ECLI:NL:RBROT:2024:6546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
24/5831 en 24/6537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verkeersbesluit en toestemmingsbesluit voor gebruik parkeerstrook als terras

Op 12 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende verzoeken om voorlopige voorzieningen. De zaak betreft een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat het gebruik van een parkeerstrook door keurmerktaxi’s heeft opgeheven, waardoor deze strook tussen 18.00 en 08.00 uur als gewone parkeergelegenheid kan worden gebruikt. De burgemeester heeft daarnaast toestemming verleend aan een horecagelegenheid om deze parkeergelegenheid tijdelijk in gebruik te nemen als terras. Een derde partij, verzoekster, is het hier niet mee eens en heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 4 juli 2024 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat het verkeersbesluit niet is genomen met het oog op verkeersbelangen, maar voornamelijk om economische redenen, namelijk het mogelijk maken van een terras. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat met het verkeersbesluit een verkeersbelang wordt gediend. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de bestreden besluiten en het verkeersbesluit te schorsen tot de uitspraak op het beroep. Tevens zijn de burgemeester en het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen, aangezien het gebruik van de parkeerstrook als terras voorlopig is stopgezet. De voorzieningenrechter benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/5831 en 24/6537

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoekster

(gemachtigde: mr. J.A. Crijnen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

