ECLI:NL:RBROT:2024:6362

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/8146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om naleving aanstellingsbesluit en aanpassing inschaling in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2024, in de zaak tussen eiser en de korpschef van Politie, wordt het verzoek van eiser om naleving van zijn aanstellingsbesluit behandeld. Eiser, werkzaam bij de politie sinds 2001, had bezwaar gemaakt tegen zijn salarisspecificatie van mei 2023, waarin geen Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) periodieken waren vermeld. De korpschef had dit bezwaar echter aangemerkt als een verzoek om terug te komen op een eerder besluit, wat de rechtbank onterecht achtte. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel had gehandeld door eisers inschaling met terugwerkende kracht aan te passen. De rechtbank concludeert dat eiser recht heeft op inschaling in schaal 10, trede 14, van het Besluit bezoldiging politie, en wijst het verzoek om naleving van het aanstellingsbesluit toe voor zover het op de inschaling ziet, maar wijst het af voor zover het op de OVW-periodieken ziet. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van de korpschef en bepaalt dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8146

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

en

de korpschef van Politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. I.E.H. Versteijlen).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak behandelt de rechtbank het beroep van eiser dat gaat over periodieken in verband met Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW).
1.2.
Op 20 juni 2023 heeft eiser tegen zijn salarisspecificatie van mei 2023 bezwaar gemaakt, omdat daarop geen OVW-periodieken staan vermeld.
1.3.
Met het besluit van 28 augustus 2023 heeft de korpschef eisers bezwaar aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het in januari 2018 genomen besluit om aan hem geen OVW-periodieken toe te kennen en heeft hij dit verzoek afgewezen (afwijzingsbesluit).
1.4.
Op 26 september 2023 heeft eiser tegen het afwijzingsbesluit bezwaar gemaakt.
1.5.
Met het bestreden besluit I van 24 oktober 2023 heeft de korpschef het bezwaar tegen de salarisspecificatie van mei 2023 alsnog niet-ontvankelijk verklaard en heeft hij het bezwaar tegen het afwijzingsbesluit ongegrond verklaard.
1.6.
Op 24 oktober 2023 heeft de korpschef eiser met terugwerkende kracht per
1 februari 2017 in schaal 9, trede 14, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) ingeschaald met OVW-periodieken naar schaal 10, trede 14, van het Bbp (herstelbesluit).
1.7.
Op 29 februari 2024 (het bestreden besluit II) heeft de korpschef het bezwaar van eiser tegen het herstelbesluit afgewezen en is de korpschef bij dat herstelbesluit gebleven.
1.8.
De korpschef heeft voor het verweerschrift naar het bestreden besluit I verwezen.
1.9.
De rechtbank heeft op 29 mei 2024 het beroep op zitting behandeld.
Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de korpschef deelgenomen.
Tijdens deze zitting heeft de rechtbank partijen voorgehouden dat de beroepsgronden kennelijk ook tegen de herstelbesluitvorming zijn gericht, met als doel om deze besluitvorming bij de procedure te betrekken. Partijen hebben hierop niet afwijzend gereageerd, zodat de rechtbank in haar uitspraak ook op de herstelbesluitvorming zal ingaan.

Achtergrond

2.1.
Eiser is sinds 8 januari 2001 bij de politie werkzaam.
2.2.
Na een succesvolle interne sollicitatie is eiser per 1 februari 2017 in de functie van Operationeel Specialist A aangesteld. In het aanstellingsbesluit van 30 januari 2017 (aanstellingsbesluit) staat over het salaris en de OVW-periodieken het volgende opgenomen:
“Het bruto salaris per maand bedraagt € 4.524,33 op basis van schaal 10 trede 14, bij een
gemiddelde werktijd van 38,00 uur per week.”
“Daarnaast zijn aan jouw functie 24 of meer Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten toegekend. Op grond hiervan kun je, wanneer je op de periodiekdatum minimaal 1 jaar op het maximum van je salarisschaal bent bezoldigd, in aanmerking komen voor OVW-periodieken in de naast hogere schaal.”
2.3.
Uit de salarisspecificaties blijkt dat eiser vervolgens in schaal 10, trede 14, van het Bbp is ingeschaald. In deze salarisspecificaties staat geen toekenning van OVW-periodieken vermeld.

Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de korpschef terecht en op goede gronden de beide bestreden besluiten heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van eisers beroepsgronden.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is in de bijlage bij deze uitspraak te vinden.
Het bestreden besluit I, de salarisspecificatie
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen het niet-ontvankelijk verklaren van eisers bezwaar tegen de salarisspecificatie van mei 2023, ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1.
De korpschef heeft het bezwaar van eiser tegen de salarisspecificatie van mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze salarisspecificatie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is.
5.2.
De rechtbank overweegt dat aan een betaling van salaris of uitkering in de regel een besluit ten grondslag ligt. Dit besluit kan in een salarisspecificatie zichtbaar worden. Voor zover in (periodieke) betalingen terugkerende elementen voorkomen, is over elk afzonderlijk element alleen een besluit genomen bij de eerste keer dat dit element aan de orde was. Bij latere betalingen is (de vermelding van) het element alleen een herhaling van het eerder genomen besluit. Zo'n herhaling is niet op rechtsgevolg gericht en is daarom zelf geen besluit. Er kan dan ook geen bezwaar tegen worden gemaakt. Van een besluit is wel weer sprake als het element wordt gewijzigd. Ook is sprake van een besluit als een betaling een weigering inhoudt van een besluit dat wel had moeten zijn genomen. Te denken valt aan de weigering het salaris aan te passen in verband met een uit een toepasselijke rechtsregel voortvloeiende trendmatige verhoging. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3274.
5.3.
In het geval van eiser kan de salarisspecificatie van mei 2023 niet als een besluit worden aangemerkt. Eiser stelt namelijk dat hij al sinds januari 2018 recht op OVW-periodieken naar schaal 11 van het Bbp heeft. Dit betekent dat het terugkerende element (de OVW-periodieken) in de salarisspecificatie van januari 2018 voor het eerst aan de orde had moeten komen. Het is dus deze salarisspecificatie die in zoverre een besluit in de zin van de Awb is, omdat de korpschef op dat moment voor het eerst aan eiser geen OVW-periodieken naar schaal 11 van het Bbp heeft toegekend en de korpschef dat volgens eiser wel had moeten toekennen. Alle latere salarisspecificaties zijn op het punt van de OVW-periodieken daarom geen besluiten. Dat zijn herhalingen van het eerder in januari 2018 genomen besluit. Tegen deze herhaling kan dan ook geen bezwaar worden gemaakt. Dit geldt ook voor de salarisspecificatie van mei 2023 waartegen eisers bezwaar is gericht. De korpschef heeft het bezwaar tegen deze salarisspecificatie dus terecht
niet-ontvankelijk verklaard.
Bestreden besluit I, de afwijzing van eisers verzoek, en bestreden besluit II
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep tegen het bestreden besluit I, voor zover dat op het afwijzingsbesluit ziet, en tegen het bestreden besluit II gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dat oordeel komt.
7. Anders dan de korpschef is de rechtbank niet gebleken dat eiser heeft verzocht om van een in rechte vaststaand besluit terug te komen. Eiser heeft met terugwerkende kracht per 1 januari 2018 om uitkering van OVW-periodieken verzocht, waarbij hij naar zijn aanstellingsbesluit heeft verwezen. In het afwijzingsbesluit staat dat de korpschef op basis van de hoorzitting van 27 juli 2023 heeft geconcludeerd dat eiser verzoekt om op een in rechte vaststaand besluit terug te komen. Uit het verslag van die hoorzitting blijkt echter dat deze kwalificatie van eisers verzoek hem alleen is medegedeeld en niet dat deze kwalificatie met hem is besproken of dat hij daar op een of andere manier mee heeft ingestemd. Had de korpschef dat in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het besluit wel gedaan, dan had de korpschef kunnen weten dat eiser het met die kwalificatie niet eens was. Zoals eiser ook in zijn bezwaarschrift tegen het afwijzingsbesluit heeft vermeld, verzoekt hij nadrukkelijk niet om aanpassing van een in rechte vaststaand besluit maar om nakoming van zijn aanstellingsbesluit. De korpschef heeft het verzoek van eiser dus verkeerd gekwalificeerd en is daarmee buiten de grondslag van het verzoek getreden.
