Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- mevrouw E. Monteiro, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw A. Goedhart, werkzaam bij Van den Bosse Bewindvoering B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoekster, die te maken heeft met zestien concurrente schuldeisers. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 2,49% van haar totale schuldenlast van € 41.120,81 wilde betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanbod aan de schuldeisers via een saneringskrediet niet het maximaal haalbare is en heeft het verzoek tot gedwongen schuldregeling afgewezen.
De procedure begon op 27 maart 2024, toen verzoekster haar verzoek indiende, samen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 6 juni 2024 was de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De rechtbank heeft aanvullende stukken ontvangen van de schuldhulpverlening, die op 10 juni 2024 zijn ingediend. Verzoekster heeft verklaard dat zij sinds haar aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden heeft gemaakt en dat haar vaste lasten door haar beschermingsbewindvoerder worden voldaan.
De rechtbank heeft overwogen dat de afloscapaciteit van verzoekster, die momenteel een werkervaringsplek heeft, naar verwachting zal toenemen na het afronden van deze plek. De rechtbank concludeert dat het aanbod aan de schuldeisers niet het uiterste is dat verzoekster kan bieden, en dat het belang van de weigerende schuldeiser zwaarder weegt dan dat van verzoekster. Daarom is het verzoek om de schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.