ECLI:NL:RBROT:2024:6332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
C/10/667205 / HA ZA 23-898
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vervoerder voor schade door niet-veterinaire keuring van lading

In deze zaak heeft FN Global Meat B.V. (hierna: FN) DLG Overseas Logistics & Services B.V. (hierna: DLG) aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van het niet laten keuren van een lading bevroren paardenvlees door de NVWA. De lading, bestemd voor de Europese snackindustrie, werd door DLG vervoerd, maar de chauffeur heeft de veterinaire keuring niet uitgevoerd, wat leidde tot de weigering van de lading door de NVWA voor invoer in de EU. FN vorderde schadevergoeding van $ 64.780,00 en € 5.918,45 aan vernietigingskosten, primair op basis van artikel 8:1095 BW en subsidiair op basis van artikel 6:74 BW en/of artikel 6:162 BW.

De rechtbank oordeelde dat DLG aansprakelijk was voor de schade, omdat zij niet voldeed aan de hoofdverplichting uit artikel 8:1095 BW. De rechtbank verwierp DLG's verweer dat FN niet ontvankelijk was in haar vorderingen en dat de vernietigingskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank oordeelde dat de vernietigingskosten als gevolgschade moesten worden aangemerkt, waarvoor DLG niet aansprakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van FN tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van de vernietigingskosten afgewezen. DLG werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de rectificatie van de naam van DLG in de dagvaarding tijdig en correct was, en dat FN vorderingsgerechtigd was, ondanks DLG's betwisting dat de verzekeraars van FN de schade hadden vergoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat FN niet verzekerd was voor deze schade, waardoor de vordering gerechtvaardigd was. DLG's beroep op uitsluitings- en beperkingsclausules werd verworpen, omdat deze niet uitdrukkelijk waren overeengekomen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/667205 / HA ZA 23-898
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
FN Global Meat B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
DLG Overseas Logistics & Services B.V.in de dagvaarding aangeduid als:
DLG Logistics B.V.,
gevestigd te Maasdijk,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. van Rossenberg te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid met FN en DLG.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 juli 2023, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
  • de brief van de rechtbank van 26 januari 2024 met daarin de oproep voor de zitting van 2 mei 2024;
  • de brief van de rechtbank van 28 maart 2024 met daarin een zittingsagenda;
  • de akte houdende naamswijziging partij van FN van 2 mei 2024, tevens overlegging producties 9 tot en met 13.
1.2.
Op 2 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: [persoon A] (directeur FN), [persoon B] (Codirex Expeditie B.V.), mr. L.R. van Hee en mr. B. Neureiter di Torrero namens FN en mr. W.M. van Rossenberg namens DLG.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
FN heeft via Codirex Expeditie B.V. opdracht gegeven aan Thermotraffic Holland B.V. (hierna: Thermotraffic) om, als expediteur, het wegvervoer van een uit Argentinië afkomstige lading bevroren paardenvlees (hierna: de lading) van Rotterdam naar Dordrecht te verzorgen. Het paardenvlees was bestemd voor de Europese snackindustrie. Thermotraffic heeft dit vervoer uitbesteed aan DLG.
2.2.
Op 17 oktober 2022 heeft een chauffeur van DLG de container met de lading in ontvangst genomen en dezelfde dag afgeleverd aan FN. De chauffeur van DLG heeft – in strijd met de instructie in de transportopdracht – de lading vóór aflevering niet veterinair laten keuren door de NVWA.
2.3.
Op 19 oktober 2022 heeft de NVWA bericht dat de lading door haar in bewaring zal worden genomen. Keuring was niet meer mogelijk, omdat de verzegeling van de container was verbroken en de lading was gelost.
2.4.
Op 28 november 2022 heeft de NVWA de lading geweigerd voor invoer in de EU. De NVWA heeft hierbij gemeld dat de zending vóór 27 januari 2023 weder uitgevoerd diende te zijn naar een derde land, daarna zou de bestemming automatisch destructie worden. De NVWA vermeldde hierbij als wettelijke basis:
“Zending is niet ter keuring aangeboden in de Grenscontrolepost (GCP) te Rotterdam en zonder gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) gelost.
