In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Van Domburg Partners B.V. (VDP) en OCP Solutions B.V. en Estate of the Art B.V. (OCP c.s.). De rechtbank oordeelde dat het onaanvaardbaar is om de overeenkomst ongewijzigd in stand te houden, gezien de redelijkheid en billijkheid. De partijen waren het niet eens over de afrekening van een samenwerking waarbij VDP de productie van OCP voor verschillende projecten had gefinancierd, maar deze projecten waren niet gerealiseerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het risico van het mislukken van de projecten gelijk verdeeld moet worden tussen de partijen, omdat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de risicoverdeling.
VDP had gevorderd dat OCP een bedrag van € 278.352,44 aan haar zou betalen, plus wettelijke rente. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, evenals de beslagkosten van € 4.881,90. De rechtbank heeft echter de vorderingen van VDP tegen de bestuurders van OCP, [gedaagde01] en Estate of the Art, afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze bestuurders persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt voor de onrechtmatige daad die VDP hen toeschreef. De rechtbank heeft ook de opheffing van de door VDP gelegde beslagen ten laste van OCP c.s. bevolen, omdat de vorderingen tegen hen ondeugdelijk waren.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt, en heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in contractuele relaties en de voorwaarden waaronder bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de daden van hun vennootschap.