ECLI:NL:RBROT:2024:6298

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
C/10/663095 / HA ZA 23-664
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding aannemingsovereenkomst en schadevergoeding bij gebrekkige uitvoering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, staat de ontbinding van een aannemingsovereenkomst centraal. Flevo Timmerfabriek B.V. heeft EFE Totaal Bouw & Aannemers B.V. ingeschakeld voor de afbouw van een woonvilla. Na een reeks van problemen, waaronder vertragingen en gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden, heeft Flevo de overeenkomst ontbonden en vorderingen ingesteld voor schadevergoeding. EFE heeft verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat EFE tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor de ontbinding gerechtvaardigd was. Flevo heeft recht op terugbetaling van de aanneemsom en de rechtbank heeft EFE veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 73.840,68, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van EFE in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor EFE, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/663095 / HA ZA 23-664
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
FLEVO TIMMERFABRIEK B.V.,
gevestigd in Almere,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L. Barou te Utrecht,
en
[persoon A]en
[persoon B],
beiden wonend in Almere,
gevoegde partij,
advocaat mr. L. Barou te Utrecht,
en
[naam vastgoedbedrijf].,
gevestigd in Almere,
gevoegde partij,
advocaat mr. L. Barou te Utrecht,
tegen
EFE TOTAAL BOUW & AANNEMERS B.V.,
gevestigd in Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat voorheen mr. M. Reedijk te Veghel, die zich per 3 april 2024 heeft onttrokken.
Partijen worden hierna Flevo, [persoon A] c.s., [naam vastgoedbedrijf] en Efe genoemd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens Efe de heer [persoon C] verschenen, die hierna [persoon C] wordt genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juli 2023, met 10 producties;
  • de overbetekeningen van de dagvaarding aan de ING Bank N.V. en de Coöperatieve Rabobank U.A. van 5 en 13 juli 2023;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met 29 producties;
  • de (oproep)brieven voor de mondelinge behandeling van deze rechtbank van 27 oktober 2023, 25 januari en 7 maart 2024;
  • de conclusie tot voeging van [persoon A] en [persoon B] ;
  • de conclusie tot voeging van [naam vastgoedbedrijf] .;
  • de brief van 21 maart 2024 van mr. Reedijk;
  • de producties 12 tot en met 19 van Flevo;
  • de producties 20 en 21 van Flevo;
  • het B-2formulier van 3 april 2024 van mr. Reedijk, met bericht van onttrekking per 3 april 2024;
  • de brief van de rechtbank van 18 april 2024;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens de pleitaantekeningen van mr. Barou.
1.2.
Het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Flevo is een timmerfabriek en een bouwbedrijf, dat ook handelt in bouwmaterialen. [persoon A] c.s. zijn bestuurder van Flevo en van [naam vastgoedbedrijf] . Efe is een aannemersbedrijf.
2.2.
Nadat Flevo en Efe op 8 juli 2022 per e-mail contact hebben gehad over de afbouw van een woonvilla aan de [adres] in Almere (hierna: de woonvilla), waarvan [persoon A] c.s. eigenaar zijn, heeft Flevo op 12 september 2022 een aanbetaling van € 1.210,00 (inclusief btw) voor het verstrekken van de opdracht gedaan. Op basis van de offerte van Effe van 12 september 2022 is tussen Flevo en Efe een aannemingsovereenkomst voor de afbouw van de woonvilla tot stand gekomen tegen een aanneemsom van € 186.356,05 (inclusief btw) (hierna: de overeenkomst). De betaling van aanneemsom is 50% bij akkoord offerte, 35% bij de start van de werkzaamheden en 15% bij de oplevering.
2.3.
Op 6 oktober 2022 hebben [persoon A] c.s. € 88.084,00 (inclusief btw) via ING Hypotheken aan Efe betaald (factuur 2022209-056: productie 7 van Efe).
2.4.
Op 25 oktober 2022 is Efe met de werkzaamheden aan de woonvilla gestart. Op 28 oktober 2022 heeft Efe (bouw)materiaal op de bouwlocatie van de woonvilla laten afleveren.
2.5.
[naam vastgoedbedrijf] heeft op 8 november 2022 € 41.657,97 en op 16 november 2022
€ 10.000,00 aan Efe betaald (deelbetaling van factuur [factuurnummer] € 61.57,97: producties 4 en 20 van Flevo).
2.6.
De staalleverancier van Flevo heeft Flevo in de tweede helft van november 2022 bericht de staalproducten niet op tijd te kunnen leveren.
