Uitspraak
- de conclusie van antwoord en de producties 1-5;
- de oproepingsbrieven en de zittingsagenda van de rechtbank;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat op basis van een objectieve en aannemelijke uitleg kamerbewoning daar in beginsel onder valt ongeacht of de huurders / bewoners tot hetzelfde gezin behoren of niet.
Op de zitting heeft [gedaagde] hierop de volgende toelichting gegeven. De huursom voor een jaar wordt verdeeld over negen maanden en zo wordt in negen maanden de jaarhuur voldaan. Door deze manier van (deels) vooruit betalen wordt vermeden dat studenten in de laatste maanden al weggaan. De bewoners zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele huursom. Het huurcontract loopt per kalenderjaar; het lopende contract loopt tot en met december 2024. Bij tussentijdse wisselingen van bewoners zijn er toe nu toe geen nieuwe overeenkomsten opgesteld. De een gaat en de ander komt; per jaar komen er een of twee nieuwe bewoners, van wie dan de namen worden doorgegeven. Een aantal bewoners blijft dus langer dan een jaar. De bewoners regelen zelf opvolging als er iemand weggaat. Er is een woordvoerder namens de bewoners, die er al twee tot drie jaar zit en de huur overmaakt.
Van de gestelde toestemming in 2016 is geen enkele documentatie voorhanden. Uit de notulen van de vergadering van 5 april 2022, waarop [eiser] niet aanwezig was, blijkt dat [eiser] per e-mail – niet blijkt van een oproeping met een agenda – de kamerverhuur ter sprake heeft gebracht, waarop als volgt is gereageerd in de vergadering:
“5. Rondvraag. De vergadering bespreekt het door [eiser] ingebrachte punt per e-mail dat er sprake zou zijn van commerciële kamerverhuur. De vergadering komt tot de conclusie dat hier geen sprake van is”. Deze reactie kan niet als toestemming worden aangemerkt.