Verordening (EU) 2017/625 art. 47 lid 1 onder b en lid 5, art. 49 lid 1, art. 65, art. 66, art. 69, art. 137 en art. 138
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/632 art. 3 en bijlage
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2130 art. 2, 3 en 4
Warenwetregeling Veterinaire controles derde landen 2018 art. 6 onder d
Warenwetbesluit uitvoering verordening officiële controles en andere officiële activiteiten art. 4 en art. 5
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen art. 2 en art. 3
Warenwetbesluit invoer van levensmiddelen uit derde landen art. 2 en art. 3
Warenwet art. 9, art. 13 en art. 14”
Wat is de kern?
2.5.
FN stelt zich op het standpunt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat DLG de lading niet veterinair heeft laten keuren door de NVWA waardoor de lading niet verkoopbaar was in de EU en FN de lading heeft moeten laten vernietigen. De schade bedraagt $ 64.780,00, bestaande uit de factuurwaarde van de zending plus de zeevracht, en € 5.918,45 aan vernietigingskosten. Deze schade dient DLG volgens FN te vergoeden. Primair op grond van artikel 8:1095 BW en subsidiair ingevolge artikel 6:74 BW en/of artikel 6:162 BW.
FN vordert dat DLG uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om aan haar te betalen $ 64.780,00 en € 5.918,45, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2023, met veroordeling van DLG in de (na)kosten van dit geding.
2.6.
DLG voert verweer en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van FN in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van FN in de kosten van dit geding.
2.7.
De rechtbank veroordeelt DLG om aan FN $ 64.780,00 aan schadevergoeding te betalen, omdat DLG niet heeft voldaan aan de hoofdverplichting uit artikel 8:1095 BW.
Het beroep van DLG op uitsluitings- en beperkingsclausules gaat niet op en haar overige verweren zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De gevorderde vernietigingskosten worden afgewezen, omdat deze zijn aan te merken als gevolgschade waarvoor DLG niet aansprakelijk is.
2.8.
Hierna worden de standpunten van partijen voor zover dat relevant is voor de beoordeling van het geschil weergegeven en wordt het oordeel van de rechtbank toegelicht.
De naam van DLG is gerectificeerd
2.9.
DLG heeft in haar conclusie van antwoord aangevoerd dat Thermotraffic de overeenkomst niet met DLG Logistics B.V. heeft gesloten, maar met DLG Overseas Logistics & Services B.V. Nu DLG Logistics B.V. is gedagvaard in deze procedure, is FN volgens DLG niet ontvankelijk in haar vorderingen, althans dienen haar vorderingen te worden afgewezen.
2.10.
In reactie hierop heeft FN gemeld dat zij in de aanhef van de dagvaarding DLG Overseas Logistics & Services B.V. abusievelijk (verkeerd) heeft aangeduid als DLG Logistics B.V. FN heeft verzocht de naam van de gedaagde te wijzigen in DLG Overseas Logistics & Services B.V.
2.11.
Rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partij-aanduiding is een aanvaardbaar middel tot herstel van een gemaakte vergissing wanneer het onder de gegeven omstandigheden voor de processuele wederpartij kenbaar was dat van een vergissing sprake was, die wederpartij door de vergissing en de rectificatie daarvan niet is benadeeld of in haar verdediging geschaad, en de rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden. [1]
2.12.