In een e-mail van 21 november 2022 schrijft [persoon C] aan (de heer [persoon D] (hierna: [persoon D] ) van) Flevo:
“Ik wilde doorgeven dat heren paar dagen niet komen ieder geval tot zij weer verder kunnen want afgelopen keer waren zij heen en weer aan het reizen voor spullen en materiaal zijn wel 2 grote kozijnen geplaatst wat nog moest gebeuren
Is verloren tijd wij gaan ieder geval wachten tot dat de dak geplaatst wordt en of als Botament akkoord is kunnen zij daar aan beginnen graag ons op de hoogte houden van de ontwikkelingen ivm Constrcutie dak en Botament”
In reactie hierop schrijft [persoon D] in een e-mail van 21 november 2022 aan [persoon C] :
“Ik begrijp datje de mannen ergens anders gaat inzetten. Ik laat weten wanneer jij met de mannen weer nuttig aanwezig kunnen zijn.
Hoop dat we snel weer verder kunnen. Wel wil ik je vragen of wij 2 man van jou kunnen inzetten, wanneer we het dak gaan dichtzetten. Dit is natuurlijk meerwerk. Graag overleg voor we hieraan gaan beginnen voor het vaststellen van het meerwerk. Ik laat het jou weten”.
Op 28 november 2022 hebben [persoon C] en [persoon D] per e-mail contact over het dak van de woonvilla. [persoon D] bericht [persoon C] daarover het volgende:
“Volgende week maandag gaan we beginnen met de dak elementen plaatsen, Het staal zou er dan op moeten zitten. Er rijden deze week 2 dagen diverse ritten met de elementen van de werkplaats naar Overgooi. laten we vrijdag nog even met elkaar bellen over de daadwerkelijke start en ondersteuning.”
2.7.
Op 9 januari 2023 heeft Efe haar afbouwwerkzaamheden aan de woonvilla hervat.
2.8.
Op 24 januari 2023 is het dak op de woonvilla nog niet geplaatst.
2.9.
In een e-mail van 25 januari 2023 schrijft [persoon C] aan Flevo het volgende:.
“Ik heb begrepen vanuit de buitendienst dat er veel tegenslagen zijn geweest op de kavel dat is heel erg vervelend naar ons allen toe om een vooruitgang te boeken en verder te komen.
Vanaf het begin zijn er aantal afspraken gemaakt ook ivm wanneer het dak erop zou komen zo hebben wij ook onze planning gepland onze mannen en natuurlijk ook materialen laten Bezorgen.
Omdat jullie met de stalen boer diverse discussies hadden en door de stalen boer probleem had met zijn staal is het werkzaamheden gestaakt en en alles is vertraagd en behoorlijk later na ander halve maand ongeveer weer opgestart afgelopen maandag. Wij hebben onze mannen voor deze project vastgehouden en konden niet hun aan het werkzaamheden houden toen het werk gestopt was rond december en weer opgestart medio 9 januari en moesten wel doorbetalen wij hebben gedacht is niet leuk voor ons allen is ontmacht begrijpen het wel leven met jullie mee om oplossingen te bedenken en snel te schakelen als de bouw weer verder gaat.
Alleen nu het probleem is wij hebben gips materiaal naar binnen gebracht op afspraak en dat de dak hetzelfde week erop zou komen anders hadden wij geen materiaal laten komen en is door diverse redenen niet geplaatst en waterdicht gemaakt en daardoor is meer dan de helft van de materiaal voot 75 % vochtig en nat geworden dit kunnen wij niet zo gaan monteren na het drogen met de bouwdroger zal dit ook geen sterke houvast hebben.
Graag zouden wij hiervoor een oplossing willen bedenken want binnenkort gaat de dak erop eindelijk vd week hopelijk dan kan er binnen begonnen worden met het montage werkzaamheden maar met deze materiaal zal het niet goed gaan en hebben zelf onze uiterste best gedaan om het materiaal te beschermen met dekhoezen en zijl maar is niet succesvol omdat het aan alle kanten hard waait en niet afgesloten is ik heb het bij jullie neergelegd als Opdrachtgeveer bij deze en graag hoor ik wat De oplossing zal zijn van deze materiaal.”
2.10.
Op 27 januari 2023 heeft Efe aan Flevo een meerwerkfactuur van € 8.680,00 gestuurd (factuur 202301-001: productie 7 van Flevo). Efe heeft in een begeleidend schrijven bij deze factuur het volgende geschreven:
“Wij hebben diverse keren stil gestaan door diverse problemen op de bouw door vertraging staal Constrcutie op het dak omdat het dak niet gemonteerd kon worden en ook door late productie kozijnen materiaal.
wij hebben hierdoor geen productie kunnen maken en behoorlijk veel vertraging opgelopen en verlies. hebben ook mail gestuurd dat onze gips materiaal door regen water schade heeft opgelopen hebben daar geen antwoord op gekregen graag zouden wij nog willen horen wat de oplossing is vanuit jullie kant eventueel verzekering inschakelen zou een optie zijn om het openstaande probleem op te lossen. Graag zouden wij deze factuur op Korte termijn betaald willen hebben omdat deze werkzaamheden niet onder het totale afgesproken offerte vallen en extra zijn uitgevoerd en opgeleverd is.”
