ECLI:NL:RBROT:2024:6366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
11001152
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van tuinrenovatie afgewezen wegens schuldeisersverzuim

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een hovenier, [gedaagde], ingehuurd voor de renovatie van hun tuin. Na betaling van € 11.707,45 zijn eisers van mening dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. Zij hebben vervolgens een andere hovenier ingeschakeld om de gebreken te herstellen, wat hen € 5.236,87 heeft gekost. Dit bedrag vorderen zij nu van [gedaagde]. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eisers [gedaagde] ten onrechte geen gelegenheid hebben geboden om de gebreken te beoordelen en te herstellen. De gemachtigde van eisers had [gedaagde] in een brief van 24 oktober 2023 een laatste kans gegeven om binnen vier weken de gebreken te verhelpen. Aangezien deze termijn nog niet was verstreken, was [gedaagde] op dat moment niet in verzuim. De kantonrechter concludeert dat eisers [gedaagde] hebben verhinderd om de herstelwerkzaamheden uit te voeren, wat leidt tot schuldeisersverzuim. Hierdoor is [gedaagde] niet in verzuim geraakt en hoeft hij geen vervangende schadevergoeding te betalen. De eisers worden bovendien veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] zijn begroot op € 813,00, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als eisers in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11001152 CV EXPL 24-1340
datum uitspraak: 11 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser 1],
[eiser 2],
woonplaats: Papendrecht,
eisers,
gemachtigde: mr. S. Pershad,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: Alblasserdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.Th. de Haan.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 maart 2024, met 16 bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 8 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met de partijen en hun gemachtigden.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft de tuin van [eiser 1] en [eiser 2] (hierna ook: “eisers”) in hun opdracht gerenoveerd. Daarvoor hebben zij € 11.707,45 betaald. [eiser 1] en [eiser 2] vinden dat [gedaagde] het werk niet goed heeft uitgevoerd. Uiteindelijk hebben zij herstelwerkzaamheden laten uitvoeren door een andere hovenier voor € 5.236,87. Dat bedrag vorderen zij nu van [gedaagde] . [gedaagde] voert aan dat hij deze kosten niet wil betalen, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld de gestelde problemen, voor zover die hem aangerekend konden worden, zelf op te lossen. De kantonrechter stelt vast dat eisers [gedaagde] inderdaad ten onrechte geen gelegenheid hebben geboden de gestelde gebreken te beoordelen en zo nodig te herstellen. Daarom wordt de vordering afgewezen. Hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
Redelijke termijn voor nakoming was niet verstreken
2.2.
Een eis om vervangende schadevergoeding te betalen kan pas worden toegewezen als de schuldenaar ‘in verzuim’ is (artikel 6:87 BW). De schuldenaar moet bij een schriftelijke aanmaning een redelijke termijn krijgen om zijn verplichtingen uit de overeenkomst alsnog deugdelijk na te komen. Pas als hij dat niet doet, raakt hij in verzuim. Bij brief van 24 oktober heeft de gemachtigde van eisers [gedaagde] in gebreke gesteld. In die brief wordt aan [gedaagde] als laatste kans een termijn van vier weken gegeven om een aantal genoemde gebreken te herstellen. Dat betekent dat [gedaagde] op dat moment nog niet ‘in verzuim’ was (artikel 6:81 BW), ongeacht wat er in de periode daarvoor is gebeurd. In de brief van 24 oktober 2023 schrijft de gemachtigde van eisers dit ook: ‘Wordt het herstel niet binnen deze termijn uitgevoerd, dan komt u alsdan definitief in verzuim te verkeren.’
[gedaagde] is niet in verzuim geraakt
2.3.
In genoemde brief van 24 oktober heeft de gemachtigde van eisers vier gebreken genoemd, waarvan zij herstel vragen:
‘-De houten schoeiingsplanken zijn op meerdere plekken gaan kieren, waardoor er zand
wegloopt naar de tuin van de buren, evenals de straatkant;
-Door dit weglopende zand, gaan tevens de tegels in de tuin scheef liggen;
-De schutting staat op verschillende plekken scheef;
-De schuttingspoort is eveneens scheef komen te staan.’
