ECLI:NL:RBROT:2024:626

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
C/10/658406 / HA ZA 23-484eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot rekening en verantwoording door executeur in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers [eiser01] en [eiseres01] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde01], de executeur van de nalatenschap van erflater, met het verzoek om rekening en verantwoording af te leggen. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 uitspraak gedaan. De vordering tot rekening en verantwoording is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de rechtsvordering is verjaard. De executeur, [gedaagde01], stelde dat de executele in 2010 is geëindigd, en de eisers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat dit later is geweest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tot het opmaken van de in het testament genoemde schuldigerkenningen, omdat niet alle erfgenamen bij de procedure betrokken zijn. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie in erfrechtelijke procedures en de noodzaak om alle betrokken erfgenamen te betrekken bij geschillen over de verdeling van een nalatenschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658406 / HA ZA 23-484
Vonnis van 24 januari 2024(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk ad IJssel,
en
[eiseres01],
wonende te [woonplaats02] ,
eiseres na voeging op grond van artikel 217 Rv,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk ad IJssel,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden.
Eisers worden hierna respectievelijk ‘ [eiser01] ’ en ‘ [eiseres01] ’ genoemd, omdat hun achternamen niet onderscheidend zijn. Gedaagde wordt hierna ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit:
  • het incidenteel vonnis van 6 september 2023 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken, waaronder de dagvaarding van 10 mei 2023 en de conclusie van antwoord;
  • de spreekaantekeningen van [eiser01] en [eiseres01] ;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde01] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2024. [eiser01] en [eiseres01] waren daarbij aanwezig, bijgestaan door mr. J. Dongelmans. [gedaagde01] is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Drost. Tevens waren op de zitting aanwezig [naam01] (partner van [eiseres01] ) en mr. A.B. Maaten.