2.11.
In een e-mail van 30 januari 2023 schrijft [persoon C] aan [persoon D] , voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
wij gaan even stoppen tot ieder geval water en lucht dicht is alles en alle materialen aanwezig zijn dan kunnen wij weer eens gaan praten hoe wij het gaan oplossen er is afgelopen week een factuur naar jullie gestuurd wat wij graag betaald willen hebben en zullen dat waarderen omdat het afgerond is en regie basis gewerkt is. (…)”
2.12.
Op 6 februari 2023 hebben [persoon A] c.s., [persoon D] en [persoon C] elkaar gesproken bij de woonvilla over: de ontstane situatie, de gestelde schade van Efe, mogelijke oplossingen en de betaling van de factuur van 27 januari 2023.
In een e-mail van 6 februari 2023 van Flevo aan Efe staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
De factuur die jij hebt gestuurd, zullen we vandaag overmaken.
(…)
Verder zullen wij, zodra jullie starten met de afbouw samen goed kijken naar de
bruikbare gipsplaten. Uiteindelijk zullen we samen kijken hoeveel er onbruikbaar is en zullen
wij naar de kosten kijken en dit samen overleggen. Jij zal dan tzt ons een sein geven als je
zover bent.
Voor nu is de afspraak dat jullie ovb maandag 20 februari a.s. weer opstarten om alle
werkzaamheden weer op te pakken zodat jullie aan een stuk door kunnen gaan (…). “
Flevo heeft op 6 februari 2023 aan Efe € 8.680,00 betaald.
2.13.
Efe heeft de afbouwwerkzaamheden op 20 februari 2023 niet hervat.
2.14.
Flevo heeft conservatoir derdenbeslagen doen leggen onder een tweetal bankrekeningen van Efe.
2.15.
Inmiddels heeft Flevo een andere aannemer ingeschakeld om de woonvilla af te bouwen.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Flevo vordert na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
voor recht verklaart dat Efe toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis onder de aannemingsovereenkomst;
de aanneemovereenkomst gerechtelijk ontbindt;
Efe veroordeelt tot terugbetaling van de aanneemsom ten bedrage van
€ 140.951,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2023;
iv. Efe veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan Flevo in verband met
de geleden schade vanwege de gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden ten
bedrage van € 61.780,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16
februari 2024;
Subsidiair
de aanneemovereenkomst gedeeltelijk, voor zover de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, gerechtelijk ontbindt;
Efe veroordeelt tot terugbetaling van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Primair en subsidiair
Efe veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten;
Efe veroordeelt in de proces en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis plaatsvindt.
3.2.
Het verweer van Efe strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van Flevo in haar vorderingen, althans tot ontzegging daarvan, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Flevo in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Efe vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Flevo veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan de door Efe nog te verrichten (afbouw) werkzaamheden zoals bedoeld in de Aannemingsovereenkomst onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 6 en (gedeeltelijk) 7 met welke werkzaamheden Efe zal aanvangen binnen twee maanden na de dag waarop Flevo aan Efe heeft medegedeeld dat zij de noodzakelijke materialen beschikbaar heeft gesteld en de woonvilla vocht en luchtdicht heeft gemaakt en deze werkzaamheden dient te realiseren binnen 22 weken na deze mededeling, tenzij de weersomstandigheden zulks niet toelaten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 100.000,00 voor het geval Flevo nakoming van de Aannemingsovereenkomst door Efe in de weg staat;
Flevo veroordeelt aan Efe te betalen € 41.051,33 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
Flevo veroordeelt aan Efe te betalen € 186.346,05 inclusief btw, binnen veertien dagen nadat Efe haar nog uit te voeren werkzaamheden, zoals onder sub a weergegeven, volledig heeft uitgevoerd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat Flevo in verzuim is met de betaling van € 186.346,05 inclusief btw, zijnde veertien dagen na het gereed komen van de werkzaamheden tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
de overeenkomst tussen Efe en Flevo ontbindt;
Flevo veroordeelt aan Efe te betalen € 87.803,31 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van Flevo in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Het verweer van Flevo strekt tot afwijzing van de vorderingen van Efe, met veroordeling van Efe in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De incidenten tot voeging

4.1.
