ECLI:NL:RBROT:2024:6389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
10-076777-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegaal verblijf en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in de Rotterdamse haven

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte illegaal op het haventerrein van Rhenus Deep Sea Terminal verbleef. De verdachte had gereedschap bij zich om containers te openen en was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor de invoer van 210 kilogram cocaïne, die enkele dagen voor hun aanhouding in een container was aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van de invoer van cocaïne en aan verboden verblijf in de haven. De officier van justitie had een jeugddetentie van 14 maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een jeugddetentie van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod voor de havens in Rotterdam. De verdachte is vrijgesproken van de primaire beschuldiging van het invoeren van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als beperkter ingeschat dan die van een 'uithaler', maar heeft toch de ernst van de feiten en de bijdrage aan de internationale drugshandel benadrukt. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-076777-24
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. M.L.M. Kuiper.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 4 juni 2024.

1.Beschuldiging in de tenlastelegging

De verdachte wordt beschuldigd van het invoeren van cocaïne in Nederland dan wel voorbereidingshandelingen daartoe en verboden verblijf in de Rotterdamse haven. De volledige tenlastelegging houdt in dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2024 tot en met 05 maart 2024 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 210 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van 210 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van Rhenus Deep Sea Terminal, en/of
- een doppenset en/of een powerbank en/of een rugzak en/of een ratel en/of zes doppen/bitjes en/of twee punttangen en/of een combinatietang en/of 1 rol met plastic zakken en/of drie paar handschoenen en/of vier zuignappen en/of een doosje met bitjes en doppen en/of drie kruiskopbitjes en/of een verlengbitje en/of een accu boormachine en/of een kniptang en/of twee ledlampen voorhanden te hebben en/of
- de container ([containernummer]) te openen en/of betreden en/of te onderzoeken en/of weer af te sluiten en/of
- instructies op te volgen en/of op voorverkenning uit te gaan en/of foto’s te maken;
2
hij, in of omstreeks de periode 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024, te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van Rhenus Deep Sea Terminal, gelegen aan [adres 2] en/of terwijl hij, verdachte zich, al dan niet met zijn mededader(s), op die besloten plaats de toegang had verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een container ([containernummer]) door middel van braak en/of inklimming;

2.Beslissingen over het bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat feiten 1, subsidiair, en 2 bewezen kunnen worden.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank vindt net als de officier van justitie en de verdediging dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte schuldig is aan feit 1, primair. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte feiten 1 subsidiair en 2 heeft begaan op de volgende manier:
1
hij in de periode 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024 te Maasvlakte, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen
van middelen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- zich en een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten) dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- zich (onbevoegd) te begeven op het terrein van Rhenus Deep Sea Terminal, en
- een doppenset en een powerbank en een rugzak en een ratel en zes doppen/bitjes en twee punttangen en een combinatietang en 1 rol met plastic zakken en drie paar handschoenen en vier zuignappen en een doosje met bitjes en doppen en drie kruiskopbitjes en een verlengbitje en een accu boormachine en een kniptang en twee ledlampen voorhanden te hebben en
- de container ([containernummer]) te openen en betreden en te onderzoeken en weer af te sluiten en- instructies op te volgen en op voorverkenning uit te gaan en foto’s te maken;
2
hij, in de periode 04 maart 2024 tot en met 05 maart 2024, te Maasvlakte, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie van goederen, te weten het besloten terrein van Rhenus Deep Sea Terminal, gelegen aan [adres 2]
Bewijsmotivering feit 2
De bewezenverklaring steunt op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Opgave bewijsmiddelen feit 2 [1]
Verklaring van de verdachte op de zitting van 4 juni 2024
Onderzoek van de politie [2]

