ECLI:NL:RBROT:2024:6513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
10/070676-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van braak met gevangenisstraf opgelegd

Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal door middel van braak. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd op 19 maart 2022 in een woning aan [adres 2] in [plaatsnaam] goederen te hebben weggenomen. De officier van justitie, mr. K.W. van Damme, eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, maar de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak en legde een gevangenisstraf van 3 maanden op.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak en dat hij sleutels en andere goederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank sprak de verdachte voor een deel vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat niet alle feiten bewezen konden worden. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten.

De rechtbank benadrukte dat woninginbraken ernstige inbreuken op de privacy van de bewoners met zich meebrengen en dat de verdachte geen respect had getoond voor de eigendommen van de aangever. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd bepaald dat de tijd die hij in verzekering had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/070676-23
Datum uitspraak: 20 juni 2024
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.W. van Damme heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Bewezenverklaring

4.1.
Bewijswaardering
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II komt de rechtbank, net als de officier van justitie, tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het is daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak.
4.2.
Partiele vrijspraak zonder motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel is bewezen dat de verdachte sleutels, in elk geval enige goederen heeft weggenomen, zodat verdachte voor het overige partieel zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 maart 2022 te [plaatsnaam],
in een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sleutels, in elk geval enige goederen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraak in de woning terwijl de aangever op vakantie was. Een woninginbraak is een naar en ernstig feit, dat bij de bewoners een gevoel van onveiligheid teweegbrengt en inbreuk maakt op hun privacy. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor de eigendommen van de aangever.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 april 2024 en een uittreksel van het European Criminal Records Information System (Ecris) van 9 augustus 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Dit maakt dat de rechtbank van de strafeis van de officier van justitie afwijkt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. S. van Driel en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te [plaatsnaam],
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meer horloges (merken Rolex, Omerga, Balmain en/of Armani), een ketting (zilver), een portemonee met inhoud, geld (ongeveer 50 euro
)en/of een of meer sleutelhangers en/of sleutels, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.