Bij conclusies tot voeging in een aanhangig incident hebben [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] beide verzocht om voeging aan de zijde van Flevo, als bedoeld in artikel 217 Rv. [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] hebben (voor Flevo) betalingen gedaan (zie 2.3 en 2.5) en willen hun belang bij terugbetaling daarvan veilig stellen. Efe maakt hiertegen bezwaar. De conclusies tot voeging zijn te laat ingediend en daarom moet de voeging van [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] worden afgewezen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de incidentele vordering tot voeging wordt ingesteld bij incidentele conclusie (artikel 218 Rv). De incidentele conclusie kan worden genomen op elke roldatum vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] hebben hun incidentele conclusies genomen vóór de conclusie van antwoord in reconventie en hebben aldus tijdig verzocht om voeging aan de zijde van Flevo. Aan de toewijsbaarheid kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. Dat in onderhavige zaak door de voeging van [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] een onredelijke vertraging zou ontstaan is door Efe niet gesteld en is de rechtbank ook niet anderszins gebleken. De incidentele vordering tot voeging van [persoon A] c.s. alsook die van [naam vastgoedbedrijf] wordt toegewezen.
De eisvermeerdering in conventie
4.3.
Ten aanzien van de vermeerdering van eis in conventie is formeel bezwaar uitgebleven. De rechtbank acht deze vermeerdering van eis niet in strijd met de goede procesorde. Daarom zal recht worden gedaan op de vermeerderde eis in conventie en de daarvoor aangebrachte gronden, zoals die luidt sinds de conclusie van antwoord in reconventie en is weergegeven in r.o. 3.1. van dit vonnis.
Medische gegevens [persoon C]
4.4.
Tijdens de zitting heeft [persoon C] zijn medische gegevens gedeeld. Anders dan Flevo is de rechtbank van oordeel dat deze medische gegevens niet als een processtuk, dan wel een proceshandeling van Efe moeten worden gezien. Deze medische gegevens zullen dan ook geen onderdeel van de processtukken gaan uitmaken. Veeleer moet het er voor worden gehouden dat [persoon C] deze medische gegevens heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn huidige gezondheidssituatie ten behoeve van een goed verloop van de zitting en in dat kader is het overleggen van deze stukken wel toegestaan.
Waar gaat deze zaak over?
4.5.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich vanwege de samenhang voor een gezamenlijke inhoudelijke beoordeling. Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of Flevo de overeenkomst ten aanzien van het afbouwen van de woonvilla mag ontbinden, en zo ja, wat dan de gevolgen zijn.
De ontbinding van de overeenkomst
4.6.
Het uitgangspunt is dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas als de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
Om te beoordelen of sprake is van een tekortkoming moet worden vastgesteld wat partijen zijn overeengekomen.
4.7.
Vast staat dat tussen Flevo en Efe op 12 september 2022 een overeenkomst tot het afbouwen van de woonvilla stand is gekomen. In dat verband is er door Flevo, [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] betaald. De rechtbank is van oordeel dat al deze betalingen zijn verricht door of namens Flevo. Dat blijkt uit:
- het factuurnummer 202209-056, dat ook op het bankafschrift van het bouwdepot van [persoon A] c.s. staat. Het betreft een betaling van € 88.084,00;
- de factuur [factuurnummer] van € 61.657,97. [naam vastgoedbedrijf] heeft, onder verwijzing naar voornoemd factuurnummer, eerst € 41.657,97 en later nog eens € 10.000,00 betaald;
- de door [persoon C] tijdens de zitting gedane mededeling dat Efe met Flevo de overeenkomst heeft gesloten en dat Efe betaling van de facturen door en namens Flevo aan Efe heeft ontvangen, behalve een bedrag van € 10.000,00 van de factuur van € 61.657,97 (factuurnummer [factuurnummer] ).
4.8.
Verder staat vast dat Efe met instemming van Flevo op 21 november 2022 haar werkzaamheden tijdelijk heeft gestaakt, omdat het dak nog niet op de woonvilla was geplaatst. Op 9 januari 2023 heeft Efe haar werkzaamheden hervat. Echter eind januari 2023 was het dak nog niet op de woning geplaatst, wat voor Efe aanleiding was om haar werkzaamheden wederom te staken. Partijen hebben op 6 februari 2023 ter plaatse van de woonvilla overleg gehad, wat geresulteerd heeft in nadere afspraken tussen partijen met betrekking tot het afbouwen van de woonvilla, als omschreven in de e-mail van 6 februari 2023 (zie 2.12).
4.9.
Flevo heeft haar vorderingen gegrond op een tekortkoming van Efe in de nakoming van de overeenkomst en haar daarop gegronde vordering tot ontbinding van die overeenkomst. Volgens Flevo is Efe tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat Efe in weerwil van in de e-mail 6 februari 2023 vastgelegde afspraken, haar werkzaamheden niet op 20 februari 2023 heeft hervat, terwijl Flevo wel de meerwerknota van Efe van 27 januari 2023 op 6 februari 2023 heeft betaald. Concreet stelt Flevo zich op het standpunt dat de in de e-mail van 6 februari 2023 genoemde datum, te weten 20 februari 2023, als fatale termijn kwalificeert, waardoor Efe na die datum zonder hervatting van de werkzaamheden, op de voet van artikel 6:83 BW, in verzuim is geraakt.