8. Zoals ook de korpschef had moeten doen, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit daarom beoordelen met als uitgangspunt dat eiser om nakoming van het aanstellingsbesluit heeft verzocht. Daarbij zal de rechtbank de standpunten van de korpschef uit de verschillende besluiten en die tijdens de zitting zijn toegelicht, opvatten als motivering waarom hij eisers verzoek om nakoming van het aanstellingsbesluit terecht heeft afgewezen. Verder zal de rechtbank in haar beoordeling hieronder het bestreden besluit II meenemen.
Het salaris
9.1.
Eisers betoog dat de korpschef op het punt van zijn inschaling in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld, slaagt.
9.2.
De korpschef heeft vele jaren eisers inschaling uit het aanstellingsbesluit in stand gelaten, ondanks de vele vragen die eiser daarover heeft gesteld en ondanks dat eiser zelf heeft gemeld dat zijn inschaling niet klopt. Zo is de rechtbank uit het dossier en tijdens de zitting gebleken dat eiser meerdere keren heeft gevraagd of hij bij zijn aanstelling in de functie van Operationeel Specialist A correct in schaal 10, trede 14, van het Bbp is ingeschaald. Dit heeft hij bij zijn leidinggevende gedaan en (via zijn leidinggevende) bij de HR-Servicedesk. Steeds was het antwoord daarop dat de inschaling klopte. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het (door de leidinggevende) doorgestuurde e-mailbericht van 8 maart 2017 van de HR-Servicedesk. Zelfs toen eiser in oktober 2022 bij de HR-Servicedesk meldde dat hij verkeerd was ingeschaald, antwoordde de HR-Servicedesk daarop dat het aanstellingsbesluit, waarbij hij in schaal 10, trede 14, is ingeschaald, in rechte vaststaat.
In dit antwoord staat zelfs nadrukkelijk dat het aanstellingsbesluit niet meer wordt gewijzigd. Gelet op dit geheel aan omstandigheden heeft de korpschef in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel gehandeld toen hij met het herstelbesluit van 24 oktober 2023 alsnog besloot om eisers aanstellingsbesluit aan te passen in die zin dat zijn inschaling in schaal 9, trede 14, is veranderd.
9.3.
Anders dan de korpschef vindt de rechtbank het niet op voorhand ongeloofwaardig dat eiser in de periode na het aanstellingsbesluit zijn inschaling meerdere keren met zijn leidinggevende en/of met een medewerker van de HR-Servicedesk heeft besproken, terwijl niet al deze contactmomenten in het dossier zijn gedocumenteerd. De korpschef heeft deze gesprekken niet ontkend en ook niet ontkracht met bijvoorbeeld een verklaring van de leidinggevende in kwestie dat deze gesprekken niet hebben plaatsgevonden of een logboek van de HR-Servicedesk waaruit blijkt dat eiser geen contact met hen heeft gezocht.
9.4.
Het door de korpschef tijdens de zitting ingenomen standpunt dat eiser aan mededelingen van administratief medewerkers van de HR-Servicedesk geen rechten kan ontlenen, leidt niet tot een andere conclusie. De functie, rol en achtergrond van de specifieke medewerkers die eisers vragen over zijn inschaling hebben beantwoord, blijkt niet uit de stukken. Daarnaast zijn de vragen van eiser door de HR-Servicedesk ook schriftelijk en niet (alleen) ter plekke mondeling beantwoord, waardoor er meer waarde aan die antwoorden mag worden gehecht. Dit geldt zeker voor het antwoord van de HR-Servicedesk uit oktober 2022, wat een gemotiveerd antwoord is, concreet op eisers situatie toegespitst en met een juridische kwalificatie van die situatie. Daar komt bij dat ook eisers leidinggevende het klaarblijkelijk met eisers inschaling eens was. Hij heeft namelijk de reactie van de HR-Servicedesk van 8 maart 2017 naar eiser doorgestuurd met alleen de opmerking dat de inschaling volgens HR correct is. Hij heeft daarna geen actie ondernomen om eisers inschaling te (laten) wijzigen en heeft vanaf dat moment dus in eisers inschaling in schaal 10, trede 14, berust.
9.5.
Het standpunt van de korpschef tijdens de zitting dat het aanstellingsbesluit een cryptische zin over de inschaling bevat, leidt niet tot een andere conclusie.
Dit geldt ook voor het standpunt van de korpschef dat eiser (redelijkerwijs) had moeten opmaken dat de inschaling onjuist is, omdat in het aanstellingsbesluit staat dat eiser in de functie van Operationeel Specialist A is aangesteld en eiser weet dat dit een schaal
9-functie is, terwijl met eiser geen afspraken over zijn inschaling zijn gemaakt.
