ECLI:NL:RBROT:2024:6584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10/258396-23 en 10/049068-23 vorderingen TUL VV: 10/298216-20 en 10/139825-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken en heling met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een reeks van inbraken, heling en andere strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld voor acht bedrijfsinbraken, drie woninginbraken, twee pogingen tot bedrijfsinbraken, heling van een bedrijfsauto, diefstal van een scooter en het doorrijden na een aanrijding met schade. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte en heeft verschillende vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. Eén benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, terwijl andere vorderingen deels werden toegewezen met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de recidive van de verdachte, zijn verslavingsproblematiek en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te behandelen en de maatschappij te beschermen tegen verdere recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummers: 10/258396-23 en 10/049068-23
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/298216-20 en 10/139825-21
Datum zitting en uitspraak: 6 maart 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , raadsvrouw M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: M.A.A. Smetsers.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van een aantal woning- en bedrijfsinbraken en pogingen daartoe, diefstal dan wel heling van een bedrijfsauto, diefstal van een scooter, doorrijden na een aanrijding met schade en vernieling/beschadiging van goederen. Deze feiten zijn in dit vonnis doorlopend genummerd. De volledige tenlastelegging, houdt in dat de verdachte:
1.
op of omstreeks 12 september 2023, te Rotterdam, een kassalade en/of een geldbedrag van ongeveer 100 euro, althans een geldbedrag en/of een (boodschappen)tas en/of een of meer blik(jes) Redbull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam eetcafé] en/of [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten een (bedrijfs)pand aan [adres 2] , heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
op of omstreeks 29 september 2023, te Rotterdam, een kassalade en/of een geldbedrag van ongeveer 5000 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten een (bedrijfs)pand aan [adres 3] , heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3. primair
op of omstreeks 29 september 2023, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf, een (bedrijfs)pand aan [adres 4] , te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
  • de (voor)deur open te breken (met een koevoet) en/of
  • het slot te forceren (met een koevoet)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
in of omstreeks 28 september 2023 tot en met 29 september 2023, te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 2] en/of [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
4. primair
op of omstreeks 16 februari 2023 te Rotterdam, een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, door het gebruik
van een sleutel waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was.
subsidiair
op of omstreeks 16 februari 2023 te Rotterdam, een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.
5.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan Delfgaauwstraat, op of omstreeks 16 februari 2023,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 5] ) schade was toegebracht.
6.
op of omstreeks 23 oktober 2021, te Rotterdam, in/uit de woning gelegen aan [adres 5] , een geldbedrag (te weten ongeveer 350 euro) en/of een of meer blik(ken) bier, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
7.
op of omstreeks 23 januari 2023, te Rotterdam, in/uit het bedrijf gelegen aan [adres 6] , een of meerdere computer(s) (van het merk Acer) en/of een luidspreker (van het merk JBL), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam sportvereniging] en/of [naam 7] en/of [naam 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
8.
op of omstreeks 27 januari 2023, te Rotterdam, in/uit het bedrijf gelegen aan [adres 7] , een iPad en/of een geldbedrag (te weten ongeveer 120 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [naam toko 1] en/of [naam 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
9.
op of omstreeks 28 januari 2023, te Rotterdam, in/uit het bedrijf gelegen aan [adres 8] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam lunchroom] en/of [naam 10] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10.
op of omstreeks 1 februari 2023, te Rotterdam, in/uit de woning gelegen aan [adres 9] , een autosleutel (van een VW Id3), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 11] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
11.
op of omstreeks 1 februari 2023, te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer (toegangs)deuren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan VVE (van de [straatnaam 1] ) en/of [naam 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
12.
op of omstreeks 5 februari 2023, te Rotterdam, in/uit het bedrijf gelegen aan [adres 10] , een geldbedrag (te weten ongeveer 400 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 2] en/of [naam 13] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
13.
op of omstreeks 6 februari 2023, te Rotterdam, een scooter (met kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 14] en/of [naam 15] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
14.