Bewijsoverweging feit 1 subsidiair

Standpunt verdediging
De verdachte heeft ten aanzien van de in de container aangetroffen verdovende middelen (cocaïne) verklaard dat hij geen wetenschap heeft gehad hiervan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gelet op zijn verklaring en de omstandigheden beschreven in het proces-verbaal van de politie, zoals hieronder weergegeven in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelingen te maken hadden met het voorbereiden van de invoer van drugs.
Conclusie
De verdachte heeft opzet -in de zin van voorwaardelijk opzet- gehad op het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van verdovende middelen. Het verweer wordt verworpen.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair
1.
Verklaring van de verdachte op de zitting van 4 juni 2024
U vraagt mij wat ik in de nacht van 4 op 5 maart 2024 in de haven deed. Ik werd op straat aangesproken en er werd mij € 3.000,- geboden om foto’s van een container te maken. Ik wist wel dat het om iets ging wat niet mag. U vraagt mij of ik bekend ben met de drugsproblematiek in de haven. Ja. Ik moest alleen foto’s maken. Het klopt dat we samen die container hebben opengemaakt. Er zaten hendels op die deur. De deur ging open. Ik had verwacht dat ik iets zou zien, maar de container was helemaal leeg. Ik moest van de buiten- en binnenkant foto’s maken.
2.
Onderzoek van de politie [3]
Op maandag 4 maart 2024 omstreeks 23:30 uur vlogen wij, verbalisanten met onze
drone boven Rhenus Deep Sea Terminal gelegen aan [adres 2]
. Via live beelden van onze remote controller zagen wij twee persen een container in gaan met uniek nummer [containernummer] waar zij enige tijd in verbleven. Hierop volgend zagen wij dat de twee personen meerdere malen die container in- en uitgingen en in de omgeving van de container bleven. Na enige tijd zagen wij dat de twee personen de container probeerden af te sluiten. Vervolgens zagen wij de twee personen langs een loods richting het noorden verplaatsen. Wij zagen dat de twee personen daarna een hek onder door gingen en zich achter een stapel grote buizen stil hielden. Nadat wij collega's dichterbij zagen
komen zagen wij de twee personen langs het water richting het westen rennen
voorbij de beveiligingsloge.
3.
Onderzoek van de politie [4]
Omstreeks 00:18 uur hoorden wij dat de twee verdachten over het hekwerk van het terrein van het Rhenus Deep Sea Terminal waren geklommen en de Antarticaweg opgelopen waren. Hierop zijn wij direct richting de Antarticaweg gereden. Hier zagen wij op de kade van de Antarticaweg twee personen rennen die in het zwart gekleed waren. [verdachte] en [medeverdachte] worden als verdachte aangehouden buiten het terminalterrein van Rhenus Deep Sea Terminal.
4.
Onderzoek van de politie [5]
Wij zagen op het bouwterrein dat het vol lag met metalen buizen. Wij hoorden via de medewerker van Rhenus dat er een rugzak in één van deze buizen lag en nog wat spullen langs deze buizen. Wij hebben het terrein bekeken en zagen daar een grijze rugtas met opdruk NIKE. Ik, verbalisant [verbalisant 1] heb de rugtas uit de buis gehaald en deze geopend, wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zagen dat deze was gevuld met gereedschap. Wij zagen naast deze buizen een opladerkabel, een paar handschoenen en een rateltje liggen.
5.
Onderzoek van de politie [6]
Tijdens de achtervolging was er door het TBB gezien dat er spullen werden weggegooid. Op de route werden vervolgens een powerbank en een set bitjes aangetroffen. Naast een stapel metalen buizen een oplaadkabel, een paar handschoenen en een ratel liggen. In één van de buizen werd een grijskleurige rugtas van het merk "NIKE" gevonden. In de tas zagen de opsporingsambtenaren van de Douane gereedschap. Het was de opsporingsambtenaren ambtshalve bekend dat zo genoemde uithalers dit soort goederen/gereedschap bij zich hebben wanneer zij als doel hebben verdovende middelen van de terminal te halen.
Foto1 en 2
De voor- en achterkant van de gevonden rugtas van het merk "Nike"
Foto 3
Werkhandschoenen, grijskleurig.
Een usb naar lightning oplaadkabel.
Foto4
1 Ratel
6 bitjes (6mm, 7mm, 8mm, 10mm, 12mm, 13mm).
1 Punttang klein.
1 Punttang groot.
1 Combinatietang.
1 Rol plastic zakken, doorzichtig.
1 Paar plastic handschoenen, zwart.
3 Zuignappen, geel.
Foto 5
1 Doos met een set bitjes en doppen, merk Benson.
3 Kruiskop bitjes.
1 Een verleng bitje.
1 Accu schroefboormachine, merk "Black+Decker".
1 Kniptang.
1 Ledlamp, klein.
1 Ledlamp, langwerpig.
1 Zuignap, geel.
1 Paar werkhandschoenen, zwart.
1 Paar werkhandschoenen, blauw.
1 Hulpstukje, zwart.
Foto 6
Een uitvergroting van de ratel en 6 bitjes (6mm, 7mm, 8mm, 10mm, 12mm, 13mm).
Foto 7
Een uitvergroting van de doos met bitjes en doppen en de 4 bitjes en 3 doppen.
Foto 8 de eerder in beslaggenomen goederen met goedcode RRSU.22.05
1 Doos bitjes en doppen, merk "Werckman professional tools".
3 Kruiskop bitjes voorzien van een gele band.
3 Sleufkop bitjes voorzien van een rode band.
5 Torxkop bitjes voorzien van een groene band.
1 Verlengstuk/adapter
6.
Onderzoek van de politie [7]
Op maandag 26 februari 2024 ging het Team Bijzondere Bijstand van Douane (hierna: TBB) ter plaatse en troffen een container voorzien van het unieke nummer [containernummer] (hierna te noemen 'de container') aan. Achter het kopschot zagen zij een onbekende hoeveelheid pakketten met vermoedelijk verdovende middelen. Er waren in totaal 209 pakketten. Op 6 verschillende pakketten troffen de verbalisanten een Apple-AirTag aan. Er is een contramonster teruggezet voorzien van de tekst "HARC A" en "HARC B. De eerdergenoemde Apple-Airtags werden op de dummypakketten geplakt en teruggeplaatst in de container. Vervolgens werd er een kleine hoeveelheid Narco-spray op dit geselecteerde pakket met witte substantie gespoten. Het pakket met witte substantie en de reactievloeistof kleurde direct blauw, hetgeen duidt op de aanwezigheid van vermoedelijk cocaïne. Na herrekening werd een netto gewogen gewicht van 210 kilogram gewogen.