2.4.
[gedaagde] heeft hierop per e-mail van 30 oktober 2023 als volgt geantwoord, voor zover hier relevant:
(…)‘De houten schoeiingsplanken. Hier in was gelijk mijn advies om dit met opsluitbanden te doen, maar u cliënten wilden dit met houten planken doen,
De kieren ontstaan door het werken van het hout hier kan ik totaal niks aan veranderen en heb hier ook geen invloed op dit is een eigenschap van hout.
Foto 2 kan hier geen probleem zien allen dat de buren een paal (dus een gat hebben gegraven) en scherm hebben geplaats aan de schutting van u cliënten.
Foto schutting scheef dit is inderdaad een probleempje die we graag willen oplossen.
Schutting poort vermoedelijk is dit ook een oorzaak van het werken van het hout. Maar ook hier zou ik ter plaatsen naar kijken, waarschijnlijk is dit zo optelossen door het bij stelen met de stelmoeren wat u cliënten ook zelf hadden kunnen doen.
Nogmaals wil ik benadrukken dat. Het werken van hout of verzakingen worden veroorzaakt door invloeden waar wij geen garantie op kunnen en normaal ook geen garantie op geven.
Planning maandag 6 november kan ik eventueel bij u cliënten langs.
Ik hoor graag of dit akkoord is.
In afwachting van u reactie.’
2.5.
Op 2 november 2023 om 17:29 uur heeft de gemachtigde van eisers hierop, voor zover hier van belang, per e-mail als volgt gereageerd:
(…) ‘U geeft vervolgens aan dat u - kort gezegd - enkel het probleem aan de schutting die scheef staat wilt oplossen en de schuttingpoort kunt stellen, maar de andere klachten niet. Daar kunnen cliënten niet mee instemmen.
(…)
Cliënten zullen thans advies inwinnen bij een derde over de wijze waarop de klachten blijvend hersteld kunnen worden. Na 20 november aanstaande zal ik opnieuw contact met u opnemen.’
2.6.
Daarop heeft [gedaagde] diezelfde dag om 19:34 uur, voor zover hier van belang, geantwoord:
(…) ‘En ik geef niet aan dat ik enkel de schutting en de poort wil oplossen
Ik geef aan dat
normaalgesproken wij geen garantie kunnen geven op het werken van hout.
Hout werkt nu eenmaal.
Ik geef niet aan dat ik de klacht niet wil oplossen zie ik nergens staan.
Ik wordt niet in de gelegenheid gesteld om het op te lossen en dat is dan ook uitermate teleurstellend.’
2.7.
Bij brief van 22 december 2023 hebben eisers vervolgens aanspraak gemaakt op vervangende schadevergoeding van € 5.236,87.
2.8.
Uit het voorgaande blijkt dat eisers het voorstel van [gedaagde] om op 6 november langs te komen, hebben afgewezen. Dat mochten zij niet doen. Zij hadden [gedaagde] moeten toelaten om de gestelde gebreken te beoordelen en vervolgens hadden zij zijn herstelvoorstel moeten afwachten. Voor zover zij uit het bericht van [gedaagde] van 30 oktober meenden te mogen concluderen dat [gedaagde] in geen geval bereid was een aantal gestelde gebreken te herstellen, geldt dat [gedaagde] per mail van 2 november heeft duidelijk gemaakt dat dat niet zo was. Hij wilde wel alle problemen (naast de schutting en de poort ook de klacht over de houten beschoeiingsplanken) oplossen, schreef hij. Omdat eisers hebben verhinderd dat [gedaagde] de herstelwerkzaamheden, voor zover nodig, binnen de gegeven termijn kon uitvoeren, is er sprake van schuldeisersverzuim en is [gedaagde] daardoor niet in verzuim geraakt (artikel 6:61 lid 2 BW). Hij hoeft dus geen vervangende schadevergoeding te betalen.
[eiser 1] en [eiser 2] moeten de proceskosten betalen
2.9.
Eisers moeten de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [gedaagde] op € 678,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 813,00. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dat eist en eisers daarop niet hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als eisers aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen af;
3.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 813,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
703