op of omstreeks 6 februari 2023, te Rotterdam, in/uit de woning aan [adres 11] , een of meer sierraden en/of een of meer tablets (iPad mini en/of iPad) en/of een laptop (van het merk HP) en/of tafelzilver en/of een autosleutel (van een Mercedes Eqv) en/of een laptoptas en/of hoofdtelefoon en/of een geldbedrag (te weten ongeveer 40 euro), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan [naam 16] en/of [naam 17] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
15.
op of omstreeks 7 februari 2023, te Rotterdam, in/uit de winkel gelegen aan [adres 12] , een geldbedrag (te weten ongeveer 50 euro), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [naam 18] en/of [naam 19] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
16.
op of omstreeks 14 februari 2023, te Rotterdam, in/uit een bedrijf gelegen aan [adres 13] , een laptop (van het merk HP) en/of een of meerdere tablet(s)/iPad(s) (van het merk Lenovo en/of Apple), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam toko 2] en/of [naam 20] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
17.
op of omstreeks 18 februari 2023, te Rotterdam, in/uit het bedrijf gelegen aan [adres 14] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere goed(eren) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 3] en/of [naam 21] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 tot en met 17 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Hij ziet geen bewijs voor de onder 4 primair ten laste gelegde diefstal en verzoekt de verdachte daarvan vrij te spreken. Ook acht hij niet bewezen dat de verdachte bij de onder 2 ten laste gelegde inbraak € 5.000,- heeft weggenomen. Wel is er bewijs voor diefstal van een geldbedrag. Verder is er geen bewijs voor het wegnemen van tafelzilver bij de onder 14 ten laste gelegde inbraak, omdat de benadeelde partij op de zitting heeft verklaard dat dit niet was gestolen.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
op 12 september 2023, te Rotterdam, een kassalade en 100 euro, een boodschappentas en blikjes Redbull die aan [naam eetcafé] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten het bedrijfspand aan [adres 2] , heeft verschaft door middel van braak.
2.
omstreeks 29 september 2023, te Rotterdam, een kassalade en een geldbedrag die aan [naam bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf, te weten het bedrijfspand aan [adres 3] , heeft verschaft door middel van braak.
3. primair
op 29 september 2023, te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, die geheel of ten dele aan [naam bedrijf 2] en/of [naam 3] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf, het bedrijfspand aan [adres 4] , te verschaffen door middel van braak,
  • de (voor)deur open te breken (met een koevoet) en/of
  • het slot te forceren (met een koevoet)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. subsidiair
op of omstreeks 16 februari 2023 te Rotterdam, een voertuig (te weten een Volkswagen met kenteken: [kenteken 1] ) heeft verworven
envoorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
5.
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op de Delfgaauwstraat, op 16 februari 2023, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, [naam 5] , schade was toegebracht.
6.
omstreeks 23 oktober 2021, te Rotterdam, in de woning gelegen aan [adres 5] , een geldbedrag en blikken bier, die aan [naam 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
7.
op 23 januari 2023, te Rotterdam, in het bedrijf gelegen aan [adres 6] , computers van het merk Acer en een luidspreker van het merk JBL die aan [naam sportvereniging] en [naam 8] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
8.
op 27 januari 2023, te Rotterdam, in het bedrijf gelegen aan [adres 7] , een iPad en een geldbedrag die aan [naam toko 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
9.
op 28 januari 2023, te Rotterdam, in het bedrijf gelegen aan [adres 8] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen en/of geldbedragen, die aan [naam lunchroom] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10.
op of omstreeks 1 februari 2023, te Rotterdam, in de woning gelegen aan [adres 9] , een autosleutel (van een VW Id3) die aan [naam 11] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
11.
op 1 februari 2023, te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk toegangsdeuren, die aan VVE (van de
[straatnaam 2]) toebehoorden heeft beschadigd.
