ECLI:NL:RBROT:2024:6315

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
ROT 23/2153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan fabrikant van veevoer wegens onvolledige handelsdocumenten en onvoldoende eigen controles

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2024, wordt het beroep van eiseres, een fabrikant van veevoeders, tegen een boete van € 5.000,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanwege twee overtredingen van de Wet dieren. De rechtbank oordeelt dat de overtredingen terecht zijn vastgesteld. Eiseres had handelsdocumenten van aangeleverde dierlijke bijproducten niet correct ingevuld of ontbraken deze volledig. Tijdens een inspectie door de NVWA op 11 april 2022 werden deze tekortkomingen geconstateerd. Eiseres betoogde dat zij als ontvanger van de producten niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de volledigheid van de documenten, maar de rechtbank oordeelt dat zij als exploitant verantwoordelijk is voor de controle op de aanwezigheid van de juiste documenten. De rechtbank concludeert dat de eigen controles van eiseres niet adequaat waren en dat de boete proportioneel is. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: [bestuurder van eiseres]),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
thans de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, verweerder,
(gemachtigde: mr. E.M.M. Scheffer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van in totaal € 5.000,- voor twee overtredingen van de Wet dieren. Met het besluit van 19 augustus 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 27 februari 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is een fabrikant van veevoeders voor jongvee, in het bijzonder van zuivelmengvoeders voor kalveren. Voor de productie van deze diervoeders ontvangt zij partijen zuivelgrondstoffen van andere bedrijven. Op 11 april 2022 hebben twee toezichthouders van de NVWA een inspectie uitgevoerd bij eiseres, waarvan op 12 april 2022 een rapport van bevindingen is opgemaakt. De toezichthouders schrijven daarin dat zij bij eiseres gesproken hebben met [naam] (QA manager) en [naam] (manager productie) en dat zij hen vroegen om inzicht te geven in de (handels)documenten betreffende de aanvoer van de producten. Over de van hen ontvangen documenten schrijven de toezichthouders onder meer het volgende:

Wij zagen dat een handelsdocument ontbrak, dat (handels)documenten onvolledig waren ingevuld en dat (handels)documenten onjuist waren ingevuld. Daarnaast zagen wij op handelsdocumenten of, indien van toepassing, op de vormvrije documenten dat [eiseres] in zijn geheel niet benoemd werd als ontvanger van de betreffende partijen producten.
Ook zagen wij dat er veelvuldig géén of geen volledige vermelding aanwezig was op de handelsdocumenten en/ of vormvrije documenten van de verplichte dubbele behandeling zoals bedoeld in Vo. (EU) 142/2011, bijlage X hfst II afd. 4, deel 1 van de betreffende producten. Er werd in enkele gevallen dan ook geen verwerker benoemd. Hiermee was het feit of deze behandeling daadwerkelijk was uitgevoerd dus niet geborgd.
Vervolgens staan in het rapport ter illustratie vier voorbeelden benoemd van aanvoerdocumenten die volgens de toezichthouders onjuist of onvolledig waren ingevuld. Deze documenten zijn ook bij het rapport gevoegd. Daarnaast schrijven de toezichthouders in het rapport:

Wij vroegen [QA manager] of er een procedure was voor de controle van binnenkomende producten van dierlijke oorsprong. [QA manager] antwoordde bevestigend en overhandigde ons de procedure 'controle vrachtdocumentatie'. In de procedure 'controle vrachtdocumentatie' zagen wij een beschrijving van de controle welke uitgevoerd dient te worden bij binnenkomende producten. In deze procedure zagen wij dat het controleren van het handelsdocument of vormvrije document bij een vracht beschreven stond. Hier zagen wij dat de aanwezigheid en volledigheid gecontroleerd moest worden op verschillende punten en hoe te handelen bij afwijkingen.
Om de dierlijke bijproducten procedure volledig te kunnen beoordelen, hebben wij op15 april 2022 telefonisch contact opgenomen met [QA manager]. Wij vroegen om ter beoordeling aanwezige dierlijke bijproducten procedures naar ons toe te zenden per mail. [QA manager] heeft ons per mail de 'procedure NF-PROC-027 - controle vrachtdocumentatie - bulk.pdf' en de procedure 'NF-PROC-031 - controle vrachtdocumentatie - stukgoed.pdf' toegezonden.