De rechtbank gaat er vanuit dat voor DLG kenbaar was dat sprake was van een vergissing aan de zijde van FN op basis van de volgende omstandigheden. Voorafgaand aan de dagvaarding hebben partijen gecorrespondeerd over de aansprakelijkheid van “DLG” waarbij beide partijen uitgingen van de DLG-entiteit aan wie de transportopdracht was gegeven. FN verwijst in haar aansprakelijkstelling van 22 maart 2023 naar de meegezonden transportopdracht waarin DLG Overseas Logistics & Services B.V. staat vermeld. Naar aanleiding van deze aansprakelijkstelling meldde zich een advocaat die was ingeschakeld door “DLG”. FN verwijst in haar dagvaarding naar de door haar bijgevoegde transportopdracht en expediteursverklaring waarin DLG Overseas Logistics & Services B.V. staat vermeld en FN noemt - behalve in de aanhef - nergens in de dagvaarding DLG Logistics B.V.
2.13.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt DLG door de rectificatie niet benadeeld of in haar verdediging geschaad aangezien het exploot van de dagvaarding is gedaan ten kantore van de gezamenlijke moedervennootschap van DLG Logistics B.V. en DLG Overseas Logistics & Services B.V. en DLG zowel in haar conclusie van antwoord als ter zitting uitvoerig verweer heeft gevoerd voor het geval DLG wel passief gelegitimeerd zou zijn. Het standpunt van DLG ter zitting dat zij in haar verdediging is geschaad, omdat haar bij een naamswijziging een verjaringsverweer wordt ontnomen volgt de rechtbank niet gelet op de onbetwiste stelling van FN dat de verjaring steeds tijdig is gestuit.
2.14.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot rectificatie tijdig heeft plaatsgevonden. Partijen hebben na de conclusie van antwoord eerst onderling geprobeerd om op dit punt tot een vergelijk te komen. Nadat bleek dat hierover geen overeenstemming kon worden bereikt, heeft FN de ‘akte houdende naamwijziging partij’ voorafgaand aan de zitting van 2 mei 2024 ingediend. De rechtbank heeft de naam van DLG dan ook gerectificeerd conform het verzoek van FN.
FN is vorderingsgerechtigd
2.15.
DLG heeft aangevoerd dat uit het door FN overgelegde Survey Report van [persoon C] blijkt dat expertise is verricht kennelijk in opdracht van de verzekeraars van FN. Volgens DLG is dan ook de veronderstelling gerechtvaardigd dat de betreffende verzekeraars de gestelde schade aan FN hebben vergoed, zijn gesubrogeerd in de rechten van FN en FN niet langer vorderingsgerechtigd is.
2.16.
Ter zitting heeft FN gesteld dat zij niet verzekerd is voor deze schade en de verzekeraars de schade (dus) niet hebben vergoed.
2.17.
DLG heeft de stelling van FN vervolgens in twijfel getrokken en gesteld nadere informatie te willen, omdat zij het nu niet kan controleren.
2.18.
Het enkel in twijfel trekken van de stelling van FN zonder nader te onderbouwen waarom een controle nodig is acht de rechtbank niet voldoende en wordt dan ook als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. De rechtbank gaat er vanuit dat verzekeraars de door FN gestelde schade niet hebben vergoed en FN vorderingsgerechtigd is (zowel onder Boek 6 als onder Boek 8 BW).
DLG is aansprakelijk voor de schade van FN
FN heeft geen controleverplichting (geschonden)
2.19.
DLG voert aan dat het niet laten keuren van de lading niet tot schade had hoeven en behoren te leiden indien FN aan haar verplichting had voldaan om eerst na te gaan of de veterinaire controle had plaatsgevonden alvorens de zegels te laten verbreken en de lading te lossen.
2.20.
De rechtbank volgt dit verweer niet, omdat – zoals FN ook ter zitting heeft aangevoerd – gesteld noch gebleken is dat op FN een contractuele of wettelijke verplichting rust om een dergelijke controle uit te voeren. FN had bovendien geen reden om aan te nemen dat de veterinaire controle niet was uitgevoerd aangezien als onweersproken vast staat dat FN - die zeer regelmatig dit soort ladingen laat vervoeren - nog niet eerder had meegemaakt dat een vervoerder was vergeten een zending te laten keuren en een controle door de NVWA ook kan worden uitgevoerd zonder dat het zegel wordt verbroken.