4.10.
Efe voert als verweer dat zij op geen enkel moment van Flevo heeft vernomen dat zij haar werkzaamheden weer kon hervatten. Zij verwijst naar het contactmoment van 6 februari 2023 waarbij het voor [persoon A] c.s. duidelijk was – zo stelt Efe – dat de stand van de bouw werkhervatting niet mogelijk maakte. De rechtbank is van oordeel dat uit de e-mail van 6 februari 2023 duidelijk blijkt op welk moment van Efe werd verwacht dat zij haar werkzaamheden hervatte. Als de afspraken volgens Efe anders waren dan had het op de weg van Efe gelegen op de e-mail van [persoon A] c.s. van 6 februari 2023 te reageren. Dat zij dat niet heeft gedaan komt voor haar rekening.
4.11.
Dat op 6 februari 2023 volgens Efe voor [persoon A] c.s. duidelijk was dat Efe niet met haar werkzaamheden verder kon, maakt niet dat niet anders. De afspraak, zoals vastgelegd, was dat Flevo de factuur zou betalen en dat Efe 20 februari 2023 haar werkzaamheden weer zou opstarten. Flevo mocht er (na betaling van de factuur op 6 februari 2023) dan ook vanuit gaan dat Efe zich 20 februari 2023 op de bouwplaats zou melden.
4.12.
Tijdens de zitting heeft [persoon C] verklaard dat Efe in de e-mail-correspondentie met Flevo dan wel [persoon A] c.s. steeds gebruik heeft gemaakt van het e-mailadres efetotaalbouw@hotmail.com. Het verweer van Efe dat zij de nadien door Flevo dan wel [persoon A] c.s. verstuurde e-mails naar het hiervoor genoemde e-mailadres niet onder ogen heeft gezien, kan Flevo dan wel [persoon A] c.s. niet worden tegengeworpen. Efe heeft niet gesteld dat zij de e-mail van 6 februari 2023 niet heeft ontvangen.
4.13.
In de processtukken en ter zitting is door Efe betoogd dat er wel degelijk in februari 2023 door Efe werkzaamheden ten behoeve van de woonvilla zijn verricht. Daartoe verwijst Efe naar de verklaringen van haar onderaannemers (productie 11 van Efe). Uit deze verklaringen volgt echter niet dat Efe uitvoering heeft gegeven aan de afspraak van 6 februari 2023. Uit voornoemde verklaringen volgt juist dat de onderaannemers tot 12 februari 2023 werkzaamheden hebben verricht. Daaruit volgt juist dat de onderaannemers niet op of na 20 februari 2023 werkzaamheden hebben verricht. Dit alles betekent dat de Efe de afspraken van 6 februari 2023 niet is nagekomen.
Schuldeisersverzuim aan de zijde van Flevo?
4.14.
Volgens Efe kan haar de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst niet worden aangerekend, omdat Flevo in schuldeisersverzuim verkeert vanwege: i) het niet voldoen aan haar betalingsverplichtingen uit de overeenkomst en ii) het niet vergoeden van de door Efe geleden schade aan de gipsplaten.
4.15.
Anders dan overeengekomen heeft Flevo bij aanvang van de werkzaamheden namelijk niet 85%, maar slechts 80% van de aanneemsom voldaan, aldus Efe.
4.16.
Vast staat dat de facturen van Efe niet volledig door Flevo zijn betaald. Op factuur [factuurnummer] van € 61.57,97 stond nog een bedrag van € 10.000,00 open. [persoon A] c.s. hebben tijdens de zitting erkend dat Flevo dat bedrag verschuldigd was. Volgens [persoon A] c.s. hebben partijen, op initiatief van Flevo in goed vertrouwen een nadere mondelinge afspraak gemaakt over de betaling van de hiervoor genoemde factuur, namelijk een eerste betaling van € 41.657,97 en daarna twee keer een betaling van € 10.000,00. Ten aanzien van de tweede betaling van € 10.000,00 gold de afspraak dat Flevo deze niet bij aanvang van de werkzaamheden behoefde te voldoen.
Desgevraagd heeft [persoon C] ter zitting verklaard dat Efe inderdaad akkoord is gegaan met de hiervoor door [persoon A] c.s. genoemde deelbetalingen van de factuur. Ook heeft [persoon C] bevestigd dat Efe met de werkzaamheden was aangevangen vóórdat de laatste deelbetaling van € 10.000,00 door Flevo was betaald. Nu Efe zelf heeft ingestemd met de deelbetalingen en is aangevangen met haar werkzaamheden vóórdat het bedrag van € 61.657,97 door Flevo is betaald, maakt dat van een schuldeisersverzuim van Flevo op deze grond geen sprake kan zijn.