Wij zagen echter op de inkomende documenten dat de beschreven procedure niet opgevolgd werd. Dit blijkt uit de bevindingen welke eerder in dit rapport worden beschreven. Wij zagen ook de dat procedure inhoudelijk niet volledig was en dat er onder andere wordt verwezen naar de bijlage van de verplichte dubbele behandeling zoals bedoeld in Vo. (EU) 142/2011, bijlage X hfst II afd. 4, deel 1 in plaats van de controle op de specifieke hittebehandeling.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres twee beboetbare feiten heeft gepleegd:
3.1.
Beboetbaar feit 1: “De exploitant zag er niet op toe dat dierlijke bijproducten tijdens het vervoer vergezeld gingen van handelsdocumenten waarop de vereiste informatie was opgenomen.”
Volgens verweerder is dit in strijd met artikel 17, eerste lid onder b en Bijlage VIII, hoofdstuk III, punt 1, van Verordening 142/2011 [1] en heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 3.3, eerste lid, onder b, van de Regeling dierlijke producten.
3.2.
Beboetbaar feit 2: “De verplichte eigen controles in de inrichting zijn niet volledig ingevoerd en worden niet toegepast. Uit de (handels)documenten, identificatie / gezondheidsmerken, status product blijkt dat de verplichte eigen controle niet op orde is.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 3.3, eerste lid, onder a, van de Regeling dierlijke producten, en met artikel 28 van Verordening 1069/2009 [2] .
3.3.
Verweerder heeft eiser per beboetbaar feit een boete van € 2.500,- opgelegd, dus in totaal een boete van € 5.000,-.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de beboetbare feiten heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijkste Europese voorschriften zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Eiseres betoogt dat zij de voorschriften over de handelsdocumenten niet kan hebben overtreden. Het opstellen van de handelsdocumenten en het ervoor zorgen dat zendingen worden vergezeld van deze documenten, kan alleen door de producent of verzender geschieden. Eiseres is slechts ontvanger van de zuivelgrondstoffen en kan niet als pleger, medepleger, uitlokker of doen pleger worden aangemerkt. De boete is dan ook aan de verkeerde partij opgelegd. Eiseres heeft als ontvanger alleen de verplichting om de handelsdocumenten te bewaren en te administreren en als een handelsdocument ontbreekt rust op eiseres alleen een meer gedetailleerde administratieplicht [3] . Aan die verplichtingen heeft eiseres voldaan. Weliswaar moeten exploitanten op grond van artikel 4, tweede lid, van Verordening 1069/2009 ervoor zorgen dat de dierlijke bijproducten in alle fasen aan de vereisten voldoen, maar dan alleen aan de vereisten die betrekking hebben op hun activiteiten. En de productie en verzending van zuivelgrondstoffen behoort niet tot de activiteiten van eiseres; zij kan niet verantwoordelijk zijn voor verplichtingen die in de voorgaande schakels van de keten (productie en transport) moeten worden vervuld. Zij heeft ook pas de feitelijke controle over de dierlijke bijproducten als deze bij haar vestiging zijn afgeleverd en kan dan pas de zending controleren. Eiseres controleert ook systematisch of de ontvangen zending is vergezeld van een handelsdocument en of dit volledig en - voor zover eiseres kan beoordelen - juist is ingevuld. Maar zij heeft, in tegenstelling tot de NVWA, niet de machtsmiddelen om de producent of verzender te dwingen dat bij zendingen de handelsdocumenten aanwezig zijn en tevens correct ingevuld zijn. Anders dan verweerder stelt, bevatten de wettelijke voorschriften ook geen verplichting voor de ontvanger om een partij te weigeren als de bijbehorende handelsdocumenten ontbreken, onvolledig of onjuist ingevuld zijn, aldus eiseres.
6.1.
