Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis in incident gewezen in de zaak tussen [eiseres], woonachtig te Schiedam, en [gedaagde], eveneens woonachtig te Schiedam. [Eiseres] is de eiseres in de hoofdzaak en in het incident, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Beumer te Middelharnis. [Gedaagde] is de gedaagde in de hoofdzaak en verweerder in het incident, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 16 mei 2024, gevolgd door een herstelexploot op 24 mei 2024 en een incidentele conclusie tot voeging.
In het incident heeft [eiseres] gevorderd dat de hoofdzaak wordt gevoegd met een andere zaak die door HVS Yachting B.V. aanhangig is gemaakt, onder zaak- en rolnummer C/10/679268 / HA ZA 24-422. [Eiseres] stelt dat de vordering van [gedaagde] aan de vordering van HVS Yachting is verknocht, en dat de zaken daarom samenhangen. [Gedaagde] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft enkele opmerkingen gemaakt over de gevorderde voeging.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdzaak en de zaak van HVS Yachting inderdaad verknocht zijn en dat de gevorderde voeging moet worden toegewezen op basis van artikel 222 lid 1 Rv. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank heeft verder besloten om de zaak op 21 augustus 2024 opnieuw op de rol te zetten voor het nemen van een conclusie van antwoord.