12.
op 5 februari 2023, te Rotterdam, in het bedrijf gelegen aan [adres 10] , een geldbedrag dat aan [naam bedrijf 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
13.
op 6 februari 2023, te Rotterdam, een scooter met kenteken [kenteken 2] , die aan [naam 14] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
14.
op 6 februari 2023, te Rotterdam, in de woning aan [adres 11] , sieraden en een iPad mini en een iPad en een laptop van het merk HP en een autosleutel van een Mercedes Eqv en een laptoptas en een hoofdtelefoon en een geldbedrag, die aan [naam 16] en/of [naam 17] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
15.
op 7 februari 2023, te Rotterdam, in de winkel gelegen aan [adres 12] , een geldbedrag dat aan [naam 18] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
16.
op 14 februari 2023, te Rotterdam, in een bedrijf gelegen aan [adres 13] , een laptop van het merk HP tablets van het merk Lenovo en Apple die aan [naam toko 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
17.
op 18 februari 2023, te Rotterdam, in het bedrijf gelegen aan [adres 14] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf goederen en geldbedragen, die aan [naam bedrijf 3] en/of [naam 21] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

Feiten 1, 2, 7, 8, 10, 12, 15, 16 en 17
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feiten 3 primair en 9
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 4 subsidiair
opzetheling
Feit 5
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
Feit 6
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Feit 11
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
Feit 13
diefstal
Feit 14
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Maatregel

Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Materieel gezien acht hij oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren (hierna: de ISD-maatregel) het meest passend. Om die reden heeft het Openbaar Ministerie de reclassering ook verzocht om een ISD-advies. Gelet op de hoeveelheid door hem gepleegde delicten en zijn (verslavings) problematiek is de ISD de beste setting om de verdachte de juiste behandeling te bieden en te voorkomen dat hij bij terugkeer in de maatschappij opnieuw recidiveert. Bij de gevorderde gevangenisstraf sluit hij aan bij de duur van de ISD-maatregel. Ook merkt hij op dat de directeur van de Penitentiaire Inrichting tijdens de tenuitvoerlegging van de straf kan beslissen dat de verdachte in een kliniek moet worden geplaatst. Ook op die wijze kan dan behandeling en begeleiding worden geboden, voordat de verdachte terugkeert in de maatschappij.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om oplegging van de ISD-maatregel. Aangevoerd is dat de ISD-maatregel bij uitstek geschikt voor dit soort situaties, waarbij het met name gaat om het bewerkstelligen van een structurele gedragsverandering bij verslaafde veelplegers. Aan de verdachte is eerder de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) opgelegd. Tijdens die TBS-maatregel werd er door zowel de reclassering als het Openbaar Ministerie over gesproken dat de ISD hem beter zou passen. TBS is als maatregel niet zo geschikt om maatwerk te leveren in situaties waar het gaat om terugvallen in middelengebruik. Dat is een van de redenen waarom het TBS-traject in de resocialisatie continu stagneerde. Om die reden is in deze strafzaak, mede met input van de TBS-officier het ISD-traject ingezet. Iedereen lijkt het erover eens dat ISD de beste aanpak is voor de verdachte en ook het beste is voor beveiliging van de maatschappij.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft acht bedrijfsinbraken en drie woninginbraken gepleegd. Ook heeft hij geprobeerd in te breken bij twee bedrijven. Bij de inbraken zijn geldbedragen en/of goederen weggenomen. Het ging bij één van de woninginbraken onder meer om een aantal sieraden, waaronder (blijkens de toelichting door de benadeelde partij) meerdere dierbare erfstukken. Daarnaast is er (flinke) schade toegebracht bij alle (pogingen tot) inbraken. Onder meer heeft hij ruiten en (sloten van) deuren vernield of beschadigd.
Voorafgaand aan één van de woninginbraken heeft de verdachte ook meerdere toegangsdeuren beschadigd van het wooncomplex waar deze woning zich bevindt.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een bedrijfsauto, diefstal van een scooter en het doorrijden na een aanrijding met schade.
Dit betreffen ernstige en hinderlijke feiten, die veel financiële schade en overlast hebben meegebracht. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en dat hij slechts zijn eigen gewin voor ogen had. Bovendien is dit handelen uitsluitend gestopt door ingrijpen van de politie. Met de woninginbraken heeft hij ook een zeer grote inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het woongenot van de slachtoffers. Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
Persoon verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 februari 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het gaat om meerdere veroordelingen, waaronder ook in de periode van vijf jaren voorafgaand aan de gepleegde feiten, zodat ook sprake is van recidive. Aan de verdachte zijn onder meer meerdere (voorwaardelijke) gevangenisstraffen, taakstraffen en de TBS-maatregel opgelegd. Bij twee veroordelingen was nog sprake van een lopende proeftijd. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Rapportage reclassering
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 januari 2024. Dit rapport houdt samengevat onder meer het volgende in.
Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten (al dan niet met geweld gepleegd). Gelet daarop is de reclassering verzocht om onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van een (on)voorwaardelijke ISD-maatregel.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat er in het leven van de verdachte instabiliteit is op alle leefgebieden. In 2010 kreeg hij een TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd, die in 2014 werd omgezet naar een TBS-maatregel met dwangverpleging. In januari 2020 startte hij met de voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. De TBS-maatregel werd op 4 augustus 2023 beëindigd. Sindsdien is hij veelvuldig gerecidiveerd. Er is sprake van complexe problematiek met betrekking tot zijn psychisch functioneren in combinatie met zijn verslavingsproblematiek (verslaving aan drugs en alcohol), wat met elkaar samenhangt en leidt tot delictgedrag. Hij lijkt enig probleeminzicht te tonen. Hij is zich bewust van het feit dat hij zich onttrekt aan voorwaarden wanneer behandel- en hulpverleningstrajecten niet verlopen zoals hij had bedacht/verwacht en wanneer hij onrust ervaart, wat een terugval in middelengebruik in de hand speelt. Hij gaf te kennen een maatschappelijk geaccepteerd bestaan na te leven, maar lijkt hier wegens zijn complexe problematiek niet toe in staat. Daarnaast zijn alle mogelijke begeleidings- en hulpverleningstrajecten de afgelopen jaren uitgeput.
Gezien de hoge kans op recidive en de hoge kans op onttrekking aan de voorwaarden in combinatie met de zeer beperkte responsiviteit rest de reclassering niets anders dan het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de extramurale fase van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal de verdachte de kans geboden worden om zich te conformeren aan de klinische opname die hij wenst te ontvangen. Mocht hij zich tegen die tijd opnieuw onttrekken, dan zal de veiligheid van de maatschappij gewaarborgd blijven middels directe terugplaatsing.
Overige relevante factoren
De rechtbank houdt ook rekening met het de houding van de verdachte op de zitting. Hij heeft verklaard dat hij de strafbare feiten heeft gepleegd in verband met zijn drugsverslaving en dat hij de ISD-maatregel opgelegd wil krijgen, omdat hij dan onder andere hulp krijgt om van zijn drugverslaving af te komen en voor traumaverwerking en onder begeleiding terug kan keren naar de maatschappij. Een gevangenisstraf zal hij ook accepteren, maar hij is bang dat hij opnieuw in de fout zal gaan als hij weer vrijkomt, omdat hij in de gevangenis niet wordt behandeld voor zijn verslaving.
Hij neemt de verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan en heeft spijt betuigd voor de schade die hij daarbij bij anderen heeft aangericht. Hij heeft zich daarbij op de zitting ook gericht tot de aanwezige slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en aan hen zijn excuses aangeboden. Dit kwam oprecht over en deed ook de slachtoffers goed.
Verder wordt het tijdsverloop meegewogen. Het gaat om feiten die zijn gepleegd in de periode van januari tot en met september 2023 en een feit dat is gepleegd in 2021.
Maatregel
Gelet op de hoeveelheid bewezen verklaarde feiten en de eerder gepleegde strafbare feiten, de aard en ernst daarvan, het materiele standpunt van de officier van justitie, het reclasseringsrapport en het tijdsverloop, constateert de rechtbank dat materieel is voldaan aan de vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is, evenals de reclassering, de verdediging en officier van justitie, van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel het meest passend is. Dit is aangewezen om de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen. De tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en TBS-maatregel hebben er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat het belang van de samenleving nu voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist daarom dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd. Zoals de verdachte ook zelf inziet, is het nodig dat hij van zijn verslavingen af komt om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten zal gaan plegen. Hij is abstinent als hij in een kliniek of in detentie verblijft, maar zodra hij weer vrijkomt valt hij terug in met name zijn drugsverslaving en gaat hij in verband daarmee weer delicten plegen. Hij wil deze cirkel zelf ook doorbreken en is gemotiveerd om daaraan te werken. Ook ziet hij in dat hij ook verdere hulp en begeleiding nodig heeft om niet weer te recidiveren als hij vrijkomt.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen. Dit zal worden gedaan zonder aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechteis is doorgebracht, zodat de gehele duur van de ISD kan worden benut om de verdachte te behandelen en terug te begeleiden naar de maatschappij.