3.Verboden gedragingen en strafbaarheid

Kwalificatie

Feit 1:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot
het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan
hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 2:
medeplegen van wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie van goederen.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

4.Strafmotivering

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft een jeugddetentie geëist van 14 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod voor de havens in Rotterdam met elektronisch toezicht, het volgen van onderwijs en een CoVa-training als bijzondere voorwaarden. Zij gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die zijn bewezenverklaard. Bij haar eis heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij straffen die horen bij de zogenoemde verlengde invoer van cocaïne.
De beoordeling
Ernst van de feiten
De verdachte en zijn medeverdachte hebben illegaal op het haventerrein verbleven en hadden gereedschap bij zich om containers open te kunnen maken. Zij deden dit in opdracht van een ander, die hen instructies had gegeven waar ze moesten zijn. Zij moesten op voorverkenning gaan en foto’s van de container maken. In de container waar de verdachte en zijn medeverdachte bezig waren, is een paar dagen vóór hun aanhouding 210 kilogram cocaïne aangetroffen. Hiermee hebben de verdachte en de medeverdachte zich tevens schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de verlengde invoer van cocaïne.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De invoer van cocaïne via de Rotterdamse haven is een ware plaag en de strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) cocaïne een (hoofd)rol speelt. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten een enorme kostenpost op. Daarnaast is ook de veiligheid van de medewerkers op het haventerrein in het geding. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dit type feiten en meer in het bijzonder de invoer van cocaïne, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Rol van de verdachte
De rechtbank vindt de rol van de verdachte beperkter dan die van een ‘uithaler’. Schoorvoetend heeft de verdachte enig inzicht gegeven in zijn handelen en de rechtbank sluit niet uit dat zijn rol – zoals de verdachte zelf ook heeft verklaard – alleen bestond uit het maken van foto’s van de container en dat hij als ‘spotter’ is gebruikt, mogelijk voorafgaand aan de ‘uithalers’.
Dat de rol toch belangrijk is, blijkt ook wel uit de bedragen die verdiend konden worden met deze klus; de verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer € 3.000,- zou verdienen en zijn medeverdachte € 4.500,-.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt vermeld dat het leefgebied financiën een direct delictgerelateerde factor is. Daarbij zijn er risicofactoren op het leefgebied sociaal netwerk geconstateerd; de verdachte is negatief beïnvloedbaar door vrienden. Vanuit het gezin en zijn opleiding zijn sterk beschermende factoren.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het risico op letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert ten aanzien van de verdachte, die 18 jaar oud is, het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet mogelijkheden voor pedagogische interventies, daar waar de verdachte actief deelneemt aan het gezin en ontvankelijk is voor ondersteuning. Het is van groot belang dat de verdachte zijn opleiding vervolgt met sturing vanuit school. Een eventueel opgelegd toezicht kan worden uitgevoerd door de volwassenreclassering.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
• Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
• Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
• Locatieverbod (met elektronische monitoring)
• Volgen van opleiding
Passende straf
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren, maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren reeds had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage van de reclassering, het daarin gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank gaat – anders dan de officier van justitie – uit van een veel beperkter rol van de verdachte.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering verbinden.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten wordt hiervan afgetrokken.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

5.Beslissingen

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de eerder vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde blijft zich melden op afspraken met Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie: training Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
3. de veroordeelde bevindt zich niet in het Rotterdamse havengebied, te weten de Maasvlakte en de Waalhaven, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering;
4. de veroordeelde volgt een opleiding en zal zich inspannen voor het behalen van zijn diploma;
5. de veroordeelde zal ter controle van de onder 3 genoemde voorwaarde gebruik maken van het door de Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddel ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, gedurende het reclasseringstoezicht of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 3 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter, en mrs. L. Amperse en J. Groot, rechters, in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De documentcode/proces-verbaalnummers/ambtshandelingen en de paginanummers die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken ex art. 344 Sv die zijn opgenomen in het ‘Eindpv Rijnaak’; tenzij anders is vermeld.
2.[proces-verbaalnummer 1], inclusief fotobijlagen p. 37 t/m 42
3.[proces-verbaalnummer 2], inclusief fotobijlagen p. 34 t/m 36
4.[proces-verbaalnummer 1], inclusief fotobijlagen p. 37 t/m 42
5.[proces-verbaalnummer 3], inclusief fotobijlagen p. 66 t/m 79
6.[proces-verbaalnummer 4], inclusief fotobijlagen p. 80 t/m 84
7.[proces-verbaalnummer 5], inclusief fotobijlagen p. 4 t/m 17