ECLI:NL:RBROT:2024:6418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
10/027205-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor mishandeling van echtgenote met bekende feiten en omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote. De verdachte heeft bekend dat hij zijn echtgenote heeft geslagen, bij de keel gegrepen en geduwd. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, en heeft bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, mishandeling, geëist. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar heeft het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard op basis van de bekentenis van de verdachte.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd in aanmerking genomen. De verdachte heeft zijn echtgenote in hun eigen woning mishandeld, wat de rechtbank als een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit beschouwt. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de aanbevelingen van de reclassering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte een taakstraf op te leggen van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit en de noodzaak om de verdachte te helpen bij het opbouwen van een zelfredzaam bestaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/027205-24
Datum uitspraak: 26 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. H.J.E. Korteweg, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde, te weten poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, te weten mishandeling van zijn echtgenote;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 4 april 2024.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het subsidiair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 21 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 te
Rotterdam
zijn echtgenote , [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meerdere malen, in het gezicht,
te slaan en
- die [slachtoffer] bij de keel te grijpen en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te duwen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote door haar meermalen in haar gezicht te slaan, bij haar keel te grijpen en haar te duwen. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote. Daarbij komt dat de verdachte zijn echtgenote in hun eigen woning heeft mishandeld, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder, namelijk in 2012, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
4 april 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport dat, samengevat, het volgende inhoudt.
Verdachte is sinds 2000 gediagnosticeerd met schizofrenie. Hij is getrouwd in de hoop dat zijn echtgenote voor hem zou gaan zorgen, maar binnen zijn huwelijk waren er vaker spanningen, ook omdat hij samenwoont met zijn moeder en broertje. Verdachte, die mentaal en sociaal een kwetsbaar persoon is, heeft mogelijk gehandeld uit frustratie. De reclassering acht de kans op herhaling klein omdat de verdachte zich meewerkend opstelt en zijn echtgenote niet langer bij hem verblijft. Toezicht en begeleiding zijn van belang om de verdachte te helpen een zelfredzamer bestaan op te bouwen. Daarom adviseert de reclassering om bij een bewezenverklaring de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, en tot slot een contactverbod met zijn echtgenote.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van het feit rechtvaardigt, mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf. De rechtbank zal hiervan afzien gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het verhandelde ter terechtzitting. Om de ernst van het feit te benadrukken zal de verdachte een taakstraf worden opgelegd en gelet op het advies van de reclassering en hetgeen ter terechtzitting is besproken zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 20 (twintig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal de huidige behandeling bij Antes voortzetten, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven bij GGZ Delfland of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start vanaf de intake. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
32 (tweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mr. dr. M.I. Blagrove en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 te
Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
zijn echtgenote en/of levensgezel, [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in het gezicht, althans
op het hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en/of
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] bij de haren heeft gepakt en (vervolgens) aan de haren
door de kamer heeft gesleurd en/of
- die [slachtoffer] in/tegen de buik, althans het lichaam heeft geduwd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 te
Rotterdam
zijn echtgenote en/of zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, in het gezicht, althans
op het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer] bij de keel te grijpen en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of
- die [slachtoffer] bij de haren te pakken en (vervolgens)aan de haren door de
kamer te sleuren en/of
- die [slachtoffer] in/tegen de buik, althans het lichaam te duwen.