Wettelijke voorschriften
Bij de oplegging van de maatregel is gelet op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 63, 310, 311, 416 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslag

Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen van € 210,- en € 32,70 zal, conform de vordering van de officier van justitie, een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

In deze procedure hebben zich de volgende benadeelde partijen gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [benadeelde partij 1] (ter zake van feit 4);
  • [benadeelde partij 2] , vertegenwoordigd door [naam 12] (ter zake van feit 11);
  • [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] (ter zake van feit 14).
De vordering van [benadeelde partij 1]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een vergoeding van € 7.488,- aan materiële schade (schade aan de door de verdachte geheelde bedrijfsauto). Hij verzoekt deze vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De hoogte van de gestelde schade is door de benadeelde partij niet onderbouwd, maar dat er schade is ontstaan als gevolg van de door de verdachte gepleegde heling van de bedrijfsauto van de benadeelde partij kan wel worden vastgesteld. De schade kan worden geschat op een bedrag van € 3.000,-. De vordering kan tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, primair omdat de schade niet is ontstaan door de heling van de bedrijfsauto en subsidiair omdat
de vordering onvoldoende is onderbouwd. Mede gelet op het feit dat de bedrijfsauto volgens de aangever zelf al oud was en al meerdere schades had, kan de schade ook niet worden geschat. Dat zal een te grote belasting voor het strafproces opleveren.
Oordeel rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Het gestelde schadebedrag is niet onderbouwd met stukken. Ook is onvoldoende vast komen te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 1 bewezen verklaarde heling. Vast staat wel dat de verdachte met de door hem geheelde bedrijfsauto een aanrijding met een ander voertuig heeft veroorzaakt en het is aannemelijk dat daarbij ook aan de bedrijfsauto zelf schade is ontstaan. Er is ook een voldoende nauw verband tussen deze schade en de heling. Welke schade dit betreft, kan echter niet worden vastgesteld. In het dossier is daarover niets vermeld en ook uit de vordering en de daarbij gevoegde foto’s van schades aan de bedrijfsauto wordt dit onvoldoende duidelijk. Dat geldt temeer nu uit de aangifte volgt dat de bedrijfsauto al oud was (er 250.000 km op de teller stond) en al meerdere schades had, namelijk een deuk in het spatbord rechtsvoor en rondom gebruikersschade. Gelet hierop kan ook geen schatting worden gemaakt van het schadebedrag.
De vordering van [benadeelde partij 2]
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een vergoeding van € 665,15 aan materiële schade, bestaande uit:
  • € 152,15 inclusief BTW, voor drie nieuwe deursloten,
  • € 363,- aan arbeid 5 manuren
  • € 150,- aan reparatie en schilderwerk.
Zij verzoekt deze vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 152,15, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van deze vordering.
Oordeel rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 11 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is voldoende onderbouwd en niet betwist. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De vordering van [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4]
Vordering
Gevorderd wordt een vergoeding van € 5.065,44, bestaande uit:
  • (ten aanzien van [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] ) € 4.445,44 aan materiële schadevergoedingen voor de gestolen goederen, met een totaalbedrag van € 4.254,07, en de kosten voor de aanschaf van camera’s, SD-kaart voor de camera’s en veiligheidstrips, met een totaalbedrag van € 191,37;
  • (ten aanzien van [benadeelde partij 3] ) € 650,- aan immateriële schade.
Verzocht wordt deze vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van deze vordering.