De schade valt onder artikel 8:1095 BW
2.21.
FN stelt zich op het standpunt dat DLG niet aan de hoofdverplichting van artikel 8:1095 BW heeft voldaan, omdat DLG de lading heeft ontvangen in een staat waarin die verkoopbaar was in de EU en heeft afgeleverd in een staat waarin het vlees niet langer verkoopbaar was in de EU.
DLG voert aan dat geen sprake is van beschadiging van de goederen tijdens het vervoer die valt onder het bereik van artikel 8:1095 BW, omdat daarvoor relevant is of de fysieke staat van de goederen is aangetast, hetgeen niet het geval is. Bovendien was de lading volgens DLG op het moment van inontvangstname ook al niet / nog niet verkoopbaar in de EU, omdat de lading toen nog moest worden gekeurd.
2.22.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat artikel 17 CMR uitsluitend de aansprakelijkheid van de vervoerder voor verlies van of schade aan door hem internationaal vervoerde zaken, alsmede voor vertraging in de aflevering, regelt. [2] Ook artikel 8:1095 BW ziet voor het nationale vervoer alleen op deze schade.
2.23.
Vast staat dat door de tekortkoming van (een chauffeur van) DLG om de lading te laten keuren, de lading door de NVWA op grond van publiekrechtelijke regelgeving (zie onder 2.4) is geweigerd voor invoer in de EU. [3] De verplichting om de lading te laten keuren hield feitelijk in dat de chauffeur een kleine aanpassing in de af te leggen route [4] en een extra stop (voor de keuring) diende te maken. Gesteld noch gebleken is dat DLG hiervoor een aanmerkelijk hogere vergoeding heeft gekregen dan het vrachttarief.
De lading die bij inontvangstname nog bestemd was - en kon zijn - voor de Europese markt, kon na aflevering niet meer worden ingevoerd in de EU als gevolg van de tekortkoming van DLG. De NVWA neemt in deze situatie het originele gezondheidscertificaat in en geeft alleen een kopie af met het stempel "refused entry EU" erop. [5]
Deze weigering voor invoer in de EU is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als schade aan de door DLG vervoerde zaken. DLG (haar chauffeur) heeft de lading dan ook niet in dezelfde staat afgeleverd als waarin zij deze ten vervoer heeft ontvangen en is jegens FN aansprakelijk voor de schade die zij als gevolg hiervan heeft geleden.
DLG moet $ 64.780,00 aan schadevergoeding betalen aan FN
Beroep op uitsluitings- en beperkingsclausules gaat niet op
2.24.
Volgens artikel 8:1102 lid 1 BW is nietig ieder beding waarbij de ingevolge artikel 8:1095 BW op de vervoerder drukkende aansprakelijkheid op andere wijze wordt vermeerderd of verminderd dan in Boek 8 BW Titel 13 afdeling 2 is voorzien, tenzij dit beding, uitdrukkelijk en anders dan door een verwijzing naar in een ander geschrift voorkomende bedingen, is aangegaan bij een in het bijzonder ten aanzien van het voorgenomen vervoer aangegane en in een afzonderlijk geschrift neergelegde overeenkomst. [6]
2.25.
DLG beroept zich op uitsluitings- en beperkingsclausules in haar algemene verkoopvoorwaarden en de AVC 2002. Gesteld noch gebleken is dat deze voorwaarden uitdrukkelijk zijn aangegaan in vorenbedoelde zin. De bedingen uit deze voorwaarden vallen dan ook onder het bereik van artikel 8:1102 BW en zijn nietig.
De hoogte van de schade
2.26.
De door DLG te betalen schadevergoeding dient te worden berekend op basis van het schadevergoedingssysteem in Boek 8 BW Titel 13 afdeling 2. De hoogte van de door FN gestelde schade ad $ 64.780,00, bestaande uit de factuurwaarde van de zending plus de zeevracht, is door DLG niet gemotiveerd betwist en staat dan ook vast. Aangezien de hoogte van dit bedrag valt onder de limitering van de schade uit artikel 8:1105 BW (26.000 kg x € 3,40 = € 88.400,00) treft het beroep van DLG op deze limitering geen doel.
