ECLI:NL:RBROT:2024:6599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10/316347-23 en 10/304950-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen, en vernieling van ruiten in politiebureau

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die op 27 november 2023 brand heeft gesticht in zijn huurwoning te Rotterdam, met levensgevaar voor omwonenden. De verdachte, die in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht, heeft de brand gesticht door een aansteker in contact te brengen met brandbare materialen, wat leidde tot aanzienlijke schade aan de woning en gevaar voor de aangrenzende woningen. Daarnaast heeft hij op 17 november 2023 meerdere ruiten van het politiebureau vernield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar in verminderde mate toerekeningsvatbaar, en legde een gevangenisstraf van 200 dagen op, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met voorwaarden. De benadeelde partij, Politie Eenheid Rotterdam, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat niet duidelijk was of zij verzekerd was voor de schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het recidiverisico, en achtte behandeling in een forensische zorginstelling noodzakelijk.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/316347-23 en 10/304950-23 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. A.E.S. Heijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de in de zaken met parketnummers 10/316347-23 en 10/304950-23 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, en;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden (ongemaximeerd), zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 16 april 2024 (met dien verstande dat bij de voorwaarde van klinische opname de naam van de in het rapport genoemde zorginstelling moet worden vervangen door ‘forensische zorginstelling’), met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in de zaak met parketnummer 10/304950-23 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat van de brandstichting (die de verdachte heeft bekend) ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was. Daarvan moet de verdachte worden vrijgesproken. Vereist is dat hiervan daadwerkelijk sprake is en dat blijkt niet uit het dossier. De verdachte heeft verklaard dat er niemand anders in zijn woning aanwezig was en uit het dossier blijkt ook niet dat de buren thuis waren of dat er mensen op straat waren in de directe nabijheid van de woning van de verdachte.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor bewezenverklaring van brandstichting waarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is, vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
Op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
De woning van de verdachte bevindt zich in een complex van woningen, met twee woonlagen. Het betreft een tussenwoning op de begane grond. Er bevonden zich dus woningen aan weerszijden naast de woning van de verdachte en ook erboven. Op de foto’s die onderdeel uitmaken van het dossier is te zien dat het oude woningen betreffen waarvan algemeen bekend is dat die door de bouw en het gebruikte materiaal minder brandwerend zijn.
Uit forensisch onderzoek blijkt dat er sprake was van twee afzonderlijke brandhaarden die hebben geleid tot schade in nagenoeg de gehele woning, waaronder twee gebarsten ramen in de voorgevel. Ook is gebleken dat er tijdens de brand een aanzienlijke hoeveelheid rook, hitte en hete én giftige rookgassen zijn vrijgekomen, waardoor deze brand zich bij het niet tijdig ontdekken en bestrijden had kunnen ontwikkelen tot een uitslaande woningbrand aan zowel de voor- als achterzijde van de woning. Bij een uitslaande brand had deze zich eenvoudig kunnen uitbreiden naar de naast- en bovengelegen percelen.
De brand vond plaats omstreeks 12.45 uur, dus rond lunchtijd. De kans is zeer groot dat in ieder geval een deel van de bewoners van de aangrenzende woningen op dat tijdstip in de woningen aanwezig waren, mede gelet op het aantal aangrenzende woningen. De bewoners van de aangrenzende woningen liepen door de brand ook gevaar, ofwel doordat de brand zich had kunnen verplaatsen naar hun woningen, ofwel door de rookontwikkeling.
De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere personen, te weten in de aangrenzende woningen aanwezige personen, voorzienbaar was. Het verweer wordt daarop verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/316347-23 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/304950-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/316347-23
hij op 27 november 2023 te Rotterdam in een tussenwoning gelegen aan [adres 1] opzettelijk brand heeft gesticht door de vlam van een aansteker in aanraking te brengen met kleding(stukken) en een deken en een matras en een bank ,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en voornoemde woning, toebehorende aan Havensteder, en de inboedel van deze woning gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en aangrenzende woningen en de inboedel van die woningen, , en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere in de aangrenzende woningen aanwezige personen , te duchten was;
Parketnummer 10/304950-23
hij op 17 november 2023 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten die aan Politie Eenheid Rotterdam gelegen aan [adres 2], toebehoorden heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/316347-23
de eendaadse samenloop van
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Parketnummer 10/304950-23
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft op het politiebureau Doelwater meerdere (dikke, kogelwerende) glazen ruiten vernield. Hij had een grote steen uit zijn tuin meegenomen en heeft die in het politiebureau tegen diverse ruiten gegooid, onder andere ruiten waarachter zich beveiligingsmedewerkers bevonden.
