ECLI:NL:RBROT:2024:6413

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
10/022941-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging tijdens straatroof van smartphone

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft een straatroof die plaatsvond op 19 januari 2024 in Bleiswijk, waar de aangever, een verkoper van een iPhone 15, door twee jongens werd beroofd. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bij de politie aangetroffen in de woning van een medeverdachte, kort na de beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de iPhone 15 en de bijbehorende factuur hebben weggenomen, waarbij de aangever met een mes werd bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook camerabeelden, als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. Ondanks de ontkenning van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in overweging genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/022941-24
Datum uitspraak: 16 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. [naam PI] ,
raadsvrouw mr. W.G. Nieman, advocaat te Leiden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte voldoet aan het signalement en is door aangever bij een (enkelvoudige) fotoconfrontatie herkend als een van de daders.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij de straatroof betrokken is geweest. Allereerst is de muts waaraan verdachte wordt herkend onvoldoende onderscheidend. Verdachte droeg verder geen jas zoals door aangever wordt beschreven. Daarnaast heeft aangever geen bijzonderheden aan het gezicht van een van de daders gezien, terwijl verdachte toch een fors litteken op zijn gezicht heeft. De fotoconfrontatie heeft maanden na het incident plaatsgevonden en is onvoldoende betrouwbaar om als bewijs gebruikt te kunnen worden.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen van het volgende uit.
In de avond van 19 januari 2024 tussen 20.00 uur en 21.00 uur is de aangever in Bleiswijk op straat door twee jongens beroofd van de door hem te koop aangeboden iPhone15 voorzien van het serienummer [serienummer] en het IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
Een week eerder had de aangever die telefoon op Marktplaats te koop aangeboden, waarna zich op 19 januari 2024 een zekere [naam] als koper had gemeld. Zij hebben toen afgesproken elkaar nog diezelfde avond bij de Lidl in Bleiswijk te treffen.
Rond 20.00 uur is de aangever op de afgesproken plaats door twee jongens aangesproken. Zij hebben de iPhone15 met doos en de bijbehorende factuur bekeken en zijn onder het mom van verificatie even weggegaan. Toen zij even later weer bij de aangever terugkwamen hebben zij de aangever geduwd en een mes van ca. 30 centimeter op zijn buik gehouden en hebben de telefoon en de aankoopbon van de aangever afgepakt en zijn vervolgens weggerend.
Op grond van de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige] , in combinatie met camerabeelden, concludeert de rechtbank dat de twee daders vanaf de Lidl over de Hoefweg naar de kruising met de Heulslootweg zijn weggerend, achtervolgd door de aangever.
De getuige [getuige] ziet één van de twee achtervolgde jongens in de buurt van de plaats delict in een auto met kenteken [kentekennummer] stappen en plaatsnemen achter de bestuurder. Deze auto stond op dat moment midden op de Heulslootweg geparkeerd, hield daarmee het overige verkeer op en reed nadat de jongen was ingestapt met hoge snelheid weg in de richting van Zoetermeer.
Op grond van de plaats waar de auto stond te wachten en de wijze waarop de auto onmiddellijk is weggereden nadat de rennende jongen was ingestapt concludeert de rechtbank dat deze auto als vluchtauto heeft gediend ten behoeve van de daders van de beroving.
Het kenteken van de auto staat op naam van de medeverdachte [medeverdachte 1] en de politie treft om 20.48 uur, dus kort na de beroving in Bleiswijk, deze auto ook aan voor de woning van [medeverdachte 1] . Verbalisanten constateren dat de uitlaat dan nog warm aanvoelt, terwijl de buitentemperatuur op dat moment rond het vriespunt lag.