Vernietigingskosten worden afgewezen
2.27.
De door FN gevorderde vernietigingskosten ad € 5.918,45 zijn het gevolg van het tekortschieten van DLG in de nakoming van haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomst en niet “de kosten die voor de ladingbelanghebbende rechtstreeks aan (de normale uitvoering van) het vervoer als zodanig zijn verbonden” [7] . Deze kosten dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook - in tegenstelling tot hetgeen FN heeft gesteld - te worden aangemerkt als gevolgschade. Voor gevolgschade is DLG op grond van artikel 8:1103 BW niet aansprakelijk. De vergoeding van deze kosten zal dan ook worden afgewezen.
Niet komen vast te staan dat FN niet schadebeperkend is opgetreden
2.28.
FN heeft volgens DLG niet aan haar schadebeperkingsverplichtingen voldaan door geen bezwaar te maken tegen het besluit van de NVWA. FN betwist dat een bezwaarprocedure een redelijke kans van slagen zou hebben gehad.
Nu DLG niet heeft gesteld op welke grond een bezwaar tegen het besluit van de NVWA mogelijk zou zijn geweest en zij deze stelling ook overigens niet heeft onderbouwd, wordt dit standpunt als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.
2.29.
Verder heeft DLG gesteld dat FN ten onrechte ervoor heeft gekozen om de lading na weigering van de invoer niet te exporteren, maar naar verluidt tot destructie van de lading over te gaan. In reactie hierop heeft FN een e-mail van [persoon C] overgelegd waarin de drie opties voor afhandeling van de lading (nadat deze voor invoer in de EU was geweigerd) die zij had genoemd in haar Survey Report worden toegelicht. Uit de e-mail blijkt - kort samengevat - dat de opties (1) retour land van oorsprong en (2) uitvoer naar een ander derde land lastig / niet haalbaar waren en de kosten hiervan de waarde van de lading snel zouden overtreffen. De keuze voor optie (3) destructie sluit aan bij de uiteenzetting in deze e-mail en de rechtbank ziet dan ook niet in waarom FN met deze keuze niet schadebeperkend heeft opgetreden. Tegenover de onderbouwing die FN heeft aangeleverd heeft DLG niet (concreet) gesteld waarom hier anders over zou moeten of kunnen worden gedacht. Ook aan dit standpunt wordt dan ook voorbijgegaan.
DLG moet rente betalen
2.30.
De rente wordt toegewezen, omdat FN genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en DLG dat niet gemotiveerd heeft betwist.
DLG moet de proceskosten betalen
2.31.
DLG zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FN worden begroot op:
- dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten × tarief € 1.214,00)
- nakosten
€ 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.388,73
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.32.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat FN dat eist en DLG daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt DLG om aan FN te betalen $ 64.780,00 vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 6 januari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt DLG in de proceskosten, die aan de kant van FN worden begroot op € 3.388,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als DLG niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet DLG € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
2459/32

Voetnoten

1.vgl. HR 14 december 2007, NJ 2008/10
2.HR 15 april 1994, NJ 1995/114 (Cargofoor), HR 18 december 2015, NJ 2016/341 (Schenker / Transfennica)
3.vgl. [persoon D] , 'Dossier Transport', de Beursbengel 2020/896, p. 27.
4.na inontvangstname van de lading op de Maasvlakte te Rotterdam rijden langs het door Eurofrigo gefaciliteerde keurpunt eveneens gelegen op de Maasvlakte
5.E-mail [persoon C] d.d. 7 maart 2023, productie FN-13
6.vgl. HR 5 januari 2001, NJ 2001/391
7.HR 14 juli 2006, NJ 2006/599