ECLI:NL:RBROT:2024:6583

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10/259587-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit met taakstraf

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het telen van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in de periode van 17 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Vlaardingen een hennepkwekerij opgezet met ongeveer 1.115 hennepplanten. Daarnaast werd hij beschuldigd van het wegnemen van elektriciteit van Stedin. De officier van justitie vond dat de feiten bewezen konden worden en vorderde een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en diefstal heeft gepleegd. De rechtbank kon niet vaststellen of de telling van 1.115 hennepplanten door de politie juist was, maar ging uit van de berekening van de raadsvrouw, die stelde dat er maximaal 800 planten waren. De rechtbank vond de feiten ernstig, gezien de risico's voor de volksgezondheid en de criminaliteit die met de hennepteelt samenhangen. De verdachte had een gevaarlijke situatie gecreëerd voor de omgeving door de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit.

De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte en zijn verklaring dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt. Gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, legde de rechtbank een taakstraf op van 100 uren, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank achtte het niet nodig om een voorwaardelijke straf op te leggen, gezien de houding van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/259587-22
Datum zitting en uitspraak: 6 maart 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [ardes], raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. M.A. van Rijswijk.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Vlaardingen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 1.115 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 juni 2021 tot en met
31 maart 2022 te Vlaardingen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Stedin, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen stroom
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of en/of verbreking.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
in de periode van 17 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 te Vlaardingen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam], een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer
800hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
in de periode van
3 februari 2022tot en met 31 maart 2022 te Vlaardingen, een hoeveelheid stroom dat aan Stedin toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen stroom onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.
Bewijsoverweging
Standpunt verdediging
De telling/berekening van het aantal hennepplanten door de politie is niet betrouwbaar. De verdachte heeft potten gebruikt van 11 liter met een grootte van 25x25x25 centimeter. Dit is de standaardpotgrootte die wordt gebruikt voor een hennepplant. Er passen daarmee 16 potten op 1 m2. Dit heeft de politie ook zo beschreven. De oppervlakte van de kweekruimtes is in totaal 58 m2, wat maakt dat er 928 potten in kunnen wanneer al deze ruimte wordt benut. De oppervlaktes van de looproutes en het keukentje, die volgens de verdachte 1 à 2 meter behelzen, moeten er dan nog vanaf worden gehaald. Daarom is het niet aannemelijk dat er 1.115 potten met hennepplanten zijn aangetroffen. Om die reden dient te worden uitgegaan van het aantal hennepplanten dat er volgens de verdachte stond, namelijk 720 à 730 hennepplanten.
Oordeel rechtbank
Bij het aantreffen van de hennepkwekerij bleek dat een deel van de hennepplanten al was geknipt. Daardoor kon het aantal hennepplanten niet worden geteld. De politie is daarom bij de berekening van het aantal hennepplanten uitgegaan van het aantal aangetroffen potten met hennepplanten danwel afgeknipte hennepplanten. Dat waren er volgens de politie in totaal 1.115.
De rechtbank kan niet vaststellen of deze telling onjuist is. Hoewel de rechtbank in beginsel uitgaat van de juistheid van het proces-verbaal, wordt de betrouwbaarheid daarvan in dit geval geraakt door de berekening die de raadsvrouw heeft gemaakt. Deze berekening is gebaseerd op de gegevens in het proces-verbaal van de politie en heeft daarmee voldoende feitelijke grondslag. Uitgaande van deze berekening zou het aantal potten van 1.115 niet mogelijk zijn. Daarom gaat de rechtbank uit van de berekening van de raadsvrouw. Op basis daarvan acht de rechtbank een aantal van 800 planten bewezen.

Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft gedurende enige tijd in een door hem gehuurd bedrijfspand een hennepkwekerij gehad. De verdachte heeft deze hennepkwekerij zelf opgebouwd. Hij heeft
ook bewust en uit eigen beweging gekozen voor het opstarten van een hennepkwekerij en heeft dit, zoals hij ook zelf heeft verklaard, gedaan om daarmee geld te verdienen. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
De verdachte heeft met de hennepteelt een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs.
Gelet op de hoeveelheid moet de hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee voor verdere verspreiding. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Daarbij komt dat dergelijke handel ook op andere plaatsen in de samenleving allerlei problemen veroorzaakt, vooral door de criminaliteit die met de teelt en verdere handel in hennep samenhangt, tot ernstige geweldsmisdrijven aan toe.
Bovendien heeft hij met de hennepkwekerij een gevaarlijke situatie gecreëerd voor aanwezigen in de aangrenzende bedrijfspanden. De ervaring leert immers dat hennepkwekerijen een groot risico op brand opleveren, omdat er heel veel stroom wordt gebruikt in vochtige ruimtes. Dit terwijl bij de aanleg van de installatie vaak niet wordt voldaan aan de veiligheidseisen, doordat de stroom, net als in dit geval, buiten de stroommeter om wordt afgetapt.
Door de diefstal van elektriciteit worden ook energiebedrijven benadeeld en uiteindelijk de consumenten aan wie de kosten worden doorberekend.
De verdachte is voorbij gegaan aan al deze gevolgen en heeft alleen gehandeld om er zelf financieel beter van te worden.
Persoon verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan. Hij ziet in dat het dom is geweest dat hij deze feiten heeft begaan en hij dit nooit meer moet doen. Hij werkt nu als zzp-er, heeft een betalingsregeling getroffen met Stedin om de door Stedin geleden schade te vergoeden en het gaat verder ook goed met hem. Na de onderhavige feiten is hij niet meer in aanraking gekomen met justitie.
Tijdsverloop
Sinds de aanhouding van de verdachte is bijna twee jaar verstreken. De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met dit tijdsverloop.
Straf
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een taakstraf de juiste straf. Daarnaast is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis passend.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht dat niet nodig gelet op de houding van de verdachte en het tijdsverloop. De verdachte is in de periode van bijna twee jaren die inmiddels is verstreken, niet in herhaling gevallen en hij heeft laten zien dat het verder ook goed gaat. De rechtbank meent daarom dat hij het zelf in de hand kan houden en geen stok achter de deur nodig heeft.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
mrs. J. van de Klashorst en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 6 maart 2024.