4.17.
Volgens Efe diende Flevo de door Efe geleden schade met betrekking tot de gipsplaten te vergoeden. Omdat het dak door toedoen van Flevo niet op de woonvilla kon worden geplaatst, zijn de gipsplaten onbruikbaar geworden en daardoor verkeert Flevo in schuldeisersverzuim.
4.18.
Flevo stelt zich op het standpunt dat de gipsplaten door Efe veel te prematuur zijn besteld. De gipsplaten stonden op 28 oktober 2022 buiten op het zand. Ook verwijst Flevo naar de e-mailwisseling tussen partijen op 25 en 30 januari 2023 en de door partijen vastgelegde afspraken in de e-mail van 6 februari 2023 over de afhandeling van de schade aan de gipsplaten.
4.19.
Ook al zou Flevo aansprakelijk zijn voor de schade die Efe lijdt door het niet kunnen gebruiken van de gipsplaten, dan nog is er geen sprake van schuldeisersverzuim van Flevo op dit punt, omdat partijen samen na 25 en 30 januari 2023 nadere afspraken hebben gemaakt op 6 februari 2023 over de gipsplaten, namelijk : “Verder zullen wij, zodra jullie starten met de afbouw samen goed kijken naar de bruikbare gipsplaten. Uiteindelijk zullen we samen kijken hoeveel er onbruikbaar is en zullen wij naar de kosten kijken en dit samen overleggen”. De gipsplatendiscussie was daarmee geparkeerd en zou nadat Efe weer was gestart met haar werkzaamheden op 20 februari 2023, uiteindelijk samen worden besproken.
Geen ingebrekestelling
4.20.
Op 6 februari 2023 hebben partijen nadere afspraken gemaakt, inclusief een termijn voor de hervatting voor de afbouwwerkzaamheden ten behoeve van de woonvilla door Efe. Vast staat dat Efe niet op 20 februari 2023 haar werkzaamheden heeft hervat. Een nadere ingebrekestelling, waarop Efe doelt, is dan niet meer nodig.
De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst
4.21.
Efe stelt zich op het standpunt dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, omdat volgens Efe de kern van de opdracht het afbouwen van de woonvilla behelst, mits het voor haar werkzaamheden benodigde materiaal aanwezig is. Volgens Efe was het zeer wel mogelijk dat Flevo het materiaal op 20 februari 2023 niet kon aanleveren. Daarom had Flevo haar na 20 februari 2023 alsnog in de gelegenheid moeten stellen de woonvilla af te bouwen. Efe is daartoe steeds bereid geweest en is dat nu ook nog.
4.22.
Anders dan Efe is de rechtbank van oordeel dat de kern van de opdracht, die door partijen op 6 februari 2023 nader is ingevuld, behelst dat Efe op 20 februari 2023 haar werkzaamheden ten behoeve van de woonvilla hervat. Efe heeft alstoen haar afbouwwerkzaamheden niet hervat. Gesteld nog gebleken is dat het benodigde materiaal die dag niet bij de woonvilla aanwezig was. Efe was er die dag in ieder geval niet. Desgevraagd heeft [persoon C] tijdens de zitting verklaard dat hij dit punt niet nader kan onderbouwen. Hiervoor is in 4.13 al aangegeven dat de verklaringen van de onderaannemers van Efe niet zien op de periode van en na 20 februari 2023.
De gevolgen van de ontbinding van de overeenkomst
4.23.
De ontbinding van een overeenkomst heeft tot gevolg dat beide partijen zijn bevrijd van hun verbintenissen uit de overeenkomst. Voor zover de verbintenissen onder de overeenkomst reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van de waarde op het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW).
4.24.
Vaststaat dat door of namens Flevo € 140.951,97 aan Efe is betaald. Dit bedrag dient Efe aan Flevo terug te betalen. Anders dan Efe meent, maakt het niet uit dat Flevo zelf slechts € 1.210,00 heeft betaald, want er is betaald namens Flevo (zie 4.7). Bepalend voor aan wie Efe moet terugbetalen, is de partij met wie Efe de juridische verbintenis is aangegaan (Flevo) en niet de feitelijke betalers ( [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] ) (vergelijk: ECLI:NL:RBAMS:2010:BN0302, r.o. 4.3).
4.25.
De werkzaamheden die Efe heeft verricht zijn naar hun aard prestaties die niet ongedaan gemaakt kunnen worden, zodat daarvoor een vergoeding in de plaats dient te komen. Efe beroept zich in dit verband op verrekening. Met hetgeen dat uit de ongedaanmakingsverplichting van Flevo volgt moet de waarde van de door Efe verrichte werkzaamheden worden verrekend.
Waarde reeds uitgevoerd werk
4.26.