In artikel 17, eerste lid, onder b, van Verordening 142/2011 staat dat exploitanten erop moeten toezien dat dierlijke bijproducten en afgeleide producten tijdens het vervoer vergezeld gaan van handelsdocumenten of gezondheidscertificaten overeenkomstig de eisen van Bijlage VIII, hoofdstuk III. In dat hoofdstuk staan onder meer nadere voorschriften voor het gebruik van handelsdocumenten, het model en de daarop in te vullen gegevens. In het rapport van bevindingen constateren de toezichthouders dat van een aantal door eiseres ontvangen zendingen dierlijke bijproducten een handelsdocument ontbrak of handelsdocumenten onvolledig of onjuist waren ingevuld. Bij het rapport van bevindingen is ter onderbouwing de aanvoerdocumentatie van vier zendingen gevoegd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de constatering dat handelsdocumenten ontbraken en niet voldeden aan de eisen van Bijlage VIII, hoofdstuk III. Op zichzelf betwist eiseres de geconstateerde gebreken ten aanzien van de handelsdocumenten ook niet. Eiseres meent evenwel dat zij daar als ontvanger niet voor verantwoordelijk kan worden gehouden, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Artikel 17 van Verordening 142/2011 legt de verantwoordelijkheid voor de aanwezigheid van een juist en volledig ingevuld handelsdocument immers bij de exploitanten en in artikel 3, aanhef en onder 11, van Verordening 1069/2009 is ‘exploitant’ gedefinieerd als: de natuurlijke of rechtspersonen die de feitelijke controle hebben over een dierlijke bijproduct of een afgeleid product, waaronder vervoerders, handelaren en gebruikers. Zodra eiseres de dierlijke bijproducten op haar vestiging ontvangt om in haar productie van mengvoeder te gebruiken, heeft zij de feitelijke controle over deze bijproducten en is zij aan te merken als exploitant.
6.2.
Dat alleen de verzender of vervoerder verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van een juist en volledig ingevuld handelsdocument, zoals eiseres stelt, volgt niet uit Verordening 142/2011 of Verordening 1069/2009. Artikel 17 van Verordening 142/2011 beperkt zich blijkens de tekst immers niet tot bepaalde exploitanten en ook uit artikel 4, tweede lid, van Verordening 1069/2009 - waarnaar eiseres heeft verwezen - kan niet worden afgeleid dat een ontvanger van een zending dierlijke bijproducten geen verplichtingen heeft ten aanzien van de bijbehorende handelsdocumenten. In laatstgenoemd voorschrift staat dat de exploitanten in alle fasen van het verzamelen, het vervoer, de hantering, de behandeling, de transformatie, de verwerking, de opslag, het in de handel brengen, de verdeling, het gebruik en de verwijdering binnen de ondernemingen die zij controleren, ervoor zorgen dat de dierlijke bijproducten en afgeleide producten voldoen aan de vereisten van deze verordening, die betrekking hebben op hun activiteiten. Weliswaar heeft eiseres de dierlijk bijproducten niet zelf geproduceerd of vervoerd, maar zij heeft deze producten wel ontvangen en geaccepteerd om te worden gebruikt in haar productie van mengvoeder. Bij die activiteit - het ontvangen - moet eiseres aan de daarop betrekking hebbende vereisten voldoen en daartoe behoort een controle op de aanwezigheid van een juist en volledig ingevuld handelsdocument. Dat ook een ontvanger van dierlijke bijproducten verantwoordelijkheid draagt voor de aanwezigheid van handelsdocumenten vindt bovendien bevestiging in punt 2 van hoofdstuk III, Bijlage VIII, van Verordening 142/2011 waarin staat dat de ontvanger het handelsdocument moet bewaren, en in artikel 22, eerste en tweede lid, van Verordening 1069/2009 en artikel 17, tweede lid, van Verordening 142/2011, waaruit volgt dat exploitanten die dierlijke bijproducten ontvangen een administratie van die zendingen en de desbetreffende handelsdocumenten moeten bijhouden. Eiseres heeft gewezen op punt 1, aanhef en onder d, van afdeling 1, hoofdstuk IV, Bijlage VIII, van Verordening 142/2011 waarin staat welke gegevens de ontvanger in zijn administratie moet bijhouden en gesteld dat zij daaraan voldoet. Maar deze administratieverplichting geldt naast de eveneens op de ontvanger rustende verplichting om de handelsdocumenten van zendingen te bewaren. Dit volgt duidelijk uit de tekst van artikel 22, eerste lid, van Verordening 1069/2009 (“alsook”) en de tekst van artikel 17, tweede lid, van Verordening 142/2011 (“en”). Voor de rechtbank bestaat aldus redelijkerwijs geen twijfel over de uitleg van artikel 17 van Verordening 142/2011 ten aanzien van onderhavige zaak. De rechtbank ziet dan ook, anders dan door eiseres ter zitting is geopperd, geen reden voor het stellen van prejudiciële vragen op dit punt.
