ECLI:NL:RBROT:2024:6571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
ROT 21/3449
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de clustermanager Bedrijfsvoering van de gemeente Maassluis behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 april 2021, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 49,- niet heeft betaald. De rechtbank heeft eiser herhaaldelijk geïnformeerd over de noodzaak van betaling, maar eiser heeft op geen van de verzoeken gereageerd.

De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalen van griffierecht een voorwaarde is voor het instellen van beroep. Eiser is per 12 april 2023 geëmigreerd naar België en heeft geen nieuwe adresgegevens doorgegeven aan de rechtbank, waardoor de aangetekende brieven niet zijn afgehaald. Dit komt voor rekening en risico van eiser. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak heeft geen gevolgen voor de proceskosten, aangezien het beroep niet inhoudelijk is beoordeeld.

De uitspraak is gedaan door rechter A. Dingemanse, in aanwezigheid van griffier L. van Zuijlekom, en is openbaar uitgesproken. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

De clustermanager Bedrijfsvoering van de gemeente Maassluis, verweerder

(gemachtigde: mr. H.S. Holierhoek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 30 april 2021.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. De behandeling van het beroep is door onbekende redenen niet voortgezet. Eiser is hierover bij brief van 27 juli 2023 geïnformeerd. In deze brief geeft de rechtbank aan dat het beroepschrift alsnog in behandeling genomen wordt. Aan eiser is verzocht binnen vier weken na de datum van verzending van deze brief aan te geven als hij inmiddels geen belang meer heeft bij het beroep. Ook wordt in de brief vermeld dat indien eiser binnen vier weken geen reactie geeft, het verschuldigde griffierecht zal worden geïnd en dat hij op de hoogte zal worden gehouden van het verdere verloop van de procedure.
4. Bij e-mail van 14 maart 2024 heeft de rechtbank eiser nogmaals de brief van
27 juli 2023 toegestuurd met het verzoek binnen twee weken te reageren.
5. Op beide verzoeken heeft eiser niet gereageerd.
Toetsingskader
6. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 49,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft eiser het griffierecht tijdig betaald?
7. De griffier heeft eiser bij brief van 5 april 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 4 mei 2024 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief.
7.1.
De aangetekende brief is door PostNL aan het Landelijk Dienstencentrum van de Rechtspraak (LDCR) geretourneerd met de mededeling dat deze niet is afgehaald. Blijkens de gegevens uit de basisregistratie persoonsgegevens is eiser per 12 april 2023 geëmigreerd naar België. Nu de brief is verzonden naar het postadres dat eiser heeft opgegeven (het bij de rechtbank laatst bekende adres), en eiser geen ander adres aan de rechtbank heeft doorgegeven waardoor (aangetekende) post eiser niet tijdig bereikt komt voor rekening en risico van eiser.
8. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
9. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
L. van Zuijlekom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
De griffier is verhinderd dezeuitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.