ECLI:NL:RBROT:2024:6421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
10/098864-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor witwassen van een aanzienlijk contant geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], was preventief gedetineerd en had geen inschrijving in de basisregistratie personen. De officier van justitie, mr. H. Galen, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen toestemming had gegeven voor het doorzoeken van zijn rugzak, wat volgens hen een vormverzuim opleverde. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een vormverzuim. De verdachte was op 21 maart 2024 staande gehouden door verbalisanten die een verdachte situatie observeerden. Bij de doorzoeking van zijn rugzak werd een aanzienlijk bedrag van € 250.005,- aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, zonder voorwaardelijk strafdeel, omdat de verdachte had verklaard na zijn straf terug te keren naar Albanië. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/098864-24
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. D.K. Roelofsen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. Galen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen toestemming heeft gegeven om in zijn rugzak te kijken door te zeggen ‘You can look’. Daarbij had de cautie moeten worden gegeven alvorens de verdachte werd gevraagd wat er in de tas zat. Als de woorden ‘you can look’ al geuit zijn, moet deze verklaring uitgesloten worden van het bewijs omdat de cautie niet gegeven is en dit een vormverzuim oplevert in de zin van 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv). Omdat er geen toestemming gegeven is - dan wel deze toestemming moet worden uitgesloten van het bewijs gelet op het vormverzuim - moest er sprake zijn van een verdenking alvorens in de tas mocht worden gekeken. De verdediging stelt dat daar geen sprake van was, zodat de inbeslagname en de doorzoeking van de rugzak onrechtmatig waren. Dit is eveneens een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en als gevolg daarvan dient het geld dat in de rugzak van de verdachte is aangetroffen te worden uitgesloten van het bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op 21 maart 2024 waren acht verbalisanten belast met algemene surveillance. Zij zagen dat een personenauto Opel Insignia met Duits kenteken een melding gaf op het ANPR-systeem om dit voertuig te controleren wegens ondermijnende criminaliteit. Zij volgden de Opel naar een parkeerplaats ter hoogte van de Schiedamsesingel te Rotterdam. Op de parkeerplaats stond de verdachte met een zwarte rugzak op zijn rug te wachten. De verdachte stak zijn hand op naar de bestuurder van de Opel toen die aankwam op de parkeerplaats. De verbalisanten zagen dat de verdachte in het voertuig stapte en zagen dat zijn rugzak op dat moment leeg was. De verdachte vouwde de rugzak namelijk op tot een klein formaat toen hij instapte. Enkele minuten later zagen de verbalisanten de verdachte weer uitstappen. Zij zagen dat de rugzak bol stond en dat het de verdachte kennelijk moeite kostte om de rugzak op zijn rug te doen. Zij zagen verder dat de rugzak zeer duidelijk gevuld was, doordat er diverse vormen in de rugzak zichtbaar waren.
De verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen geschreven dat het hen ambtshalve bekend is dat er op deze manier zeer regelmatig strafbare transacties van goederen, dan wel verdovende middelen plaatsvinden. De verdachte is vervolgens staande gehouden. Hierbij zag de verbalisant dat de verdachte een wit gezicht kreeg en begon te trillen en transpireren. De verbalisant heeft vervolgens in de Engelse taal gevraagd wat er in de rugzak zat, waarop de verdachte antwoordde: ‘You can look’ en de rugzak afdeed. De verbalisant heeft hierop de inhoud van de rugzak van de verdachte bekeken en de rugzak met inhoud in beslag genomen. In de rugzak is een geldbedrag van € 250.005,- aangetroffen.
Naar oordeel van de rechtbank is hier geen sprake van een vormverzuim. De vraag wat er in de tas zit, heeft niet te gelden als een vraag naar de betrokkenheid bij een strafbaar feit, zodat het doen van de in artikel 29 lid 2 Sv bedoelde mededeling voorafgaand aan het stellen van die vraag niet was vereist. De rechtbank gaat voorts uit van het op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten, waarin staat dat in reactie op die vraag toestemming gegeven is de inhoud van de tas te bekijken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 21 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander een
voorwerp, te weten
- een contant geldbedrag van in totaal
€ 250.005,00
heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader wisten dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een zeer aanzienlijk contant geldbedrag. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, waardoor de samenleving wordt geraakt. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van andere misdrijven aantrekkelijk kan maken. De veelal lucratieve vormen van criminaliteit zouden immers niet zo aantrekkelijk zijn als de daders er niet in slaagden wegen te vinden om de opbrengsten hiervan aan het zicht van justitie en de fiscus te onttrekken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 11 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. De rechtbank ziet de toegevoegde waarde van een voorwaardelijk strafdeel niet, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard na het uitzitten van zijn straf terug naar Albanië te zullen gaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en L. van Hemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 21 maart 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
voorwerpen, te weten
- een contant geldbedrag van (in totaal) € 250.185,00
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk –
afkomstig was/waren uit enig misdrijf.