Als niet betwist is komen vast te staan dat de werkzaamheden tot de ontbinding voor Efe een waarde vertegenwoordigen van € 55.431,98 (inclusief btw) (= € 46.751,89 (buiten kozijnen exclusief materiaal inclusief montage (€ 10.890,00), rachelwerk binnen en buiten (€ 3.446,08) en gevel isolatie aanbrengen exclusief materiaal (€ 32.415,90) + € 8.680,00 (meerwerknota)). Dit betekent dat de waarde van het reeds uitgevoerde werk tot een bedrag van € 55.431,98 voor vergoeding en verrekening in aanmerking komt. Flevo heeft nog wel gesteld dat het rachelwerk door Efe niet goed is uitgevoerd, maar de rechtbank is van oordeel dat gebrekkige uitvoering van (onder meer) het rachelwerk niet is komen vast te staan (zie: r.o.4.35).
Aanvullend meerwerk
4.27.
Ter onderbouwing van een vergoeding van € 23.292,50 voor aanvullend meerwerk met betrekking tot de in juni – oktober 2022 uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan de houtenskeletbouw (hierna: de HBS) beroept Efe zich op de verklaringen en facturen van haar onderaannemers (producties 11 en 29 van Efe).
4.28.
Flevo betwist dat er sprake is van meerwerk dat voor vergoeding in aanmerking komt. Efe heeft in juni 2022 geen werkzaamheden uitgevoerd aan de woonvilla en heeft daarvoor (later) geen opdracht gekregen. In dit verband verwijst Flevo naar de verklaring van [persoon D] (productie 13 van Flevo), die daarin tevens heeft verklaard dat de HSB recht is geplaatst. Bovendien is er geen schriftelijke aanvraag voor dit meerwerk dat pas veel later gefactureerd is, terwijl ander meerwerk wel snel is gefactureerd.
4.29.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat het meerwerk heel erg laat, namelijk driekwart jaar later is gefactureerd, terwijl de meerwerknota van € 8.680,00 wel direct na uitvoering van de gefactureerde werkzaamheden is gefactureerd. Volgens [persoon C] is het gebruikelijk vooraf schriftelijk meerwerk aan te vragen en direct te factureren, maar ondertussen was er van alles gebeurd en was er een discussie over de gipsplaten en het beslag ontstaan en daarom heeft Efe gewacht met het versturen van deze meerwerkfactuur naar Flevo. Deze uitleg over de gang van zaken kan Efe niet baten, want het meerwerk van € 8.680,00 is in januari 2023 gefactureerd ondanks de discussie over de gipsplaten.
4.30.
De verklaringen van de onderaannemers van Efe zijn, gelet op de gemotiveerde betwisting van Flevo, onvoldoende. Er zijn uren geschreven door deze onderaannemers en gefactureerd als meerwerk door Efe op zaterdagen, terwijl Flevo – onbetwist door Efe – heeft gesteld dat op zaterdagen helemaal niet werd gewerkt aan de woonvilla door Efe. Een nadere uitleg over de grote hoeveelheid gedeclareerde uren heeft Efe niet kunnen geven. Dit betekent dat het aanvullend meerwerk niet is komen vast te staan en niet voor vergoeding en verrekening in aanmerking komt.
Ingekochte materialen
4.31.
Als niet betwist is komen vast te staan dat de post ingekochte materialen, met uitzondering van de post gipsplaten (zie 4.15- 4.17), tot de ontbinding een waarde vertegenwoordigen van € 11.679,31 (inclusief btw) (= € 17.758,83 (inclusief btw) facturen (productie 28 van Efe) - € 6.079,52 (inclusief btw) gipsplaten (facturen Bouwmaat Rotterdam Zuid XL van 9 september 2022 en Bouwmaat Dordrecht van 20 augustus 2022 (productie 28 van Efe)). Dit betekent dat de waarde van de ingekochte materialen tot een bedrag van € 11.679,31 (inclusief btw) voor vergoeding en verrekening in aanmerking komt.
4.32.
Dit alles leidt tot de conclusie dat wanneer beide verbintenissen tot ongedaanmaking met elkaar worden verrekend Efe tegenover Flevo gehouden is een bedrag van € 73.840,68 (= € 140.951,97 - € 67.111,29) (inclusief btw) te betalen. De rechtbank zal Efe daartoe veroordelen.
Wettelijke rente
4.33.
Anders dan Flevo vordert is de wettelijke rente pas verschuldigd vanaf de dag dat de ongedaanmakingsverbintenis ontstaat. Voor die datum, zo heeft Efe terecht opgemerkt, bestaat er nog geen terugbetalingsverplichting. Dit betekent dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de datum van dit vonnis.
Geen schadevergoeding.
4.34.
