ECLI:NL:RBROT:2024:6563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
10/068907-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door steekincidenten met een mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte heeft op 25 februari 2024 in Rozenburg twee steekincidenten gepleegd waarbij hij twee slachtoffers met een mes heeft verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/068907-24
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Tegenspraak (279 Sv.)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, te weten de poging doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2);
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde, te weten de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 1 en 2 primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1 en 2 subsidiair)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De aangever [aangever 1] heeft niet willen meewerken aan een letselonderzoek, waardoor niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
De verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van hetgeen overigens onder 2 ten laste is gelegd, omdat de verklaring van de aangever niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat juist hij werd aangevallen.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling van de aangevers [aangever 1] (feit 1) en [aangever 2] (feit 2) wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen in bijlage II stelt de rechtbank vast dat er op 25 februari 2024 twee steekincidenten in de woning aan [adres 2] hebben plaatsgevonden. Hierbij heeft de aangever [aangever 1] (feit 1) letsel opgelopen aan zijn buik en de aangever [aangever 2] (feit 2) aan zijn hand en arm.
Feit 1
De aangever [aangever 1] (feit 1) heeft verklaard dat hij rond 12:30 uur in zijn kamer zat toen hij gebonk op de deur hoorde. Op het moment dat hij de deur opendeed, zag hij de verdachte met een mes in zijn hand en werd hij door de verdachte in zijn buik gestoken. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de echtgenote van [aangever 1] , [naam] , die aanwezig was bij het steekincident. De verbalisanten die ter plaatse waren, hebben het letsel waargenomen en fotografisch vastgelegd.
Feit 2
De aangever [aangever 2] (feit 2) heeft verklaard dat hij rond 17:40 uur op het balkon door de verdachte is aangevallen met een groot mes waarbij hij is geraakt in zijn linkerarm. De aangever heeft het mes geprobeerd af te weren met zijn rechterhand en is daar toen ook geraakt. Daarna vochten zij nog met elkaar waarbij de verdachte zich vermoedelijk verwond zal hebben. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door het letsel dat hij heeft opgelopen aan zijn linker bovenarm en zijn rechterhand.
De verklaring van de verdachte, dat juist de aangever [aangever 2] een mes had getrokken, dat de verdachte heeft afgepakt waarbij de verdachte in zijn hand is gesneden, acht de rechtbank hoewel ook hij handletsel heeft, niet aannemelijk. Uit de namens de verdachte geschetste toedracht volgt immers niet waardoor de aangever op twee plekken gewond is geraakt. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder op de bewuste dag de aangever [aangever 1] heeft gestoken, waarbij de verdachte de agressor was. Hierna heeft hij zich voorzien van een ander, groter, mes dat door hem is gebruikt bij het steekincident met de aangever [aangever 2] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien dan ook bewezen dat de verdachte beide aangevers heeft gestoken.
Het handelen van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten worden aangemerkt als een poging tot zware mishandeling. Uit de hiervoor genoemde verklaringen blijkt dat de verdachte de aangevers heeft gestoken in de buik respectievelijk in de hand en arm. Zowel de buik als de arm zijn kwetsbare delen van het menselijk lichaam, omdat zich daar belangrijke organen en slagaders bevinden. Met zijn handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze kwetsbare onderdelen op een dusdanige manier zouden worden geraakt, dat aan de aangevers zwaar lichamelijk letsel zou worden toebracht. De pogingen tot zware mishandeling van de aangevers zijn daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 februari 2024 te Rozenburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes, in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 25 februari 2024 te Rozenburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] meermalen, met een mes, in de hand en de arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 en 2:
Telkens:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de is gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt een poging tot zware mishandeling door de slachtoffers met een mes te steken. De slachtoffers hebben als gevolg hiervan letsel opgelopen. Gelet op de plekken waar de verdachte de slachtoffers heeft gestoken had het letsel bij beiden veel ernstiger kunnen zijn. Dat dit niet het geval is, is niet aan de verdachte te danken. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast ontstaat een gevoel van onveiligheid in de omgeving en in de maatschappij door dit soort misdrijven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 mei 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Hoewel de reclassering zorgen heeft over de psychische gesteldheid van de verdachte, adviseert zij een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Dit komt enerzijds omdat de verdachte slechts beperkt in gesprek is gegaan met de reclassering en hierdoor onvoldoende informatie is verkregen. Anderzijds zijn er onvoldoende mogelijkheden voor interventies, omdat de verdachte beperkt in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Hiervoor bestaat echter gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding. De rechtbank ziet gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voornamelijk de omstandigheid dat de detentie hem extra zwaar valt, omdat hij geen Nederlands spreekt en verstoken is van contact met zijn familie en/of vrienden met wie hij zich niet goed in verbinding kan stellen aanleiding om de eis van de officier van justitie enigszins te matigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, inde buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de buik te steken;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de pols en/of de hand en/of de arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omaan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de pols en/of de hand en/of de arm heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een soortgelijk scherp en/of puntig voorwerp, in de pols en/of de hand en/of de arm te steken.