ECLI:NL:RBROT:2024:6323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/5614
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang na akkoord betalingsregeling

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV. Eiseres had eerder een verzoek ingediend bij het UWV voor kwijtschelding van openstaande vorderingen, welke was afgewezen. Na een bezwaarprocedure en een zitting op 4 april 2024, heeft het UWV een voorstel voor een betalingsregeling gedaan, waar eiseres schriftelijk mee akkoord ging. Dit voorstel werd vastgelegd in een gewijzigde beslissing op bezwaar op 15 april 2024, waarin het UWV bevestigde dat bij betaling van een maandelijks bedrag van € 429, het openstaande bedrag op 1 januari 2028 zou worden kwijtgescholden.

Eiseres heeft op 13 mei 2024 aangegeven in te stemmen met het bestreden besluit en verzocht om dit in een beschikking van de rechtbank op te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen belang meer had bij een inhoudelijk oordeel over haar beroep, aangezien zij met het UWV een schikking had bereikt. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5614

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. Met het primaire besluit van 9 november 2022 heeft het UWV een verzoek van eiseres om kwijtschelding van haar openstaande vorderingen afgewezen. Met het bestreden besluit I van 13 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV daarbij gebleven. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Op 22 maart 2024 heeft eiseres in reactie op het verweerschrift een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.
1.4.
Het onderzoek is na de zitting heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op een door het UWV ter zitting gedaan voorstel voor een betalingsregeling.
1.5.
Nadat eiseres bij brief van 8 april 2024 akkoord is gegaan met dat voorstel, heeft het UWV dit vastgelegd in een gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 april 2024 . Het UWV heeft in dit besluit bevestigd dat, als eiseres vanaf 1 januari 2023 gedurende vijf jaar een bedrag van maandelijks € 429 betaalt, het UWV het bedrag dat op 1 januari 2028 nog openstaat zal kwijtschelden.
1.6.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 29 april 2024 gevraagd of zij het beroep wenst voort te zetten of in te trekken. Daarop heeft eiseres gereageerd op 13 mei 2024.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft op 13 mei 2024 schriftelijk aangegeven in te stemmen met wat is bepaald in het bestreden besluit II. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat zij graag ziet dat dit besluit in een beschikking van de rechtbank wordt overgenomen.
3. De rechtbank overweegt dat eiseres geen belang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over haar beroepschrift. Immers, zoals ter zitting ook is gebleken, wenste eiseres met het UWV een schikking te bereiken. Het UWV heeft dat neergelegd in een besluit van 15 april 2024. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Voor de inhoud verwijst de rechtbank naar wat hierover is opgenomen onder 1.5 bij de inleiding.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het door eiseres in beroep betaalde griffierecht en evenmin voor een veroordeling in de door haar gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.M. de Grave, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.