6.3.
Evenmin slaagt het betoog van eiseres dat haar overtreding van artikel 17, eerste lid, onder b, van Verordening 142/2011 niet kan worden verweten omdat zij als ontvanger niet over alle gegevens van de dierlijke bijproducten beschikt. Uit het rapport van bevindingen blijkt immers dat eiseres onder meer zendingen dierlijke bijproducten heeft geaccepteerd waarvan helemaal geen handelsdocumenten aanwezig waren of waarvan de handelsdocumenten niet volledig waren ingevuld. Dat in die gevallen de zendingen niet voldeden aan de vereisten van artikel 17, eerste lid, onder b, en hoofdstuk III, Bijlage VIII, van Verordening 142/2011 had eiseres - ook als ontvanger - bekend moeten zijn. Daarnaast volgt uit het rapport van bevindingen dat op een aantal documenten van zendingen dierlijke bijproducten eiseres niet als ontvanger stond vermeld. Ook op dat punt had eiseres, die de producten ontving, moeten weten dat die documenten niet juist waren ingevuld. Verder zagen de toezichthouders ook dat op een document de erkenningsnummers van de betrokken bedrijven ontbraken. Anders dan eiseres stelt, kan zij - als ontvanger - wel degelijk de erkenningsnummers van andere bedrijven nagaan. Deze registratiegegevens zijn namelijk opgenomen in voor het publiek beschikbaar gestelde lijsten, zoals is voorgeschreven in artikel 47 van Verordening 142/2011. Eiseres had dus kunnen en moeten vaststellen dat zendingen dierlijke bijproducten niet voldeden aan de vereisten van artikel 17, eerste lid, onder b, en hoofdstuk III van bijlage VIII, van Verordening 142/2011. Desondanks heeft zij die zendingen wel in ontvangst genomen en de dierlijke bijproducten op haar terrein laten lossen. Daarmee heeft ook eiseres artikel 17 van Verordening 142/2011 overtreden. Dat eiseres geen mogelijkheden heeft om van producenten en verzenders af te dwingen dat bij zendingen correct ingevulde handelsdocumenten aanwezig zijn, vindt de rechtbank ook niet aannemelijk. In handelscontracten die zij met toeleveranciers van dierlijke producten heeft gesloten zouden hierover afspraken kunnen worden gemaakt en verweerder heeft toegelicht dat het ook niet ongebruikelijk is dat bij zendingen waarvan de handelsdocumenten ontbreken of niet voldoen, de wagens niet op het terrein van de ontvanger worden toegelaten en worden teruggestuurd of de zending een andere bestemming wordt gegeven.
6.4.
Op grond van artikel 28 van Verordening 1069/2009 moeten exploitanten zorgen voor de invoering, toepassing en handhaving van eigen controles in hun inrichtingen om op de naleving van deze verordening toe te zien. Zoals uit het hiervoor overwogene volgt, rust op eiseres als exploitant de verplichting om na te gaan of door haar ontvangen zendingen dierlijke bijproducten zijn vergezeld van juist en volledig ingevulde handelsdocumenten. Eiseres heeft hiervoor, ter uitvoering van artikel 28 van Verordening 1069/2009, werkvoorschriften opgesteld (NF-PROC-027 en NF-PROC-031), waarin is beschreven dat een controle op de handelsdocumenten van zendingen moet worden verricht, op welke punten daarbij precies moet worden gecontroleerd en de te ondernemen acties bij afwijkingen. Reeds nu uit het rapport van bevindingen volgt dat zendingen waren ontvangen waarvan handelsdocumenten ontbraken of niet volledig of correct waren ingevuld, concludeert verweerder terecht dat de eigen controles van eiseres op dit punt niet goed zijn nageleefd.