Volgens Flevo heeft zij schade geleden doordat Efe toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van haar afbouwwerkzaamheden. Flevo heeft, onder verwijzing naar een brief van 16 februari 2024 van Avadan , de schade, de herstelkosten daarin begrepen, begroot op € 61.780,00 (productie 15 van Flevo). Efe heeft tijdens de zitting de door Flevo gestelde schade en de daarmee gepaard gaande herstelkosten gemotiveerd betwist.
4.35.
Hoewel vast staat dat de tekortkoming van Efe een grond voor ontbinding van de overeenkomst oplevert, is de vordering tot schadevergoeding niet voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Tegenover het verweer van Efe, dat Flevo geen foto’s en/of ander bewijs heeft overgelegd waaruit de gebreken dan wel de ondeugdelijkheid blijkt en de werkwijze van Efe niet zonder meer fout is omdat een andere aannemer het anders doet, heeft Flevo, onder verwijzing naar de brief van Avadan , haar standpunt over de haar toekomende schadevergoeding gehandhaafd. De globale inschatting van Avadan , degene die nu in opdracht van Flevo het werk uitvoert, is, gelet op de gemotiveerde betwisting van Efe, onvoldoende. De rechtbank is van oordeel dat, zoals Efe stelt, het feit dat een nieuwe aannemer zijn werkzaamheden anders uitvoert niet maakt dat vaststaat dat het werk dat door Efe is uitgevoerd gebrekkig is. Het had op de weg van Flevo gelegen om over de gebreken en de herstelkosten meer informatie aan te dragen, bijvoorbeeld in de vorm van een bouwkundige rapportage.
Buitengerechtelijke kosten
4.36.
Flevo vordert een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van € 5.941,01, inclusief de kosten voor het beslag. Door Efe wordt betwist dat er vóór de beslaglegging door (de advocaat van) Flevo buitengerechtelijke handelingen zijn verricht die een dergelijke vergoeding rechtvaardigen. De rechtbank is met Efe van oordeel dat onvoldoende is gebleken van handelingen anders dan ter voorbereiding van deze procedure. Voor zover de vordering betrekking heeft op de buitengerechtelijks kosten anders dan de beslagkosten zal de vordering zal dan ook als betwist en onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
4.37.
Ten aanzien van de beslagkosten is de rechtbank van oordeel dat deze vordering gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv wel toewijsbaar is. De beslagkosten worden vastgesteld op € 454,05 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt x € 1.214,00), totaal € 2.344,05.
De conclusie in conventie
4.38.
Op grond van het voorgaande zullen de primair gevorderde verklaring voor recht dat Efe toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis uit de overeenkomst, de gevorderde ontbinding van de overeenkomst en gevorderde terugbetaling van de aanneemsom tot een bedrag van € 73.840,68 door Efe worden toegewezen. De vorderingen tot betaling van schadevergoeding en tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten worden afgewezen
De conclusie in reconventie
4.39.
Gelet op wat hierboven in conventie is overwogen worden de vorderingen in reconventie van Efe verrekend met wat Efe in conventie aan Flevo verschuldigd is. Daarom worden de vorderingen in reconventie afgewezen.
De proceskosten
4.40.
Efe is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie en in reconventie (inclusief nakosten) betalen.
De proceskosten van Flevo worden in conventie en in reconventie begroot op:
  • exploot € 109,44
  • griffierecht € 5.061,00
  • salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x tarief € 1.214,00)
  • salaris advocaat in reconventie € 1.214,00 (2 punten tarief € 1.214,00 x 0,5
vanwege de samenhang)
- nakosten
€ 278,00(plus de verhoging zoals vermeld
in de beslissing)
Totaal € 7.776,44
4.41.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten in de incidenten tot voeging te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.42.
De door Flevo gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze als in de beslissing vermeld.
4.43.
De veroordeling in de proceskosten wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat de vordering daartoe is gegrond op de wet en deze niet is bestreden.

5.De beslissing

De rechtbank
in de incidenten tot voeging
5.1.
staat [persoon A] c.s. en [naam vastgoedbedrijf] . toe zich aan de zijde van Flevo te voegen,
5.2.
compenseert de kosten van de incidenten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in conventie
5.3.
verklaart voor recht dat Efe toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis onder de aannemingsovereenkomst,
5.4.
ontbindt de aanneemovereenkomst per heden,
5.5.
veroordeelt Efe tot betaling van € 73.840,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt Efe in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.344,05,
5.7.
veroordeelt Efe in de proceskosten van Flevo tot op heden begroot op
€ 7.776,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Efe niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Efe
€ 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen van Efe tegen Flevo af:
5.10.
veroordeelt Efe in de proceskosten van Flevo tot op heden begroot op
€ 1.214,00,
in conventie en in reconventie
5.11.
veroordeelt Efe tot betaling aan Flevo van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze kosten niet uiterlijk veertien dagen na dit vonnis worden voldaan,
5.12.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
1451/2290