomst welke we hebben opzeggen. Deze overeenkomst met [naam bedrijf 1], onderdeel van [naam groep], zal derhalve per 31 januari 2024 eindigen. (…)’
Damen bevestigt in deze e-mail juist dat de arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] is opgezegd. Dit is niet de opzegging zelf. Tijdens een gesprek twee dagen eerder is de arbeidsovereenkomst kennelijk opgezegd. Dat is door [verzoeker] niet betwist.
2.4.
[verzoeker] heeft overigens zelf op 19 en 20 december 2023 aangedrongen op het toesturen van een e-mail. Hij schreef:
‘Graag niet de e-mail vergeten waarin je aangeeft dat ik weg ben.’
[verzoeker] lichtte toe dat hij de mail snel nodig had omdat zijn advocaat (in verband met zijn echtscheiding) dit nodig had en deed vervolgens zelfs het volgende tekstvoorstel:
‘Hierbij bevestigen wij dat de [naam bedrijf 2] heeft besloten om de huidige arbeidsovereenkomst te beëindigen. Zoals besproken zal de afhandeling hiervan in overleg in een komende ontmoeting worden besproken.’
Damen heeft met haar e-mail van 20 december dus slechts voldaan aan de herhaalde verzoeken van [verzoeker] om te bevestigen dat hij ‘weg is’. Zij verklaart, anders dan in het voorstel van [verzoeker], alleen dat de arbeidsovereenkomst met [naam bedrijf 1] is opgezegd. Daaruit blijkt geen erkenning van werkgeverschap van Damen.
De verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen
2.13.
Omdat er nooit een arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft bestaan, wijst de kantonrechter de gevraagde verklaring voor recht af. Damen heeft geen arbeidsovereenkomst kunnen opzeggen, zodat het verzoek tot vernietiging van een dergelijke opzegging wordt afgewezen. Omdat Damen niet de werkgever van [verzoeker] is geweest, heeft zij geen loonbetalingsverplichting ten opzichte van [verzoeker]. Damen hoeft dus geen (achterstallig) loon aan [verzoeker] te betalen.
De voorwaarden voor het tegenverzoek zijn niet vervuld
2.14.
De voorwaarden waaronder Damen haar tegenverzoek heeft ingesteld zijn niet vervuld, zodat het voorwaardelijk verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden niet wordt behandeld.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.15.
De kantonrechter bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst alle verzoeken af;
3.2.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
703