6.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder eiseres terecht verwijt dat zij beide beboetbare feiten heeft begaan. Verweerder was bevoegd [4] eiseres daarvoor boetes op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken. Dat ook andere bij de betreffende zendingen betrokken bedrijven mogelijk fouten hebben gemaakt ten aanzien van de handelsdocumenten maar niet zijn beboet, maakt de boeteoplegging aan eiseres niet onredelijk. De niet naleving van de voorschriften ten aanzien van de handelsdocumenten is geconstateerd bij een controle die bij eiseres is verricht, van haar administratie. Voorts heeft verweerder toegelicht dat niet in alle gevallen het gebruikelijk is dat de verzender van dierlijke bijproducten zorg draagt voor de invulling en meezending van de handelsdocumenten; in de praktijk ziet verweerder ook gevallen waarin tussen bedrijven wordt afgesproken dat de ontvanger of een tussenhandelaar dit doet. De toezichthouder heeft ter zitting aangegeven niet met zekerheid te kunnen vaststellen wie bij de gecontroleerde zendingen als eerste verantwoordelijk was voor het invullen en meezenden van het handelsdocument. Overigens heeft de toezichthouder ter zitting ook toegelicht dat uit onderzoek en meldingen wel naar voren was gekomen dat ook andere betrokken bedrijven ten aanzien van de handelsdocumenten niet juist hadden gehandeld en dat de NVWA daarmee overleg heeft gevoerd. Zoals eiseres ter zitting heeft erkend is de naleving van de voorschriften door de betrokken bedrijven sinds dit overleg met de branche ook verbeterd.
6.6.
Verweerder heeft in dit geval een boete opgelegd van in totaal € 5.000,- en dat is in overeenstemming met de boetebedragen die door de wetgever voor deze overtredingen zijn vastgesteld. [5] Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder het boetebedrag had dienen te matigen. Ook de rechtbank is daarvan niet gebleken. Doordat eiseres zendingen dierlijke bijproducten onvoldoende heeft gecontroleerd en heeft ontvangen terwijl de bijbehorende handelsdocumenten ontbraken of onvolledig dan wel onjuist waren ingevuld, was de traceerbaarheid van deze producten onvoldoende gewaarborgd, wat een risico oplevert voor de volks- en diergezondheid. De rechtbank vindt de boete van in totaal € 5.000,- in dit geval evenredig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante Europese regelgeving

Artikel 4, tweede lid, Verordening 1069/2009
2. De exploitanten zorgen er in alle fasen van het verzamelen, het vervoer, de hantering, de behandeling, de transformatie, de verwerking, de opslag, het in de handel brengen, de verdeling, het gebruik en de verwijdering binnen de ondernemingen die zij controleren, voor dat de dierlijke bijproducten en afgeleide producten voldoen aan de vereisten van deze verordening, die betrekking hebben op hun activiteiten.
Artikel 22, eerste en tweede lid, Verordening 1069/2009
1. Exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verzenden, vervoeren of ontvangen, houden een administratie van die zendingen alsook de desbetreffende documenten of gezondheidscertificaten bij.
De eerste alinea is echter niet van toepassing indien overeenkomstig artikel 21, lid 2, tweede alinea, of overeenkomstig uitvoeringsvoorschriften die op grond van artikel 21, lid 6, onder b), zijn vastgesteld, toestemming is verleend om dierlijke bijproducten of afgeleide producten zonder documenten of gezondheidscertificaten te vervoeren.
