Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
1.De procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
donderdag 25 juli 2024 om 11:30 uur, zodat Woonstad zich bij akte nader kan uitlaten over het punt zoals genoemd in r.o. 2.2. en 2.10.;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en twee gedaagden die niet in de procedure zijn verschenen. Woonstad vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van achterstallige huur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling in de overeenkomst oneerlijk is, wat betekent dat alle huurverhogingen komen te vervallen en de oorspronkelijke huurprijs van € 915,61 per maand blijft gelden. De kantonrechter heeft Woonstad in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de eventuele huurachterstand op basis van de geldende huurprijs. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 25 juli 2024 voor verdere behandeling. De beslissing van de kantonrechter is gebaseerd op de richtlijn 93/13, die oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten verbiedt. De rechter benadrukt dat het niet van belang is of de huur in de jaren na het aangaan van de overeenkomst daadwerkelijk is verhoogd, maar dat de bepaling het evenwicht tussen verhuurder en huurder verstoort. De uitspraak heeft grote gevolgen voor de verhuurmarkt, omdat oneerlijke bepalingen niet mogen blijven bestaan.