Het is aan de korpschef om zijn besluitvorming duidelijk en dus niet cryptisch te formuleren. Doet hij dat niet dan komen de gevolgen daarvan in eerste plaats voor zijn rekening en risico. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, maar dat is bij eiser niet het geval. Eiser heeft namelijk (via zijn leidinggevende) van de in het aanstellingsbesluit geboden mogelijkheid gebruikgemaakt om over dat besluit bij de HR-Servicedesk vragen te stellen en het antwoord daarop was meermaals dat deze inschaling correct is. Daarnaast heeft hij ook zijn leidinggevende over zijn inschaling benaderd en heeft ook dat niet tot een wijziging in inschaling geleid.
9.6.
Dit alles betekent dat het beroep op het punt van de inschaling slaagt en dat de korpschef alleen al op basis van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel niet bevoegd is om eisers inschaling met terugwerkende kracht per 1 februari 2017 in schaal 9, trede 14, van het Bbp te veranderen. Dit betekent dan ook dat eisers inschaling schaal 10, trede 14, van het Bbp blijft.
Dit leidt er echter niet toe dat eiser op periodieken naar schaal 11 van het Bbp aanspraak maakt, zoals de rechtbank hieronder zal uitleggen.
OVW-periodieken
10.1.
De toekenning van OVW-periodieken is in artikel 9a van het Bbp geregeld.
Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat aan de ambtenaar die het maximum van de schaal behorende bij een functie met 24 of meer OVW punten heeft bereikt, met behoud van deze schaal, extra periodieken ter hoogte van de in de volgende salarisschaal opgenomen periodieken wordt toegekend.
Oftewel, op basis van artikel 9a van het Bbp maakt de ambtenaar aanspraak op periodieken van een schaal hoger dan de functieschaal, ongeacht of aan de ambtenaar om wat voor reden en onder welke noemer dan ook een afwijkende hogere schaal is toegekend. Een dergelijke afwijkende hogere schaal is namelijk niet aan de functie, maar aan de persoon van de ambtenaar gekoppeld.
10.2.
Voor eiser betekent dit het volgende. Eiser is in de functie van Operationeel Specialist A aangesteld. Bij deze functie hoort schaal 9 van het Bbp met eventueel periodieken naar schaal 10 van het Bbp. Zoals de rechtbank eerder in deze uitspraak al heeft geoordeeld, is eiser in schaal 10 van het Bbp ingeschaald. Eiser heeft dus een van zijn functieschaal afwijkende hogere schaal. Het bedrag dat eiser op basis van deze hogere schaal heeft ontvangen, is even hoog als het bedrag dat hij zou hebben ontvangen als hij in de bij zijn functie van Operationeel Specialist behorende functieschaal 9 van het Bbp zou zijn ingeschaald met periodieken naar schaal 10.
De korpschef heeft zich op zitting op het standpunt gesteld dat eiser niet in geld is benadeeld doordat hij vanuit zijn inschaling in schaal 10 is betaald.
10.3.
Eisers betoog dat hij op basis van het rechtszekerheid- of het vertrouwensbeginsel toch aanspraak op OVW-periodieken naar schaal 11 van het Bbp maakt, slaagt niet.
10.4.
Voor eisers verwijzing naar zijn aanstellingsbesluit geldt dat uit dat de bewoordingen van dat besluit niet blijkt dat eiser aanspraak op OVW-periodieken naar schaal 11 van het Bbp maakt. In het aanstellingsbesluit van eiser staat over de OVW-periodieken:
“Daarnaast zijn aan jouw functie 24 of meer Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten toegekend. Op grond hiervan kun je, wanneer je op de periodiekdatum minimaal 1 jaar op het maximum van je salarisschaal bent bezoldigd, in aanmerking komen voor OVW-periodieken in de naast hogere schaal.”.
In deze passage worden de OVW-periodieken dus niet aan de persoon van eiser gekoppeld, en sluit deze passage in zoverre aan bij artikel 9a van het Bbp. Deze bepaling gaat er, als gezegd van uit dat de ambtenaar aanspraak kan maken op periodieken een schaal hoger dan de functieschaal, ongeacht of aan de ambtenaar om wat voor reden en onder welke noemer dan ook een afwijkende hogere schaal is toegekend.
10.5.
Voor eisers verwijzing naar het e-mailbericht van 8 maart 2017 van het HR-Servicedesk en de doorzending daarvan door zijn leidinggevende, geldt dat nadrukkelijk in dat e-mailbericht staat dat eiser OVW-periodieken naar schaal 10 krijgt.
10.6.
Voor eisers verwijzing naar de reactie van de HR-Servicedesk van oktober 2022, geldt dat daarin expliciet staat dat OVW-periodieken naar schaal 11 niet aan de orde is.
10.7.
Dit betekent dat op het punt van de OVW-periodieken het beroep niet slaagt.
Op basis van artikel 9a van het Bbp en zijn aanstellingsbesluit heeft eiser altijd aanspraak op periodieken naar schaal 10, trede 14, gehad. Dat de OVW-periodieken niet apart op eisers salarisspecificatie zijn genoemd, maar in zijn salaris zijn verwerkt, maakt dat niet anders. Hij heeft het bedrag dat bij de OVW-periodiek hoort, namelijk wel ontvangen.

