ECLI:NL:RBROT:2024:6474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10/215783-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel en taakstraf

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 12 april 2022 te Maassluis. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het veroorzaken van een ongeval door het niet verlenen van voorrang aan een bromfietsbestuurder, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De officier van justitie eiste een taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Tijdens de zitting op 18 juni 2024 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte, door zonder snelheid te minderen het kruispunt op te rijden en geen voorrang te verlenen, aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 90 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersovertredingen en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/215783-22
Datum uitspraak: 2 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats]
raadsman mr. R.F. Nelisse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 uur subsidiair 45 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, omdat geen sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De verdachte heeft geen voorrang verleend aan een bromfiets. Dit betreft één enkele verkeersovertreding. Er is sprake van een tijdelijke onoplettendheid en daarmee kan niet worden bewezen dat de verdachte ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld’.
4.2.
Beoordeling rechtbank
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er moet minimaal sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Op 12 april 2022 heeft de verdachte als bestuurder van een personenauto een bromfiets aangereden op het kruispunt van de Industrieweg en de Maasweg te Maassluis. De heer [slachtoffer] was bestuurder van die bromfiets en heeft als gevolg van de aanrijding een bloeding rondom de hersenvliezen opgelopen, waarvoor chirurgische interventie nodig is geweest. Uit de beschikbare camerabeelden volgt dat de verdachte het kruispunt is genaderd zonder waarneembaar snelheid te verminderen. De verdachte heeft de heer [slachtoffer] , die op de kruising reed, niet opgemerkt terwijl hij vrij zicht had op het kruispunt. De verdachte heeft vervolgens in strijd met bord B6 en de op de weg aangebrachte “haaientanden”, geen voorrang verleend aan de heer [slachtoffer] .
Een dergelijk verkeersbord en “haaientanden” vragen van bestuurders extra oplettendheid en gerichte aandacht voor overstekende – en in dit geval kwetsbare – verkeersdeelnemers. De verdachte heeft – ondanks dat hij bekend was met het kruispunt –deze noodzakelijke oplettendheid niet betracht. De verdachte had het slachtoffer kunnen zien als hij voldoende had gekeken. Door zonder te kijken en zonder snelheid te minderen het kruispunt op te rijden, heeft de verdachte veel risico genomen. Van een enkel moment van onoplettendheid of één enkele verkeersfout is dan ook geen sprake. Het samenstel van gedragingen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Het verkeersongeval dat hierdoor is veroorzaakt, is daarom aan de schuld van de verdachte te wijten.
4.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit zal bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Primair
hij
op 12 april 2022 te Maassluis
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
aanmerkelijk onvoorzichtig en
onoplettend en met aanmerkelijke verwaarlozing
van de te dezen geboden zorgvuldigheid (hetgeen bevestigd wordt door de
bijgevoegde beelden),
te rijden op of nabij de kruising van de Maasweg en de Industrieweg, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- die kruising is
opgereden, en
- ( daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer op die kruising heeft
gehouden, en
- ( daarbij) (aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een scooter vanaf (een fietspad van) de Industrieweg eveneens die kruising was genaderd en was opgereden, en
- ( vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan die scooter, en
- ( vervolgens) tegen die scooter is aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder
meer) een bloeding rondom de hersenvliezen, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto door zijn onvoorzichtigheid en onoplettendheid een verkeersongeval veroorzaakt. Hij is zonder snelheid te minderen een kruispunt genaderd. Daar heeft hij niet opgemerkt dat er vanaf zijn linkerzijde een bromfiets kwam aanrijden. Tegen de verkeersregels in heeft hij geen voorrang verleend aan de bromfiets en heeft hij deze aangereden. De heer [slachtoffer] , bestuurder van de bromfiets, heeft als gevolg van het ongeval ernstig lichamelijk letsel opgelopen. Er was sprake van een bloeding rondom zijn hersenvliezen en hij heeft twee weken in coma gelegen. Hij is geopereerd en moest langere tijd revalideren. Het ongeval heeft nog altijd grote impact op het slachtoffer en zijn familie. Het is bovenal de vraag of hij volledig zal herstellen.
Hoewel de gevolgen van het handelen van de verdachte groot zijn, verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte deze gevolgen niet heeft gewild. Daarnaast heeft de verdachte meteen na het ongeval hulp geboden aan het slachtoffer. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte het vreselijk vindt wat er gebeurd is en dat hij meerdere malen geprobeerd heeft contact te zoeken met het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van aanmerkelijk schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden opgelegd.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de houding van de verdachte en het tijdsverloop van de zaak.
Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging opleggen van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank reden om deze ontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe herhaling van gevaar veroorzakend verkeersgedrag door de verdachte tegen te gaan en hem te manen in het vervolg voorzichtiger te zijn in het verkeer.
Alles overwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf van 90 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen.
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 2 juli 2024.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 12 april 2022
te Maassluis
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/ of oplettend en/ of met aanmerkelijke verwaarlozing
van de te dezen geboden zorgvuldigheid (hetgeen bevestigd wordt door de
bijgevoegde beelden),
te rijden op of nabij de kruising van de Maasweg en de Industrieweg, althans op één
van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- na aanvankelijk voorrang te hebben verleend aan een vanaf de Industrieweg die
kruising oprijdende bedrijfsauto,(vervolgens) is opgetrokken en die kruising is
opgereden, en/ of
- ( daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer op die kruising heeft
gehouden, en/ of
- ( daarbij) (aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat (vlak) achter die
bedrijfsauto een scooter vanaf (een fietspad van) de Industrieweg eveneneens die
kruising was genaderd en/of was opgereden, en/of
- ( vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan die scooter, en/of
- ( vervolgens) tegen die scooter is opgebotst en/of aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder
meer) een bloeding rondom de hersenvliezen, althans ernstig hersenletsel, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 12 april 2022
te Maassluis
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Maasweg en/ of nabij of op de kruising van de Maasweg en/ of de Industrieweg,
- na aanvankelijk voorrang te hebben verleend aan een vanaf de Industrieweg die
kruising oprijdende bedrijfsauto, (vervolgens) is opgetrokken en die kruising is
opgereden, en/ of
- ( daarbij) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer op die kruising heeft
gehouden, en/ of
- ( daarbij) (aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat (vlak) achter die
bedrijfsauto een scooter vanaf (een fietspad van) de Industrieweg eveneens die
kruising was genaderd en of was opgereden, en/ of
- ( vervolgens) geen voorrang heeft verleend aan die scooter, en/of
- ( vervolgens) tegen die scooter is opgebotst of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/ of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd (hetgeen bevestigd wordt door de bijgevoegde
beelden).