Oordeel rechtbank
a. materiële schade
Het staat vast dat aan de benadeelde partij door het de onder 14 bewezen verklaarde strafbare feit (de inbraak in de woning van de benadeelde partij) rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Er zijn verschillende goederen weggenomen, waaronder ook erfstukken. De daarvoor gevorderde schadevergoeding van in totaal € 4.254,07 is voldoende onderbouwd en wordt door de verdediging ook niet betwist. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
De kosten voor de aanschaf van de camera’s, SD-kaart voor de camera’s en veiligheidstrips zijn niet aan te merken als schade die het rechtstreekse gevolg zijn van de inbraak. Ter onderbouwing van het recht op vergoeding van deze schade is verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:840). In die zaak had de benadeelde partij, als slachtoffer van belaging, twee weken na aanvang van de bewezen verklaarde pleegperiode van ongeveer anderhalve maand een beveiligingscamera aangeschaft. Onder die omstandigheden is geoordeeld dat er sprake was van rechtstreekse schade. Dat betekent echter niet dat dergelijke schade zonder meer als rechtstreekse schade kan worden gezien. Dat is steeds afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. In het algemeen geldt dat kosten van beveiliging in verband met toekomstige gebeurtenissen niet kunnen worden aangemerkt als materiële schade die het gevolg is van een eerdere gebeurtenis, dat volgt ook uit de wetsgeschiedenis van artikel 6:96, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) (MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 336). In dit geval zijn de camera’s met bijbehorende SD-kaart en de veiligheidsstrips na het bewezen verklaarde feit aangeschaft. De benadeelde partij vreesde voor het terugkomen van de verdachte en heeft deze zaken aangeschaft om het gevoel van veiligheid te vergroten. De aangeschafte zaken dienen dus naar hun aard als beveiliging tegen toekomstige soortgelijke feiten. Daarom is in dit geval geen sprake van rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW heeft de benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding bij aantasting in de persoon op andere wijze.
De vraag is of hier, zoals door de benadeelde partij is gesteld, sprake is van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Met de inbraak in de woning van de benadeelde partij is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Niet is uitgesloten dat inbraak in woning voor een bewoner dermate ingrijpende gevolgen heeft dat zij grond kan bieden voor aannemen van aantasting in de persoon. In dit geval is er echter, mede gelet op de omstandigheid dat op het moment van de inbraak niemand thuis was, geen sprake van een situatie waarin de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dat de benadeelde partij op een andere in artikel 6:106 lid 1 BW genoemde grond in aanmerking komt voor vergoeding van de gestelde immateriële schade is niet gesteld of gebleken.
overig
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 januari 2021 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/298216-20 is de verdachte ter zake van vijf inbraken en drie pogingen tot inbraak, veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 september 2021.
Bij vonnis van 9 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/139825-21 is de verdachte ter zake van opzetheling, overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, drie inbraken en twee pogingen tot inbraak, veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 februari 2021.
Standpunt officier van justitie
De vorderingen tot ten uitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraffen moeten worden toegewezen. Omdat deze straffen bij eerdere vonnissen al gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd, moet alleen de nog openstaande gedeeltes van deze straffen ten uitvoer worden gelegd (2 maanden gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 10/298216-20 en 1 maand gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 10/139825-21).
Standpunt verdediging
De openstaande gedeeltes van deze voorwaardelijke gevangenisstraffen kunnen worden ten uitvoer gelegd.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Nu de rechtbank aan de verdachte de ISD-maatregel oplegt, zullen de vorderingen echter worden afgewezen.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5 tot en met 17
ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen geldbedragen van € 210,- en
€ 32,70;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , te betalen een bedrag van
€ 665,15 (zegge: zeshonderdvijfenzestig en vijftien eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 665,15(hoofdsom,
zegge:
zeshonderdvijfenzestig en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 665,15 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
13 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van
€ 4.254,07 (zegge: vierduizend tweehonderdvierenvijftig euro en zeven eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 4] te betalen
€ 4.254,07(hoofdsom,
zegge:
vierduizend tweehonderdvierenvijftig euro en zeven eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.254,07 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
52 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 26 januari 2021 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/298216-20 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/139825-21 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
J.H. Janssen, voorzitter,
M.J.C. Spoormaker en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 maart 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.