Tien dagen later heeft de verdachte brand gesticht in zijn huurwoning. Hij heeft daarmee een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. Het is relatief goed afgelopen met alleen flinke materiële schade in en aan zijn woning en inboedel. Het had echter veel ernstiger gevolgen kunnen hebben, gelet op het reële gevaar dat daarbij bestond op een uitslaande brand die had kunnen overslaan naar de aangrenzende woningen (de naast- en bovengelegen woningen), waarin gelet op het tijdstip van de brand ook bewoners of andere personen aanwezig konden zijn.
Het betreffen ernstige feiten. Daarmee heeft de verdachte flinke materiële schade toegebracht. Brandstichting in een woning behoort bovendien tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken. De ervaring leert dat mensen die dergelijke branden van dichtbij hebben meegemaakt, hiervan nog lange tijd de nadelige en traumatische gevolgen kunnen ondervinden. Brandstichting in een woning is een zwaar misdrijf en rechtvaardigt dan ook in beginsel een bestraffing met een vrijheidsstraf van langere duur.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en op zitting verklaard dat hij de ten laste gelegde feiten heeft begaan omdat hij zich ziek voelde (‘geestelijke pijn’ had). Hij had ademhalingsklachten/benauwdheid en pijn achter zijn neus en keel en zegt dat dat komt door zijn huis en omdat hij zo eenzaam is. Hij zegt dat als hij thuis blijft wonen het helemaal mis gaat met hem. Hij wilde daarom weg uit zijn huis en worden opgenomen in de kliniek van GGZ Antes of een andere kliniek en (uiteindelijk) naar begeleid/beschermd wonen.
Hij verklaarde hier al over bij zijn verhoor op 17 december 2023 en zei toen ook tegen de politie dat, als hij terug naar huis moet, hij zijn huis in brand gaat steken. Op 27 december 2023 voelde hij zich weer niet goed en stak hij zijn huis in brand. Hij heeft 112 gebeld en gewacht tot de politie en de brandweer aanwezig waren.
7.3.3.
Rapportages
Gezondheidszorgpsycholoog [naam 1] heeft over de verdachte een rapport opgemaakt, gedateerd 18 maart 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis en zwakbegaafdheid. Deze bestonden ook ten tijde van het hem ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Door zijn sociaal onvermogen en zijn beperkte intellectuele bagage was hij verminderd in staat zijn gedrag in volle vrijheid te bepalen en daarnaar te handelen. Daarom wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Hoewel hij wel over ziektebesef beschikt, ontbreekt het hem aan ziekte-inzicht. Hij heeft zich in de loop van de tijd wel laten behandelen, zowel klinisch als ambulant en zowel gedwongen als vrijwillig. De verdachte is in de periode van 7 september 2017 tot 30 januari 2023 onder behandeling geweest bij GGZ Antes te Rotterdam. In die periode is hij tweemaal vrijwillig opgenomen geweest in de kliniek van Antes, vanwege somberheids- en angstklachten en gedragsverandering. Ook kreeg hij daarvoor medicatie voorgeschreven. Van 11 september 2023 tot 24 oktober 2023 is hij opnieuw opgenomen geweest in de kliniek van Antes, vanwege angstklachten in de thuissituatie, waarbij hij bang is voor zijn eigen huis. Hij had thuis geen medicatie ingenomen omdat hij hierdoor dacht te stikken. Ook had hij dagen niet gegeten, omdat hij het idee kreeg dat hij hierdoor niet kon ademen. Daarnaast is hij drie maanden geleden gestaakt met dagbesteding wat mogelijk heeft gezorgd voor het huidige toestandsbeeld.
De verdachte is een kwetsbare, ontwortelde, angstige man die eenzaam en teruggetrokken in het leven staat. Zijn sociaal netwerk is leeg: hij heeft geen relatie, geen familie en geen kinderen. Werk, dagbesteding en vrijetijdsbesteding ontbreken. Sinds twee jaar heeft hij een eigen woning waar hij alleen verblijft. Hij zoekt hij uit sociale beperking, onvermogen en gemakzucht de eenzaamheid op. Toch lijkt het dat de eenzaamheid hem mede als gevolg van het ontbreken van een verdere dagbesteding is opgebroken. De autismespectrumstoornis is de belangrijkste pijler van zijn psychische kwetsbaarheid.