Conclusie en gevolgen

11.1
Het beroep tegen het bestreden besluit I is ongegrond voor zover dat ziet op de niet-ontvankelijk verklaring van eisers bezwaar tegen de salarisspecificatie van mei 2023. Dit betekent dat de korpschef dat bezwaar niet alsnog inhoudelijk hoeft te behandelen.
11.2.
Het beroep tegen het bestreden besluit I, voor zover dat op het afwijzingsbesluit ziet, en tegen het bestreden besluit II zijn gegrond. De korpschef heeft ten onrechte eisers verzoek aangemerkt als een verzoek om van een in rechte vaststaand besluit terug te komen en heeft ten onrechte, in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, eiser met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2017 in schaal 9, trede 14, van het Bbp ingeschaald. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit I, voor zover dat op de kwalificatie van eisers verzoek ziet, en het bestreden besluit II.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing. Zij vat eisers verzoek op als een verzoek om naleving van het aanstellingsbesluit, wijst dat verzoek toe voor zover dat op de inschaling ziet en af voor zover het op OVW-periodieken ziet en bepaalt dat eiser met ingang van 1 februari 2017 in schaal 10, trede 14, van het Bbp is ingeschaald.
11.3.
Omdat het beroep gedeeltelijk gegrond is moet de korpschef het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die kunnen worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond voor zover dat ziet op de niet-ontvankelijk verklaring van eisers bezwaar tegen de salarisspecificatie van mei 2023;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond voor zover dat op het afwijzingsbesluit ziet;
  • vernietigt het bestreden besluit I en herroept het afwijzingsbesluit voor zover daarin eisers verzoek is aangemerkt als een verzoek om op een in rechte vaststaand besluit terug te komen en dat verzoek is afgewezen;
  • vat eisers verzoek op als een verzoek om naleving van het aanstellingsbesluit en wijst dat verzoek toe voor zover dat op de inschaling ziet en wijst dat verzoek af voor zover het op OVW-periodieken ziet;
  • bepaalt dat eiser met ingang van 1 februari 2017 in schaal 10, trede 14, van het Bbp is ingeschaald;
  • verklaart het beroep tegen het besluit bestreden II gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II en herroept het herstelbesluit;
  • bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzitter, en mr. P. Vrolijk en
mr. J.J.R. Lautenbach, leden, in aanwezigheid van mr.P.F.H.M. Terstegge, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Artikel 4:6
Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
2. Tegen de beslissing op het bezwaar kan beroep worden ingesteld met toepassing van de voorschriften die gelden voor het instellen van beroep tegen het besluit waartegen bezwaar is gemaakt.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Besluit bezoldiging politie
Artikel 1
1. Dit besluit verstaat onder:
(…)
m. salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de ambtenaar is vastgesteld aan de hand van één van de bijlagen van dit besluit, inclusief de op grond van artikel 9a toegekende periodieken;
(…)
ww. OVW punten: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden punten, zoals die met toepassing van het functiewaarderingssysteem zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden vastgesteld;
xx. OVW periodieken: Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden periodieken, welke kunnen worden toegewezen op grond van artikel 9a;
(…)
(…)
Artikel 9a
De ambtenaar die het maximum van de schaal behorende bij een functie met 24 of meer OVW punten, zoals opgenomen in bijlage VII, heeft bereikt, wordt, met behoud van deze schaal en met inachtneming van het tweede lid, extra periodieken ter hoogte van de in de volgende salarisschaal opgenomen periodieken toegekend.
Het toekennen van de periodieken bedoeld in het eerste lid, gebeurt overeenkomstig artikel 9.
Uitgezonderd van het eerste lid is:
a. de ambtenaar die een functie bekleedt welke wordt gewaardeerd met schaal 15 of hoger;
b. de ambtenaar die leiding geeft aan een onderdeel of team waarin hoofdzakelijk ambtenaren werken met een functie met minder dan 24 OVW punten, of
c. de ambtenaar die recht heeft op Flexibel Pensioen en Uittreden.
4. Het verkrijgen van de periodieken als bedoeld in het eerste lid heeft geen gevolgen voor de aan de functie gekoppelde rang.
5. De periodieken die op grond van dit artikel worden verkregen vervallen bij een vrijwillige overstap naar een functie met minder dan 24 OVW punten.
6. In afwijking van het eerste en tweede lid komt de ambtenaar met een functie waarvoor salarisschaal 14 of lager geldt niet in aanmerking voor trede 15 van salarisschaal 15.