ECLI:NL:RBROT:2024:6266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10643578 CV EXPL 23-21936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na bewijsopdracht hoofdverblijf en onderverhuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde partij over de huurovereenkomst van een huurwoning. De eiseres, Stichting Waterweg Wonen, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gevorderd, omdat de gedaagde niet in staat is gebleken te bewijzen dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft en dat hij de woning niet onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden. De procedure volgde op een bewijsopdracht die aan de gedaagde was gegeven in een tussenvonnis van 1 maart 2024. De gedaagde heeft verschillende stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling, maar de kantonrechter oordeelde dat deze onvoldoende bewijs leveren voor zijn claims. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden meerdere personen op het adres van de woning stonden ingeschreven, en dat de gedaagde geen bewijs heeft geleverd voor zijn bewering dat hij toestemming had van de verhuurder voor deze inschrijvingen. De kantonrechter heeft de eis van Waterweg toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 869,86. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10643578 CV EXPL 23-21936
datum uitspraak: 28 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Rademaker.
De partijen worden hierna ‘Waterweg’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 1 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte uitlaten bewijsopdracht tevens houdende akte overlegging nadere producties van [gedaagde];
  • de antwoordakte van Waterweg.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is [gedaagde] opgedragen om te bewijzen dat hij onafgebroken zijn hoofdverblijf in de woning aan [adres] houdt, dan wel dat hij de woning niet onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden. Beide partijen hebben vervolgens een akte genomen.
De uitkomst
2.2.
[gedaagde] is niet in zijn bewijsopdracht geslaagd. De eis van Waterweg wordt daarom toegewezen. Dat betekent dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde] de woning moet verlaten. Hierna wordt toegelicht waarom.
[gedaagde] is er niet in geslaagd om te bewijzen dat hij de woning niet heeft onderverhuurd en/of niet in gebruik heeft gegeven aan derden
2.3.
Het staat niet ter discussie dat er in het verleden meerdere personen op het adres van de woning stonden ingeschreven en/of daar hebben gewoond. Dat dit volgens [gedaagde] geoorloofd was omdat hij (telefonisch dan wel tijdens een bezoek aan het gemeentekantoor, waar hij overigens tegenstrijdig over heeft verklaard) daarvoor toestemming zou hebben gekregen van Waterweg, is niet vast komen te staan. Hij heeft immers daarvan geen bewijs overgelegd. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat Waterweg eerder in actie had kunnen komen als zij het niet eens was met de inschrijving van andere personen op het adres van de woning. Van Waterweg kan namelijk niet worden verwacht dat zij dit steeds controleert door zelf het initiatief te nemen om de BRP te raadplegen.
2.4.
Uit de specificaties van het energieverbruik in de woning kan ook niet worden afgeleid dat de woning niet onderverhuurd is geweest dan wel niet in gebruik is gegeven aan derden. De enkele stelling van [gedaagde] dat het energieverbruik anders hoger zou zijn geweest is onvoldoende om tot deze conclusie te kunnen komen. Bovendien hebben deze specificaties alleen betrekking op de periodes april 2022 tot en met januari 2023 en september 2023 tot en met februari 2024, terwijl de problematiek rondom de ongeoorloofde inschrijvingen op het adres van de woning volgens Waterweg al vanaf 2006 speelt.
[gedaagde] is er niet in geslaagd om te bewijzen dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft
2.5.
Volgens [gedaagde] heeft de gemeente Capelle aan den IJssel hem geadviseerd om gedurende het naturalisatieproces van zijn huidige partner niet van adres te wijzigen. Hij heeft echter geen stukken overgelegd ter onderbouwing van deze stelling, zodat dit niet is komen vast te staan.
2.6.
De overgelegde foto’s bieden ook onvoldoende duidelijkheid over het hoofdverblijf van [gedaagde]. Hoewel de inrichting van de woning op de eerste vier foto’s overeen lijkt te komen met de bij antwoord overgelegde foto’s, is hiermee nog niet gezegd dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Ook bij incidenteel gebruik van de woning kan bezoek worden ontvangen. Bovendien gaat het slechts om een gering aantal foto’s die (op één foto na) niet van een datum zijn voorzien. Uit de foto’s van een auto en een navigatiesysteem kan evenmin worden afgeleid dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Hieruit blijkt niet dat het de auto van [gedaagde] betreft dan wel dat hij zijn auto structureel bij de woning parkeert. Ook is niet uitgesloten dat sprake is geweest van een eenmalig bezoek.
2.7.
Hetzelfde geldt voor de bonnen van aankopen die in Vlaardingen zijn gedaan in de periode vanaf 29 december 2023 tot en met 19 maart 2024 en bonnen van afhaalmaaltijden in de periode vanaf 10 februari 2024 en 14 maart 2024. De aankoopbonnen zien op een beperkte periode van nog geen drie maanden en bovendien blijkt hieruit niet dat [gedaagde] degene is geweest die deze betalingen heeft gedaan. De bonnen van afhaalmaaltijden zijn wel voorzien van de naam van [gedaagde], maar ook deze betalingen zien slechts op een beperkte periode van net iets meer dan een maand. Hieruit kan ook niet worden afgeleid dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft.
2.8.
Ook de door [gedaagde] overgelegde e-mailcorrespondentie en een screenshot van een telefoongesprek kunnen niet tot de conclusie leiden dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft. Zoals Waterweg terecht opmerkt is niet uitgesloten dat [gedaagde] door iemand anders op de lekkage is geattendeerd en vervolgens contact heeft opgenomen met Waterweg.
2.9.
Voor wat betreft het energieverbruik wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 2.4. Dat [gedaagde] zuinig omgaat met energie, geen kinderen heeft, lange werkdagen maakt en laat thuiskomt kan ook niet tot de conclusie leiden dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft.
2.10.
Tot slot heeft de moeder van [gedaagde] verklaard dat [gedaagde] en zijn echtgenote diverse zorgtaken voor haar op zich nemen. Ook dit zegt niets over het al dan niet hebben van het hoofdverblijf in de woning.
De huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde] moet de woning verlaten
2.11.
De huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen, waarbij de ontruimingstermijn wordt gesteld op 14 dagen na de datum van dit vonnis. Met het door hem geleverde bewijs heeft [gedaagde], ook in samenhang met de eerder door hem overgelegde stukken, namelijk onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij onafgebroken zijn hoofdverblijf in de woning aan [adres] houdt, dan wel dat hij de woning niet onderverhuurt of in gebruik geeft aan derden. Dit levert een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op. De kantonrechter vindt deze tekortkoming ernstig genoeg om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De door [gedaagde] aangevoerde omstandigheid dat hij dan op straat komt te staan, maakt niet dat van Waterweg kan worden verwacht dat zij de huurovereenkomst met een huurder die zich niet aan de afspraken houdt dan wel heeft gehouden langer voortzet.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.12.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Waterweg op € 129,86 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 510,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 869,86. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Waterweg dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Waterweg te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Waterweg worden begroot op € 869,86;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416