ECLI:NL:RBROT:2024:6278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
676884
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 30 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie en de communicatie tussen de ouders. De vader is positief over de ontwikkeling van de minderjarige, die bij hem woont, terwijl de moeder niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 juni 2025, met de noodzaak voor beide ouders om samen te werken met de jeugdbeschermer en de GI. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/676884 / JE RK 24-759
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats],
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] en [naam 4].
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
Bij beschikking van 5 juni 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld, met ingang van 5 juni 2023 tot 5 juni 2024.
3.
Het verzoek
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling. [minderjarige] woont bij de vader en ontwikkelt zich daar leeftijdsadequaat. De GI heeft geen zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. De vader werkt mee aan hulpverlening en het traject bij het wijkteam is positief afgesloten. Daarnaast heeft [minderjarige] positief contact op school, zowel met leraren als met leeftijdsgenoten. Er bestaat onenigheid tussen de ouders over de school van [minderjarige]. De reisafstand naar de huidige school is voor de vader te belastend. De moeder geeft echter geen toestemming om [minderjarige] aan te melden bij een andere school. Het is van belang dat hierover duidelijkheid komt, het liefst voor het volgend schooljaar. [minderjarige] heeft wekelijks begeleide omgang met haar moeder. De GI ziet tijdens deze momenten een liefdevolle band tussen [minderjarige] en de moeder. Echter neemt de GI ook zorgelijke signalen waar. De moeder is niet altijd in staat om het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] te begrenzen. Het afscheid tussen [minderjarige] en de moeder verloopt moeilijk, aangezien de moeder haar emoties lastig kan verbergen. De moeder erkent deze zorgen, maar tot op heden is het niet gelukt de contactmomenten op een andere manier vorm te geven. De GI heeft ook zorgen geuit over het gebruik van grove taal van de moeder richting het halfbroertje van [minderjarige], tijdens de belmomenten met [minderjarige]. De GI is van mening dat het belangrijk is dat [minderjarige] en haar halfbroertje regelmatig contact hebben. Dit is tot op heden niet gerealiseerd, doordat de ouders er geen vertrouwen in hebben dat dit contact positief zal gaan verlopen. Er is voorgesteld om de ouders niet te laten deelnemen aan deze contactmomenten. De vader staat hiervoor open. De moeder heeft tot op heden geen reactie gegeven. De moeder heeft het NIKA-traject stopgezet. Het traject MST-CAN is gestart en bevindt zich in de analyserende fase. Aan de hand van de evaluatie van de analysefase zal worden gekeken naar de contactmomenten tussen [minderjarige] en de moeder en de mogelijkheid tot uitbreiding hiervan. Recent heeft een intake bij Agathos plaatsgevonden. Agathos zal worden ingezet om de bezoekmomenten tussen de moeder en [minderjarige] te begeleiden. Daarnaast voert de moeder gesprekken met een psychiater en een psycholoog en zal voor [minderjarige] traumabehandeling worden ingezet. Op 5 juli 2024 zal een intakegesprek plaatsvinden voor speltherapie. Verder zal Distinto worden ingezet voor diagnostiek. De betrokkenheid van de GI blijft noodzakelijk om de benodigde hulpverlening in te zetten en te blijven monitoren. Er zijn sinds een aantal weken twee vaste jeugdbeschermers betrokken.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. Tot op heden is de situatie binnen het kader van de ondertoezichtstelling onvoldoende verbeterd, mede vanwege de betrokkenheid van cluster 7. De vader is positief over het huidige plan van aanpak en de stappen die reeds zijn ondernomen. Het gaat goed met [minderjarige] sinds zij bij hem woont. De vader benadrukt dat hij vanwege de reisafstand [minderjarige] graag op een andere basisschool wil inschrijven. De moeder gaat hier niet mee akkoord. De vader heeft daarom een verzoek tot vervangende toestemming ingediend bij de rechtbank.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is nog altijd sprake van strijd tussen de ouders, waardoor het nemen van beslissingen in het belang van [minderjarige] moeizaam verloopt. Hierdoor bevindt [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict. [minderjarige] verblijft sinds oktober 2023 bij de vader. [minderjarige] ontwikkelt zich hier positief. Wel zijn er zijn zorgen geuit over het gedrag van [minderjarige]. [minderjarige] heeft de neiging om dwingend en zelfbepalend te zijn en de grenzen op te zoeken. [minderjarige] heeft wekelijks begeleide omgang met haar moeder. De moeder is niet altijd in staat om het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] te begrenzen. De kinderrechter betreurt dat het de ouders tot op heden niet is gelukt om op constructieve wijze met elkaar te communiceren en samen in het belang van [minderjarige] beslissingen te nemen. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer blijft noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] in te zetten en de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen. De kinderrechter acht het daarbij van belang dat beide ouders de samenwerking met de GI aangaan. Verder moet onderzocht worden op welke manier de contactmomenten tussen [minderjarige] en de moeder het beste kunnen worden vormgegeven. Ook is van het belang dat [minderjarige] contact met haar halfbroertje kan onderhouden.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 5 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman en A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 4 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.