ECLI:NL:RBROT:2024:6526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/4283
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de Nationale Politie, Politiedienstencentrum, Afdeling Privacy, omdat verweerder volgens eiser niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens. Dit verzoek is gedaan op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) op 24 januari 2023. De rechtbank stelt vast dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder na het instellen van het beroep alsnog op 10 april 2024 een besluit heeft genomen. Eiser heeft aangegeven dat hij eerst inhoudelijk naar dit besluit wil kijken voordat hij bezwaar aantekent.

De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft dit gedaan op 30 mei 2023, maar verweerder had al eerder de termijn verdaagd. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat verweerder wel het griffierecht aan eiser moet vergoeden, evenals de proceskosten. De gemachtigde van eiser heeft beroepsmatig rechtsbijstand verleend, en de rechtbank kent een vergoeding van € 437,50 toe voor de gemaakte kosten.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, en mr. M. Damen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2024. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 184,- en de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: [persoon A] ),
en

Nationale Politie, Politiedienstencentrum, Afdeling Privacy, verweerder,

(gemachtigde: mr. N.J. Mathura).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van 24 januari 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
Eiser heeft de aanvraag ingediend op 24 januari 2023. In de AVG is een termijn van vier weken opgenomen waarbinnen verweerder op deze aanvraag moet beslissen. Verweerder had uiterlijk op 23 februari 2023 moeten beslissen, zoals door verweerder in de ontvangstbevestiging van 9 februari 2023 is aangegeven. Op 1 maart 2023 heeft verweerder de termijn verdaagd tot uiterlijk 2 mei 2023. Eiser heeft verweerder op 30 mei 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn ruimschoots twee weken voorbij gegaan.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder na het instellen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, namelijk op 10 april 2024. Eiser heeft daarom geen proces-belang meer bij het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij bericht van 12 april 2024 heeft de rechtbank van eiser vernomen dat eerst inhoudelijk naar het besluit gekeken zal worden, alvorens besloten wordt bezwaar aan te tekenen. Verweerder heeft bij besluit van 6 mei 2024 een dwangsombesluit genomen, waarin aan eiser een dwangsom van € 1.442,- is toegekend.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De rechtbank acht de gemachtigde van eiser voldoende deskundig om aan te nemen dat hij in deze procedure beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend in de zin van het Bpb. [2] Verder heeft de gemachtigde desgevraagd bevestigd dat hij kosten voor zijn bijstand bij zijn cliënt in rekening brengt. Verweerder is in de gelegenheid gesteld te reageren op hetgeen eiser ter facturatie heeft ingediend. De vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.