2.De beoordeling

De feiten in het kort

2.1.
Op [datum01] is in [plaats01] [erflater01] (hierna: erflater) overleden. [gedaagde01] was de echtgenote van erflater. Uit een eerder huwelijk had erflater vier kinderen, namelijk [eiser01] , [eiseres01] , [naam02] (hierna: [naam02] ) en [naam03] (hierna: [naam03] ). [gedaagde01] was dus de stiefmoeder van [eiser01] en [eiseres01] .
2.2.
Erflater heeft op 13 januari 1987 een testament opgemaakt. In dit testament heeft erflater zijn nalatenschap gelegateerd aan [gedaagde01] en [gedaagde01] tot enig erfgenaam benoemd. De kinderen van erflater ontvangen op grond van het testament hun wettelijke erfdelen (de oude legitieme portie) als niet-opeisbare en rentedragende geldvordering op [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft nooit deze in het testament genoemde overeenkomsten (schuldigerkenningen) opgemaakt. [gedaagde01] is in het testament ook aangewezen als executeur. Zij heeft deze taak aanvaard.
2.3.
De verhouding tussen [eiser01] en [gedaagde01] was goed tot september 2021 en is toen verstoord geraakt. De verhouding tussen [eiseres01] en [gedaagde01] was voor het overlijden van erflater al niet goed.
Het geschil
2.4.
[eiser01] stelt dat hij na het overlijden van erflater nooit door [gedaagde01] op de hoogte is gesteld van de inhoud van het testament van erflater en over de nalatenschap van erflater. [eiser01] heeft begin 2023 informatie opgevraagd bij [gedaagde01] over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, maar volgens [eiser01] heeft hij toen onvoldoende informatie gekregen. Bij [eiser01] is wantrouwen ontstaan, omdat hij nooit is geïnformeerd door [gedaagde01] over de schuldigerkenningen. [eiser01] vordert daarom, samengevat, het volgende:
[gedaagde01] te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording aan [eiser01] ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater, op straffe van een dwangsom;
[gedaagde01] te veroordelen aan [eiser01] over te leggen de finale (ook financiële) rekening en verantwoording ter zake van de nalatenschap van erflater, met alle onderliggende stukken en de aangifte en aanslag erfbelasting, op straffe van een dwangsom;
[gedaagde01] te veroordelen om – samen met [eiser01] en zijn zussen – de in het testament bedoelde overeenkomsten (genoemde schuldigerkenningen, wegens overbedeling onder de titel van “geleend geld”) binnen drie maanden na het vonnis op te maken, met in achtneming van een rentepercentage van 4% per jaar, op straffe van een dwangsom;
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.5.
De rechtbank heeft [eiseres01] toegestaan om zich te voegen aan de zijde van [eiser01] .
2.6.
[gedaagde01] stelt zich, samengevat, op het standpunt dat de eerste twee vorderingen moeten worden afgewezen, omdat deze zijn verjaard, en dat [eiser01] en [eiseres01] nietontvankelijk zijn ten aanzien van de derde vordering.
Rekening en verantwoording
2.7.
De eerste twee vorderingen van [eiser01] en [eiseres01] zien allebei op het afleggen van rekening en verantwoording door [gedaagde01] in haar hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van erflater. De rechtbank wijst deze vorderingen af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.8.
In beginsel dient [gedaagde01] bij het eindigen van haar taak als executeur rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beheer op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald (artikelen 4:151 en 4:161 lid 1 BW)
.Elke rechtsvordering op grond van het gevoerde beheer verjaart echter door verloop van vijf jaren na de dag waarop de executele is geëindigd (artikelen 4:151, 4:161 BW en 1:377 BW). [gedaagde01] stelt dat de executele in 2010 is geëindigd, omdat zij toen de aanslag inkomstenbelasting 2008 had afgerond en daarmee haar taken als executeur voltooid waren. [eiser01] en [eiseres01] onderbouwen onvoldoende dat dit later moet zijn geweest of dat de executele nog niet formeel beëindigd is. Dat er geen aanslag erfbelasting is, betekent niet dat de executele niet geëindigd kan zijn. Gelet hierop is de genoemde termijn van vijf jaren ruimschoots verstreken, zodat de vorderingen zijn verjaard. Dit betekent dat de eerste twee vorderingen van [eiser01] en [eiseres01] worden afgewezen.
Schuldigerkenningen
2.9.
De derde vordering van [eiser01] en [eiseres01] ziet op het opmaken van de in het testament van erflater genoemde overeenkomsten tussen [gedaagde01] en de andere erfgenamen van erflater. De rechtbank verklaart [eiser01] en [eiseres01] niet-ontvankelijk ten aanzien van deze vordering. Hieronder wordt toegelicht waarom.
2.10.
De vordering ziet op het verdelen van de nalatenschap van erflater, want vastgesteld moet worden wat de erfdelen van de kinderen van erflater zijn. Het verdelen van een nalatenschap is echter een processueel ondeelbare rechtsverhouding (exceptio plurium litis consortium), omdat het noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt. Dit betekent dat alle erfgenamen van erflater hierbij betrokken moeten worden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eiser01] en [eiseres01] toegelicht dat [naam02] inmiddels is overleden en dat [naam03] niet vrijwillig wenst te verschijnen in deze procedure. [eiser01] en [eiseres01] hebben dus niet de andere erfgenamen in de procedure betrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om [eiser01] en [eiseres01] op grond van artikel 118 Rv alsnog in de gelegenheid te stellen dit te doen, omdat ze daar voldoende tijd voor hebben gehad. [eiser01] en [eiseres01] zijn dus niet-ontvankelijk wat de derde vordering betreft.
2.11.
Dit betekent dat de rechtbank sowieso niet op de inhoud van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater ingaat en dus ook niet op tijdens de mondelinge behandeling gestelde vraagtekens bij de eventuele vergoedingsrechten van [gedaagde01] aan erflater
Proceskosten
2.12.
De rechtbank compenseert gelet op de relatie tussen partijen de proceskosten tussen hen. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst af de eerste twee vorderingen van [eiser01] en [eiseres01] ;
3.2.
verklaart [eiser01] en [eiseres01] niet-ontvankelijk ten aanzien van hun derde vordering;
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.
3120