In deze zaak, die op 3 juli 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die naast elkaar wonen in Hoek van Holland. De eisers, [eiser 1] en [eiser 2], zijn sinds december 2021 eigenaren van een perceel naast de woning van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De verhoudingen zijn verstoord geraakt tijdens de bouw van de woning van de eisers. De eisers beschuldigen de gedaagden van het overschrijden van de erfgrens, het beschadigen van hun eigendommen, het aanbrengen van camera’s met zicht op hun perceel en stelselmatige intimidatie. In het kort geding eisen de eisers onder andere dat de gedaagden worden veroordeeld om alles wat zij op het perceel van de eisers hebben geplaatst te verwijderen, een verbod krijgen om eigendommen van de eisers te beschadigen, en dat er een contactverbod wordt opgelegd aan [gedaagde 1]. De gedaagden verzetten zich tegen deze eisen en stellen dat een deel van de eisen niet geschikt is voor een kort geding en dat zij zich niet onrechtmatig hebben gedragen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisen van de eisers niet allemaal toewijsbaar zijn. Het contactverbod en het verbod tot beschadiging van eigendommen zijn toegewezen, omdat de eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun persoonlijke levenssfeer wordt aangetast. De overige eisen, zoals het verwijderen van camera’s en het verbod op onrechtmatig handelen, zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat beide partijen over en weer deels ongelijk kregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.