ECLI:NL:RBROT:2024:6567

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/10/679394 / KG RK 24-595
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof voor conservatoir beslag en de beoordeling van proportionaliteit en subsidiariteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2024 een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen. Het verzoek was ingediend door SERA EUROPE B.V., vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.C. Uittenbogaart, tegen een verweerster die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld is met de meerderheidsaandeelhouder van SERA. De voorzieningenrechter ontving het verzoekschrift op 23 mei 2024 en heeft partijen op 5 juni 2024 gehoord. De vordering van SERA, ter hoogte van € 3.072.054, was erkend door de verweerster, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De verweerster zou ernstig nadeel ondervinden van het beslag, wat haar maandelijkse inkomen zou aantasten. Bovendien was de vordering ontstaan vóór het huwelijk van de verweerster en haar echtgenoot, die ook hoofdelijk aansprakelijk was voor de schuld. De voorzieningenrechter concludeerde dat SERA niet voldoende had aangetoond dat er geen minder bezwarende verhaalsmogelijkheden waren ten laste van de echtgenoot. Daarom werd het verzoek tot beslaglegging afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/679394 / KG RK 24-595
Beschikking van de voorzieningenrechter van 7 juni 2024
in de zaak van
SERA EUROPE B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verzoekster,
advocaat mr. H.C. Uittenbogaart te Alphen aan den Rijn,
tegen
[verweerster],wonende te Alphen aan den Rijn,
verweerster,
advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden.
Partijen worden hierna aangeduid als Sera en [verweerster].

1.De procedure

Op 23 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter een verzoekschrift tot het
leggen van conservatoir derdenbeslag ontvangen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat partijen op het verzoek zullen worden gehoord. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Voorafgaande aan die zitting heeft mr. Nandoe Tewarie bij brief van 4 juni 2024 op het verzoek gereageerd en stukken overgelegd. Ter zitting heeft mr. Uittenbogaart pleitaantekeningen overgelegd. Partijen en hun advocaten zijn ter zitting verschenen, Sera vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1].

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van [verweerster] onder SRLEV N.V., de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Nationale Nederlanden Nederland B.V. en [naam 2]. Het beoogde beslag dient tot zekerheid van een vordering van € 3.072.054,- waarvoor Sera zich op [verweerster] kan verhalen. [verweerster] heeft het bestaan en de opeisbaarheid van deze vordering erkend.
2.2.
Omdat de vordering als zodanig niet ter discussie staat, is voldaan aan het vereiste dat summierlijk van de aannemelijkheid van die vordering moet blijken.
2.3.
In dit geval verdient het vereiste van proportionaliteit en subsidiariteit bijzondere aandacht. Dit houdt verband met het volgende.
2.4.
De vordering van Sera op [verweerster] vloeit voort uit een rekening-courantverhouding die bestaat tussen Sera en haar meerderheidsaandeelhouder en voormalig bestuurder [naam 2]. [naam 2] en [verweerster] zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Zij zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Vanwege de huwelijksgoederengemeenschap is [verweerster] naast [naam 2] hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel van de schuld uit de rekening-courantverhouding. De afwikkeling van het huwelijk verloopt conflictueus. [verweerster] heeft jegens de SVB aanspraak op een AOW-uitkering en jegens SRLEV en Nationale Nederlanden op een pensioenuitkering. Jegens [naam 2] heeft [verweerster] ingevolge een uitspraak van de familierechter voorlopig aanspraak op een alimentatie-uitkering van € 2.100,-.
2.5.
Met het verzoek beoogt Sera beslag te kunnen leggen ten laste van [verweerster] voor het geheel van haar vordering. In beginsel staat haar dit vrij. Dat volgt immers uit de hoofdelijke verbondenheid van [verweerster]. Tegelijk is duidelijk dat [verweerster] ernstig nadeel zal ondervinden van de beslagen, omdat haar dit rechtstreeks zal treffen in haar maandelijkse inkomen, zodanig dat slechts de beslagvrije voet resteert. Dit volgt reeds uit de aard van die beslagen, maar is ook door [verweerster] aangevoerd en door Sera niet bestreden. Daarbij komt dat [verweerster] geen invloed heeft gehad op het ontstaan van de vordering, omdat – zoals zij onbetwist heeft aangevoerd – deze vóór het huwelijk van [naam 2] en [verweerster] is ontstaan toen [naam 2] bestuurder was van Sera. In deze omstandigheden mag van Sera redelijkerwijs verwacht worden waar mogelijk haar pijlen vooral te richten op verhaalsmogelijkheden ten laste van [naam 2] voor zover die (aanzienlijk) minder bezwarend zijn. Sera heeft aangevoerd dat zij van [naam 2] zekerheden heeft bedongen in de vorm van schriftelijke toezeggingen, zoals ter zake van zijn aanspraken uit goodwill. Sera heeft echter niet gesteld, laat staan onderbouwd, hoe hard die zekerheden zijn en welk bedrag met die vermeende zekerheden is gemoeid. Concretisering van een en ander had in de gegeven omstandigheden wel van Sera mogen worden verwacht. Heeft Sera immers al zekerheid gesteld voor (een aanzienlijk deel van) de vordering, dan valt niet in te zien waarom daarnaast ook nog zeer bezwarend beslag ten laste van de medeschuldenaar gelegd moet worden. Ook is tijdens de zitting gebleken dat [naam 2] eigenaar is van een woning. Sera heeft kennelijk geen aanleiding gezien verlof te verzoeken voor het leggen van conservatoir beslag op die woning. Evenmin is gebleken dat Sera geprobeerd heeft andere verhaalsobjecten van [naam 2] te vinden en daarop beslag te leggen.
2.6.
Bij deze stand van zaken verdraagt beslaglegging ten laste van [verweerster] op de hiervoor bedoelde uitkeringen zich niet met het vereiste van proportionaliteit en subsidiariteit. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
1426/1980