Gelet op de problematiek en het recidiverisico wordt geadviseerd om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Nu hij zo alleen op de wereld staat en de eenzaamheid opzoekt is hulpverlening cruciaal. Prioriteit ligt bij de behandeling en begeleiding in een instelling die ervaring heeft met en geëquipeerd is voor de behandeling en begeleiding van mensen met autistiforme problematiek. Uitvoerige en diepgaande behandeling lijkt niet zozeer aangewezen, veeleer een beschuttende woonvorm als verblijfszorg, waarin verdachtes doen en laten gemonitord en zo nodig ambulant bijgestuurd kan worden. Aandacht voor dagbesteding, leefstijl, persoonlijke verzorging, psycho-educatie zijn daarbij van belang. Het is strikt genomen mogelijk de begeleiding en behandeling uit te voeren in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, maar dat biedt geen soelaas op de langere termijn. De terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt daarvoor goede mogelijkheden. De verdachte heeft kenbaar gemaakt aan de begeleiding en behandeling te willen meewerken.
Psychiater [naam 2] heeft over de verdachte een rapport opgemaakt, gedateerd 20 maart 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. Deze bestonden ook ten tijde van het hem ten laste gelegde en hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. De verdachte had ongeveer 2 tot 3 maanden voor het ten laste gelegde zijn dagbesteding gestopt en
kwam toen met angstklachten in de vorm van lichamelijke klachten, waarschijnlijk veroorzaakt door het ontbreken van structuur en toenemend sociaal isolement, weer in beeld bij de ggz. Tijdens zijn opname bij Antes tot eind oktober 2023 verbeterden zijn klachten door de structuur van de kliniek en de mensen om hem heen. Ook de eerdere opnames gaven hem een gevoel van veiligheid. Na ontslag kwamen zijn lichamelijke/angstklachten terug en aangezien hij zeer beperkte copingvaardigheden heeft, meende hij dat enkel een opname hem zou helpen. Hij had inmiddels, vanuit zijn rigiditeit passend bij zijn autismespectrumstoornis en vanuit zijn licht verstandelijke beperking, de gedachte dat zijn huis geen goede plek voor hem was. Vanwege de starheid van zijn denken vanwege zijn autismespectrumstoornis bleef hij volhardend in zijn wens om langdurig opgenomen te worden. Nadat dit uiteindelijk niet gebeurde en de wachttijd voor beschermd wonen nog niet duidelijk was, kwam de verdachte tot de beide ten laste gelegde feiten. Hij meende in beide gevallen door middel van het ten laste gelegde een opname te kunnen regelen. Hij wordt in staat geacht de ontoelaatbaarheid van zijn handelen te kunnen inzien, maar was als gevolg van de autismespectrumstoornis en de licht verstandelijke beperking in mindere mate in staat hiernaar te handelen. Daarom wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Ingeschat wordt dat sprake is van een matig tot hoog recidiverisico op geweld. De kans op recidive wordt sterk bepaald door de angstklachten die voorkomen uit zijn autismespectrumstoornis en de licht verstandelijke beperking.
Er is sprake van problematiek die chronisch is. Doel van een behandeling is dat de verdachte meer zicht krijgt op zijn problematiek en er beter mee om kan gaan. Het is van belang dat hij meer uitleg krijgt over de autismespectrumstoornis en dat gekeken wordt wat voor hem nodig en haalbaar is om stabiel te functioneren. Nadat een risicosignaleringsplan opgesteld wordt, met veel aandacht voor het op tijd om hulp vragen, en een werkrelatie is verkregen kan er geleidelijk aan toegewerkt worden naar beschermd wonen. Het is van belang dat er voldoende dagstructuur is voor de verdachte met een adequate dagbesteding. In de behandeling/begeleiding zijn voorspelbaarheid en duidelijkheid van belang. De copingvaardigheden van de verdachte kunnen mogelijk wat uitgebreid worden en er dient regelmatig bekeken te worden of hij stabiel is. De medicatie dient gecontinueerd te worden en zijn motivatie voor medicatiegebruik dient besproken te worden als hij medicatie toch weer wil stoppen.
