In deze zaak heeft FN Global Meat B.V. (hierna: FN) DLG Overseas Logistics & Services B.V. (hierna: DLG) aangeklaagd voor schadevergoeding als gevolg van het niet laten keuren van een lading bevroren paardenvlees door de NVWA. De lading, bestemd voor de Europese snackindustrie, werd door DLG vervoerd, maar de chauffeur heeft de veterinaire keuring niet uitgevoerd, wat leidde tot de weigering van de lading door de NVWA voor invoer in de EU. FN vorderde schadevergoeding van $ 64.780,00 en € 5.918,45 aan vernietigingskosten, primair op basis van artikel 8:1095 BW en subsidiair op basis van artikel 6:74 BW en/of artikel 6:162 BW.
De rechtbank oordeelde dat DLG aansprakelijk was voor de schade, omdat zij niet voldeed aan de hoofdverplichting uit artikel 8:1095 BW. De rechtbank verwierp DLG's verweer dat FN niet ontvankelijk was in haar vorderingen en dat de vernietigingskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank oordeelde dat de vernietigingskosten als gevolgschade moesten worden aangemerkt, waarvoor DLG niet aansprakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van FN tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot vergoeding van de vernietigingskosten afgewezen. DLG werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de rectificatie van de naam van DLG in de dagvaarding tijdig en correct was, en dat FN vorderingsgerechtigd was, ondanks DLG's betwisting dat de verzekeraars van FN de schade hadden vergoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat FN niet verzekerd was voor deze schade, waardoor de vordering gerechtvaardigd was. DLG's beroep op uitsluitings- en beperkingsclausules werd verworpen, omdat deze niet uitdrukkelijk waren overeengekomen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.