ECLI:NL:RBROT:2024:6588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
ROT 24/6483 (8:29-beslissing)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhouding van persoonsgegevens in bestuursrechtelijke procedures

Op 16 juli 2024 heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Rotterdam een beslissing genomen in een zaak waarin verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. Dit besluit, genomen op 29 mei 2024, betrof de toewijzing van een standplaats voor een woonwagen aan een aanvrager. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en hebben daarbij hun visie gegeven op het verzoek van het college om bepaalde stukken vertrouwelijk te behandelen op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter-commissaris heeft overwogen dat het belang van bescherming van de persoonsgegevens van de aanvrager aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van de verzoekers bij kennisneming van deze gegevens.

De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat in de ingediende stukken persoonsgegevens van de aanvrager zijn opgenomen en dat het college gewichtige redenen heeft aangevoerd voor de geheimhouding van deze gegevens. De beslissing van de rechter-commissaris is gebaseerd op een belangenafweging, waarbij het recht van partijen op kennisneming van alle stukken in beginsel wordt erkend, maar waarbij uitzonderingen mogelijk zijn. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de geheimhouding gerechtvaardigd is, gezien de mogelijke negatieve gevolgen voor de aanvrager als gevolg van openbaarmaking van zijn persoonsgegevens.

De beslissing is genomen door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter-commissaris, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze beslissing kan alleen hoger beroep worden ingesteld gelijktijdig met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6483
beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers,

gemachtigde: mr. L.F. Buis,
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, het college,

gemachtigde: mr. J.C. Hol.

Aanleiding

1. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 29 mei 2024 waarin het college een standplaats heeft toegewezen aan het [adres] in Dordrecht. Daarbij hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het college heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden. Op 12 juli 2024 heeft het college vier bijlagen ingediend en daarbij verzocht deze stukken vertrouwelijk te behandelen in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat het college aan de rechtbank heeft gevraagd dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken.
3. Verzoekers hebben per email van 16 juli 2024 hun visie gegeven op dit verzoek.
4. De vraag of beperkte kennisgeving van bovengenoemde stukken in dit geval gerechtvaardigd is, wordt niet beoordeeld door de rechter die het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers zal behandelen. Een andere rechter (de rechter-commissaris) zal het 8:29-verzoek beoordelen.

Beoordeling

5. Partijen hebben in een procedure in beginsel recht op kennisneming van alle stukken uit het dossier. Dat neemt niet weg dat op dit recht uitzonderingen mogelijk zijn. Artikel 8:29 van de Awb geeft een regeling voor het geheel of gedeeltelijk geheimhouden van stukken in procedures bij de bestuursrechter. Deze beperking is slechts bij ‘gewichtige redenen’ mogelijk. Vindt de bestuursrechter de beperking gerechtvaardigd, dan is het op grond van het vijfde lid aan de andere partij om te beslissen of de rechter mede op de grondslag van de achtergehouden of geheimgehouden inlichtingen of stukken uitspraak kan doen.
5.1.
Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de rechter-commissaris of de beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vraagt om een belangenafweging. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de relevante informatie voor de voorlopige voorzieningenprocedure. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
6. Het college heeft de volgende vier bijlagen ingediend met een beroep op artikel 8:29 van de Awb: (1) het ingediende aanvraagformulier voor een woonwagenstandplaats, (2) de door het college aan de aanvrager verstuurde interessebrief, (3) het door de aanvrager geretourneerde ingevulde antwoordformulier en (4) het niet-geanonimiseerde toewijzingsbesluit van 29 mei 2024. De reden voor het beroep op artikel 8:29 van de Awb is dat in deze stukken persoonsgegevens van de aanvrager staan. Het staat nog niet vast dat de aanvrager naar de standplaats op het [adres] in Dordrecht zal verhuizen, omdat de aanvrager nog een huurovereenkomst moet ondertekenen. Het is uitgesloten dat deze ondertekening eerder dan twee weken na de beslissing op bezwaar plaatsvindt. Bekendmaking van de persoonsgegevens kan de keuze van de aanvrager al dan niet bewust negatief beïnvloeden.
7. De rechter-commissaris stelt vast dat in de stukken persoonsgegevens van de aanvrager van de standplaatsvergunning genoemd worden. De rechter-commissaris overweegt dat het belang van bij bescherming van de gegevens van de aanvrager aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat verzoekers hebben bij de kennisneming van deze gegevens. Vanwege de opname van deze gegevens in de stukken is de rechter-commissaris daarom van oordeel dat sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb rechtvaardigen. De gelakte versies van de bijlagen 2 (de interessebrief) en 4 (het toewijzingsbesluit van 29 mei 2024) bevinden zich reeds in het dossier van de voorlopige voorzieningenprocedure. Ten aanzien van de bijlagen 1 (het aanvraagformulier) en 3 (het antwoordformulier) merkt de rechter-commissaris op dat het weglakken van persoonsgegevens geen toegevoegde waarde heeft. Verzoekers zouden dan hetzelfde te zien krijgen als het blanco aanvraag- en antwoordformulier. Het college mocht in plaats daarvan dus volstaan met het aanleveren van een blanco versie van het aanvraag- en antwoordformulier.

Beslissing

De rechter-commissaris beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter-commissaris, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
griffier rechter-commissaris
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan slechts tegelijkertijd met het eventuele hoger beroep tegen de einduitspraak van de rechtbank hoger beroep worden ingesteld.