de burgemeester van Rotterdam
(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [naam horecagelegenheid] uit [plaatsnaam 2]
(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. Het college heeft op 14 augustus 2023 een verkeersbesluit genomen dat betrekking heeft op een parkeergelegenheid (de strook) ter hoogte van [naam horecagelegenheid]. Met het bestreden besluit I van 11 april 2024 op het bezwaar van verzoekster is het college bij dit besluit gebleven. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld (ROT 24/4872). Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (ROT 24/6537).
2. Met het bestreden besluit II van 17 mei 2024 heeft de burgemeester [naam horecagelegenheid] toestemming verleend om de strook tijdelijk in gebruik te nemen als terras, van 15 mei tot en met 15 oktober 2024 tussen 18.00 en 23.00 uur. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (ROT 24/5831).
3. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, [naam 2] (namens verzoekster), de gemachtigde van de burgemeester en het college, [naam 3] en [naam 4] (beiden namens de burgemeester en het college) en de gemachtigde van [naam horecagelegenheid].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat houdt het verkeersbesluit in?
4. Het verkeersbesluit gaat over een strook van 49 meter aan de Rodezand in Rotterdam die was ingericht als laad- en losplaats voor goederen tussen 08.00 en 18.00 uur, en van 18.00 tot 08.00 uur als standplaats voor keurmerktaxi’s. Met het verkeersbesluit wordt het gebruik van de strook voor keurmerktaxi’s opgeheven, zodat de strook tussen 18.00 en 08.00 uur een ‘gewone’ parkeergelegenheid wordt. [1]
Waar gaat het in deze zaken om?
5. Verzoekster exploiteert een hotel en congrescentrum aan [adres], op de hoek met de Rodezand. De strook ligt aan het trottoir naast het pand waarin het hotel en congrescentrum zijn gevestigd.
6. Door het verkeersbesluit en het toestemmingsbesluit van 17 mei 2024 is het voor [naam horecagelegenheid] mogelijk geworden om de strook voor een bepaalde periode te gebruiken als terras. Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij wil met de verzoeken om een voorlopige voorziening bereiken dat de besluiten worden geschorst, zodat [naam horecagelegenheid] de strook voorlopig niet als terras mag gebruiken.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe
7. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beoordeling van het verkeersbesluit
8. Het gebruik van de strook als terras wordt mogelijk gemaakt omdat het college een ‘gewone’ parkeergelegenheid heeft gecreëerd met het verkeersbesluit. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om eerst het verkeersbesluit, zoals gehandhaafd in bestreden besluit I, te beoordelen. Als dit besluit geen stand houdt, dan heeft dit ook gevolgen voor het toestemmingsbesluit.
9. Het college kan een verkeersbesluit nemen als daarmee een verkeersbelang wordt gediend. Die verkeersbelangen staan in artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw):
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Een verkeersbesluit moet dus ten minste één van de in artikel 2 van de Wvw genoemde belangen als doel hebben. Het college heeft beoordelingsruimte bij de uitleg van de in artikel 2 van de Wvw genoemde begrippen. De bestuursrechter toetst of het college geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het college heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate bij het besluit moeten worden betrokken, moet het die belangen tegen elkaar af wegen. Daarbij komt het college beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het college hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2 van de Wvw worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke manier die belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
10. Het college stelt dat het overleg heeft gehad met de taxibranche en dat daaruit naar voren kwam dat er in de zomerperiode een minder grote behoefte is aan de taxiplekken op de strook. Hierdoor is het niet nodig om het gebruik van de strook te beperken tot taxi’s met een keurmerk, zodat deze beperking kan worden opgeheven. Er is echter ook geen behoefte aan extra parkeerplaatsen, omdat er in de buurt een parkeergarage is. De strook voldoet daarom niet meer aan de inrichtingswensen. De Rodezand is een levendige uitgaansstraat met nagenoeg geen bewoning. Om het huidige karakter te versterken en verder te verlevendigen, is hier ruimte voor meer horeca. Vandaar dat met het toestemmingsbesluit de mogelijkheid wordt gegeven om de strook te gebruiken als terras. Volgens het college wordt met het verkeersbesluit een verkeersbelang gediend, omdat de vrijheid van het verkeer en de bruikbaarheid van de weg (zoveel mogelijk) worden gewaarborgd.
11. De voorzieningenrechter volgt het college hierin niet. In het bestreden besluit I staat dat het verkeersbesluit het mogelijk maakt dat de strook door meer groepen gebruikers kan worden gebruikt, maar het college heeft tijdens de zitting niet kunnen toelichten om welke (weg)gebruikers het dan gaat. Uit de gehele procedure blijkt dat het doel van het verkeersbesluit is om het terras mogelijk te maken op de strook. Dit blijkt onder meer uit het verkeersbesluit zelf, waarin de mogelijkheid van het leggen van een terrasvlonder al wordt vermeld. Ook uit brieven van 31 mei 2022 en 2 mei 2023 van wethouders [naam 5] en [naam 6] blijkt dat het de bedoeling was om het gebruik van een terras op de strook mogelijk te maken. [2] Het verkeersbesluit beoogt dus niet om de strook in gebruik te nemen als
wegof als waarborg voor de vrijheid van het
verkeer, maar dient alleen een economisch belang. De strook wordt namelijk onttrokken aan het verkeer ten behoeve van een terras. Het college heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat met het verkeersbesluit een verkeersbelang wordt gediend.
12. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het bestreden besluit I en het verkeersbesluit van 14 augustus 2023 zullen worden geschorst. Nu het verkeersbesluit wordt geschorst, ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding om het toestemmingsbesluit (bestreden besluit II) te schorsen. Door de schorsing van het verkeersbesluit en daarmee het vervallen van de parkeerplaatsen op de strook, komt de grondslag aan het toestemmingsbesluit te ontvallen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en treft de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten en het verkeersbesluit van 14 augustus 2023 zijn geschorst tot de uitspraak op het beroep.
14. Omdat de voorzieningenrechter de verzoeken toewijst moeten de burgemeester en het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden.
15. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester en het college, ieder voor de helft, in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Omdat sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb beschouwt de voorzieningenrechter de zaken voor wat betreft de kosten van rechtsbijstand als één zaak. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst de bestreden besluiten en het verkeersbesluit van 14 augustus 2023 tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- (ROT 24/6537) aan verzoekster moet vergoeden;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- (ROT 24/5831) aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester en het college, ieder voor de helft, tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In het verkeersbesluit staat dat er twee onderborden worden geplaatst onder twee bestaande E09 borden, met de tekst ‘uitgezonderd 18:00 uur - 23:00 uur t.h.v. Irish Pub’.
2.De voorzieningenrechter verwijst volledigheidshalve naar de overwegingen in de uitspraak van 29 september 2023 van de voorzieningenrechter over het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het verkeersbesluit (ROT 23/5998).