In de woning van [medeverdachte 1] treffen verbalisanten vervolgens de verdachte aan in het gezelschap van de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die dag samen met de verdachte en [medeverdachte 1] in de auto met kenteken [kentekennummer] heeft gezeten. Uit onderzoek van de politie is bovendien gebleken dat de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tussen 19.36 uur en 20.25 uur hebben aangestraald op een zendmast in Bleiswijk in de buurt van de plaats delict. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] de chauffeur is geweest van de vluchtauto en dat de verdachte en [medeverdachte 2] bij hem in Bleiswijk in de auto zijn gestapt. De verdachte en [medeverdachte 2] voldoen ook aan het signalement dat door de aangever en de getuige [getuige] is doorgegeven, waarbij met name de Moncler muts van de verdachte in het oog springt. Omdat [medeverdachte 1] als chauffeur wordt aangemerkt, kan het niet anders dan dat [medeverdachte 2] en de verdachte de twee personen zijn geweest die de aangever feitelijk hebben beroofd, bij [medeverdachte 1] in de auto zijn gestapt en met [medeverdachte 1] naar het huis van [medeverdachte 1] in Zoetermeer zijn meegereden.
De verdachte is samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] binnen zeer korte tijd na de beroving aangetroffen in de woning, waar ook de gestolen iPhone15 en factuur zijn gevonden. Op moment van aantreffen droeg de verdachte een Moncler muts zoals omschreven door aangever.
De verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de beroving ontkend en stelt dat hij zich enkel bij toeval in het huis van de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft opgehouden toen de politie binnenkwam. Echter, vragen over hoe hij aan de sleutel van het huis van [medeverdachte 1] gekomen zou zijn, die toen immers niet thuis was, heeft hij niet kunnen beantwoorden en tegenover de verklaring van [medeverdachte 2] dat deze met [medeverdachte 1] en de verdachte in de auto gezeten heeft, heeft hij evenmin feiten of omstandigheden ingebracht die die verklaring kunnen ontzenuwen.
Het door aangever opgegeven signalement is voldoende specifiek en onderscheidend om als bewijs te dienen. De veronderstelling dat de aangever het litteken in het gezicht van verdachte had moeten zien, volgt de rechtbank niet. De beroving vond immers in de avond plaats en omdat het al donker was en de verdachte een muts droeg, acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat het litteken van verdachte naast zijn wenkbrauw niet zal zijn opgevallen.
De rechtbank acht dan ook hetgeen de verdachte heeft verklaard in het licht van het vorenstaande niet aannemelijk geworden.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 19 januari 2024 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare
weg, te weten de Hoefweg, een smartphone (merk: Apple, type: iPhone 15) en de bijbehorende factuur
die aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld en/ bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- die [slachtoffer] een duw tegen het lichaam te geven, en
- ( vervolgens) een mes te tonen en
- ( vervolgens) het mes tegen de buik, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer]
te zetten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan het op straat beroven van de verkoper van een iPhone. Een van de daders gaf het slachtoffer een duw, zette een mes tegen zijn buik, waarna de daders er met de iPhone en de bijbehorende factuur vandoor zijn gegaan.
Een straatroof is een ernstig feit en heeft een flinke impact op het leven van het slachtoffer. De verdachte en zijn mededaders hebben niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, die dacht met bonafide kopers te maken te hebben, maar zij hebben ook zijn gevoel van veiligheid ernstig aangetast; hij vreesde voor zijn leven. De verdachte laat hiermee zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor een algemeen gevoel van onveiligheid op straat, een gevoel dat impact heeft op de hele samenleving. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk, evenals het feit dat hij ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft willen nemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld voor (gewelds)delicten, zij het niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank houdt ook rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat het slachtoffer bij de diefstal is bedreigd met een flink mes.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en G.B. Plomp rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 januari 2024 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare
weg, te weten de Hoefweg,
een smartphone (merk: Apple, type: iPhone 15) en/of de bijbehorende factuur, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- die [slachtoffer] een duw tegen het lichaam te geven, en/of
- ( vervolgens) een mes te tonen en/of
- ( vervolgens) het mes tegen de buik, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer]
te zetten/drukken;