In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], was preventief gedetineerd en had geen inschrijving in de basisregistratie personen. De officier van justitie, mr. H. Galen, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen toestemming had gegeven voor het doorzoeken van zijn rugzak, wat volgens hen een vormverzuim opleverde. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een vormverzuim. De verdachte was op 21 maart 2024 staande gehouden door verbalisanten die een verdachte situatie observeerden. Bij de doorzoeking van zijn rugzak werd een aanzienlijk bedrag van € 250.005,- aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, zonder voorwaardelijk strafdeel, omdat de verdachte had verklaard na zijn straf terug te keren naar Albanië. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had.