2. De in lid 1, bedoelde exploitanten beschikken over systemen en procedures voor de identificatie van:
3. de andere exploitanten aan wie hun dierlijke bijproducten of afgeleide producten zijn geleverd, en
4. de exploitanten van wie zij hun levering hebben ontvangen.
Deze informatie wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.
Artikel 28, Verordening 1069/2009
Exploitanten zorgen voor de invoering, toepassing en handhaving van eigen controles in hun inrichtingen om op de naleving van deze verordening toe te zien. Zij zorgen ervoor dat geen dierlijke bijproducten of afgeleide producten waarvan wordt vermoed of is vastgesteld dat zij niet aan deze verordening voldoen, de inrichtingen of bedrijven verlaten, tenzij deze bestemd zijn om te worden verwijderd.
Artikel 17, eerste en tweede lid, Verordening 142/2011
Exploitanten zien erop toe dat dierlijke bijproducten en afgeleide producten:
voldoen aan de eisen inzake verzameling, vervoer en identificatie van bijlage VIII, hoofdstukken I en II;
tijdens het vervoer vergezeld gaan van handelsdocumenten of gezondheidscertificaten overeenkomstig de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk III.
Exploitanten die dierlijke bijproducten of afgeleide producten verzenden, vervoeren of ontvangen, houden een administratie van die zendingen bij en bewaren de desbetreffende handelsdocumenten of gezondheidscertificaten overeenkomstig de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk IV.
Punt 1 en 2, hoofdstuk III, Bijlage VIII, Verordening 142/2011
1. Tijdens het vervoer moeten de dierlijke bijproducten en de afgeleide producten vergezeld gaan van een handelsdocument dat is opgesteld overeenkomstig het in dit hoofdstuk vastgestelde model of, wanneer deze verordening dat voorschrijft, een gezondheidscertificaat.
Een dergelijk document of certificaat is evenwel niet vereist indien:
afgeleide producten van categorie 3-materiaal en organische meststoffen en bodemverbeteraars binnen dezelfde lidstaat door detailhandelaars worden geleverd aan eindgebruikers die geen exploitant zijn;
melk, melkproducten en melkderivaten van categorie 3 worden verzameld en teruggezonden naar exploitanten van melkverwerkingsinrichtingen, die erkend zijn overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004, indien die exploitanten producten van met name hun afnemers ontvangen die zij tevoren hadden geleverd;
mengvoeders als gedefinieerd in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009 die zijn vervaardigd op basis van dierlijke bijproducten of afgeleide producten, in de handel worden gebracht met een verpakking en etikettering overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 767/2009.
Het handelsdocument moet ten minste in drievoud worden opgemaakt (een origineel en twee afschriften). Het origineel gaat samen met de zending naar de eindbestemming. De ontvanger moet het bewaren. De producent en de vervoerder bewaren ieder een afschrift.
De lidstaten kunnen eisen dat bewijs wordt geleverd dat de zendingen zijn aangekomen, via het Traces-systeem of met een vierde exemplaar van het handelsdocument dat door de ontvanger naar de producent wordt teruggezonden.
Punt 1, aanhef en onder d, afdeling 1, hoofdstuk IV, Bijlage VIII, Verordening 142/2011
1. De in artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde administratie voor andere dierlijke bijproducten en afgeleide producten dan de in artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 767/2009 gedefinieerde, van dierlijke bijproducten of afgeleide producten vervaardigde mengvoeders die in de handel worden gebracht overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 767/2009, moet bestaan uit:
(…)
voor de administratie die bijgehouden wordt door een persoon die dierlijke bijproducten of afgeleide producten ontvangt, de volgende informatie:
i) de datum van ontvangst van het materiaal;
ii) de plaats van oorsprong van het materiaal, vanwaar het materiaal wordt verzonden;
iii) naam en adres van de vervoerder.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
2.Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002
3.Zoals is neergelegd in punt 1, aanhef en onder d, van Afdeling 1, Hoofdstuk IV, Bijlage VIII, van Verordening 142/2011
4.Op grond van artikel 6.2, eerste lid, artikel 8.6 en artikel 8.7, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 3.3, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten.
5.In de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren