Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw M. Naipal, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker op 19 april 2024. Verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een betaling van 3,12% aan de preferente schuldeisers en 1,56% aan de concurrente schuldeisers voorstelde. De rechtbank oordeelde dat het aanbod niet het uiterste was waartoe verzoeker in staat moest worden geacht, en wees het verzoek tot gedwongen schuldregeling af. De schuldeiser die niet akkoord ging met de regeling, had een vordering van € 1.280,44 en weigerde in te stemmen met het voorstel omdat dit niet in verhouding stond tot de looptijd en hoogte van de vordering. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wogen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers, en dat het aanbod aan de schuldeisers niet het maximaal haalbare was. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.