Vanwege de ernst van de problematiek, de ernst van het ten laste gelegde en het matige tot hoge recidiverisico wordt geadviseerd deze behandeling op te leggen in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De behandeling dient klinisch te starten. De verwachting is dat de verdachte zich aan voorwaarden houdt als hij in een behandelstructuur komt die duidelijke kaders heeft en de verwachtingen dus helder en duidelijk zijn. Een behandeling als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel is, mede afhankelijk van de strafmaat, ook een mogelijkheid, echter volgt een gevangenisstraf indien hij zich toch niet aan de voorwaarden houdt, terwijl een behandeling juist noodzakelijk is om het recidiverisico te verlagen.
Reclassering Nederland heeft op verzoek van de officier van justitie, de mogelijkheden van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden onderzocht en daarover op 16 april 2024 een rapport (maatregelenrapport) opgesteld. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en is van mening dat de door de psycholoog en de psychiater beschreven interventies nodig zijn om het recidiverisico te beperken. De verdachte heeft in het verleden deels meegewerkt aan behandeling. Naast een meewerkende houding was ook sprake van het stoppen met medicatie en het beëindigen van zorg of het mijden van zorg. Hij stelt zich op dit moment meewerkend en begeleidbaar op, al is ook duidelijk dat hij aangespoord moet worden door het personeel in het PPC tot zelfzorg en deelname aan (sociale) activiteiten. De verdachte behoeft duidelijk ondersteuning. Daarom komt ook de reclassering tot het advies dat de interventies dienen plaats te vinden in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden om zo behandeling en begeleiding te garanderen. De reclassering acht terbeschikkingstelling met voorwaarden haalbaar.
Geadviseerd wordt tot terbeschikkingstelling met voorwaarden onder de in het rapport genoemde voorwaarden, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid daarvan, omdat de kans op een misdrijf voor personen groot is. De verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan deze voorwaarden te houden.
Eén van de geadviseerde voorwaarden betreft klinische opname in een forensische zorginstelling. Vermeld is dat het noodzakelijk is dat de klinische opname aansluit op de einddatum van zijn detentie, omdat de verdachte geen huisvesting meer heeft en de risico’s op recidive oplopen wanneer hij geen passende hulp en ondersteuning krijgt aangeboden. In de voorwaarde is vermeld ‘FPA De Boog of een soortgelijke zorginstelling’. Het was ten tijde van het opmaken van het rapport nog onduidelijk of de verdachte daar kon worden opgenomen, maar uit een e-mailbericht van de reclassering van 23 april 2024 blijkt dat deze kliniek inmiddels heeft besloten de verdachte geen behandelaanbod te doen omdat zij geen geschikte behandelafdeling voor hem hebben vanwege zijn problematiek. In de e-mail is verder vermeld dat de Dienst Individuele Zaken (DIZ) aan de reclassering heeft toegezegd om alles in het werk te stellen om de verdachte aansluitend op het einde van zijn detentie te plaatsen in een forensische kliniek, maar dit gezien zijn problematiek nog niet eenvoudig zal zijn. Daarbij komt dat klinieken vol zitten en in veel zaken naar overbruggingszorg gekeken moet worden. DIZ heeft de verdachte nu aangemeld bij Ipse de Brugge in Portugaal, maar het is nog niet duidelijk of hij daar kan worden opgenomen. In het rapport is vermeld dat bij een positief bericht van deze of een andere instelling sprake zal zijn van een wachttijd en het regelen van overbruggingszorg door DIZ mogelijk aan de orde zal zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de officier van justitie dat - gelet op de gegeven adviezen - oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De verdediging heeft verzocht om deze maatregel niet op te leggen, maar te volstaan met het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht dit niet passend en haalbaar, gelet op de problematiek van de verdachte, het recidiverisico en de noodzakelijke behandeling. Het door de deskundigen en de reclassering geadviseerde behandeltraject, van klinische opname tot aan verblijf in een beschermde woonvorm, betreft een traject dat stapsgewijs moet worden afgelegd en gelet daarop waarschijnlijk van langere duur zal zijn. De verdachte is nu gemotiveerd om zich aan de voorwaarden te houden. Indien hij zich echter gedurende het traject niet aan de voorwaarden houdt of recidiveert, kan hij bij terbeschikkingstelling met voorwaarden weer worden teruggeplaatst in de kliniek en de behandeling krijgen die hij nodig heeft. Gelet hierop acht de rechtbank dit - ondanks dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en niet eerder binnen een strafrechtelijk kader is behandeld - de meest passende afdoening.
Deze maatregel zal worden opgelegd ter zake de bewezen verklaarde brandstichting (het feit in de zaak met parketnummer 10/316347-23). De rechtbank is - anders de verdediging - van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden eisen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van dit strafbare feit en het gevaar voor herhaling. Ook wordt vastgesteld dat dit feit een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Aan de terbeschikkingstelling zullen de voorwaarden betreffende het gedrag worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 16 april 2024. In de voorwaarden met betrekking tot de klinische opname wordt vermeld dat de opname zal plaatsvinden in een ‘forensische zorginstelling’, omdat nog niet duidelijk is in welke zorginstelling de verdachte kan worden opgenomen. De verdachte heeft zich op de terechtzitting (wederom) bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Vastgesteld wordt dat de brandstichting, het feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van dit bewezen verklaarde feit redengevend. Dat betekent dat wanneer de verdachte zich niet aan (één of meer van) de voorwaarden houdt en alsnog de verpleging van overheidswege zal worden bevolen, de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Gevangenisstraf
De rechtbank is - evenals de officier van justitie - van oordeel dat gezien de ernst van de feiten daarnaast een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank eveneens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, de oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het belang dat de behandeling en begeleiding van de verdachte in het kader van deze maatregel zo spoedig mogelijk kan aanvangen, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, te hoog. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De rechtbank realiseert zich dat - gelet op hetgeen de reclassering heeft opgemerkt - de klinische opname dan mogelijk niet direct aansluitend aan deze gevangenisstraf kan aanvangen. De verdachte zal dan echter niet op vrije voeten komen, maar in een passantenverblijf in de penitentiaire inrichting worden geplaatst waar al een aanvang kan worden gemaakt met de behandeling.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Politie Eenheid Rotterdam, vertegenwoordigd door [naam 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 10/304950-23 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 17.574,33 aan materiële schade (vervanging van de vernielde kogelwerende glazen ruiten). Zij verzoekt deze vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 14.524,33 (het bedrag exclusief BTW dat is vermeld op de bijgevoegde offerte), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Daartoe is gesteld dat de politie geen BTW hoeft te betalen en de BTW daarom van het toe te wijzen bedrag dient te worden afgetrokken.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van de vordering, met dien verstande dat het bedrag wel dient te worden gematigd tot het door de officier van justitie genoemde bedrag exclusief BTW.
8.3.
Beoordeling
Het is niet duidelijk of de benadeelde partij, Politie Eenheid Rotterdam, voor deze schade verzekerd is. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de politie vaak wel verzekerd is voor schade aan haar eigendommen. Nu de benadeelde partij zelf niet op de zitting aanwezig is geweest om vragen hierover te beantwoorden, kan de rechtbank op dit moment geen beslissing nemen over de vordering van de benadeelde partij. Om over dit punt meer duidelijkheid te kunnen verkrijgen zal de behandeling van de zaak moeten worden aangehouden. Dit levert echter een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 55, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/316347-23 en 10/304950-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
de terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om hem te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
de terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken;
de terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen in een forensische zorginstelling (ook als dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Ook het innemen van medicijnen kan hieronder vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing hiervoor;
de terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in aansluiting op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Ook het innemen van medicijnen kan hieronder vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de terbeschikkinggestelde verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start in aansluiting op de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
indien de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, werkt de terbeschikkinggestelde mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
de terbeschikkinggestelde spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de terbeschikkinggestelde werkt mee aan bewindvoering. Hij heeft reeds een bewindvoerder. De terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden wanneer hem hierom wordt gevraagd.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
verklaart de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Tekst tenlastelegging dagvaarding met parketnummer 10/316347-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 november 2023 te Rotterdam
in een (tussen)woning gelegen aan [adres 1]
opzettelijk brand heeft gesticht
door de vlam van een aansteker, althans open vuur, in aanraking te brengen met kleding(stukken) en/of (een) deken(s) en/of een matras en/of een bank en/of (een) (andere) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en voornoemde woning, toebehorende aan Havensteder, en/of de inboedel van deze woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of aangrenzende en/of
nabijgelegen woningen en/of de inboedel van die woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere in de aangrenzende en/of nabijgelegen woningen aanwezige personen en/of op straat aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Tekst tenlastelegging dagvaarding met parketnummer 10/304950-23
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Rotterdam gelegen aan [adres 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)