ECLI:NL:RBROT:2024:6217

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
10/054633-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake wapenbezit en verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 31 mei 2024 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op Curaçao, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijpassende munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 en 15 februari 2024 een vuurwapen en munitie in haar bezit had, wat werd ondersteund door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat zij een wapen bij zich had, maar betwistte dat dit op 14 februari het geval was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in de camerabeelden en dat de verdachte niet alleen op het moment van aanhouding, maar ook op 14 februari een wapen bij zich had.

De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht vanwege haar psychische toestand, die op dat moment floride psychotisch was. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar eerdere veroordelingen en de noodzaak voor behandeling van haar psychische problemen. De opgelegde straf bestaat uit een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op drugsgebruik. De rechtbank heeft ook besloten dat de in beslag genomen wapens en munitie aan het verkeer worden onttrokken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/054633-24
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op 14 en 15 februari 2024;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland en dadelijke uitvoerbaarverklaring van deze voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Niet kan wettig en overtuigd worden bewezen dat verdachte op 14 februari 2024 een wapen bij zich had. Op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte op dat moment een wapen bij zich had. Daarnaast zijn de beelden voor meerderlei uitleg vatbaar en stroken deze niet met wat verdachte heeft verklaard.
Voor het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt van dat onderdeel van het tenlastegelegde feit heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht de met [nummer] aangeduide aangeefster als getuige te horen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 15 februari 2024 is de verdachte door de politie aangehouden. In haar tasje werd een vuurwapen met bijpassende munitie aangetroffen. Aanleiding voor de aanhouding was een melding op 14 februari 2024 van een bedreiging met een vuurwapen. De aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij de verdachte in haar auto zag zitten en haar iets wilde vragen. Volgens de aangeefster vertoonde de verdachte daarbij vreemd gedrag. Met een vervormde stem zei ze dat de aangeefster weg moest gaan en pakte vervolgens een wapen uit haar tasje. De aangeefster schrok hier heel erg van en is direct weggegaan. Verbalisanten hebben camerabeelden van het incident bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat een vrouw contact maakt met de bestuurder van een auto en dat de vrouw ineens naar achter sprong. Volgens de verbalisanten leek het er op dat de vrouw ergens heel erg van schrok. Dit komt overeen met de verklaring van de aangeefster.
De verdachte heeft op zitting bekend dat zij een wapen bij zich had. Door de verdediging wordt betwist dat dit ook op 14 februari het geval was. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verklaring van de aangeefster in voldoende mate door de beschrijving van de camerabeelden wordt ondersteund; voor de rechtbank staat in voldoende mate vast dat de verdachte niet alleen op moment van aanhouding, maar ook op 14 februari een wapen bij zich had. Temeer nu de verdachte op zitting heeft verklaard dat zij het wapen eerder in haar auto had gevonden.
Het voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen
De verdediging heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting bij pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan om aangeefster te horen, indien haar aangifte als bewijsmiddel wordt gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ter terechtzitting geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gekomen die het thans noodzakelijk maken om deze getuige alsnog te horen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht. Het voorwaardelijke verzoek wordt daarom afgewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
zij op 14 februari 2024 en/
of15 februari 2024 te Capelle aan den IJssel, althans in
Nederland,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Blow, model Tr92, kaliber
380 auto (9mm kort),
en
/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .380 auto (9mm kort),
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
enhandelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijpassende munitie in haar auto op de openbare weg. Verbalisanten hebben het wapen aangetroffen in het tasje van verdachte. Dit is een ernstig feit. Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij, zeker onder de zorgelijke psychische toestand waarin de verdachte zich op dat moment bevond. Niet zelden leidt het bezit van een vuurwapen tot het daadwerkelijk gebruik daarvan. Het aantal schietincidenten, met soms dodelijke afloop, neemt nog steeds toe. Reden waarom tegen het bezit van vuurwapens hard behoort te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Nederlandse justitiële documentatie van 18 april 2024 en Justitiële documentatie Nederlands Antillen van 28 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Curaçao eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De rechtbank heeft kennisgenomen van het pro-Justitia rapport van psychiater [naam] gedateerd 10 mei 2024 en de reclasseringsrapporten gedateerd 6 april 2024 en 22 mei 2024.
Het rapport van de psychiater houdt onder meer het volgende in:
De verdachte lijdt aan schizofrenie, waarbij er sprake is van zowel positieve als negatieve symptomen. Verdachte heeft weinig ziektebesef en is ambivalent over medicatie. Daarnaast is er sprake van een (ernstige) stoornis in het gebruik van cannabis, die haar psychotische klachten waarschijnlijk hebben verergerd. Het cannabisgebruik functioneerde als een vorm van zelfmedicatie om haar angstklachten te verminderen. Er is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was de verdachte in een floride psychotisch toestandsbeeld. Vanwege de duidelijke relatie van het ten laste gelegde feit met haar paranoïde-psychotische toestandsbeeld, wordt geadviseerd haar die bij een bewezenverklaring op zijn minst in verminderde mate toe te rekenen. Geadviseerd wordt om een zorgmachtiging via art. 2.3 van de Wet forensische zorg aan te vragen.
Ter terechtzitting van 31 mei 2024 heeft de getuige-deskundige psychiater Vinkers het hiervoor genoemde advies toegelicht. Dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit psychotisch was betekent niet dat zij volledig ontoerekeningsvatbaar is voor het wapenbezit. Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen de psychose en het wapenbezit. Of dat causaal verband in deze casus kan worden gelegd, kan de psychiater op basis van de informatie die hij tot zijn beschikking heeft niet zeggen.
De stoornis van de verdachte is goed te behandelen met een medicatiedepot en zij is bereid zich onder behandeling te stellen. In de P.I. is de verdachte begonnen met medicatie en abstinentie van cannabis. Belangrijk is dat zij onder behandeling blijft en goed wordt gecontroleerd. De begeleiding moet binnen een behandelingskader plaatsvinden en is vanuit de continuïteit van zorg, van groot belang.
Indien er geen zorgmachtiging wordt afgegeven is een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en toezicht van de reclassering een goed alternatief.
De rapporten van de reclassering houden onder meer het volgende in:
De reclassering ziet in haar rapport van 6 april 2024 een verhoogd risico op verschillende leefgebieden. De vermoedelijke psychiatrische problematiek, het drugsgebruik en de sociale omgeving baren de reclassering zorgen. De verdachte wordt omschreven als kwetsbaar en beïnvloedbaar. Het recidiverisico en het risico op letsel en onttrekking kunnen niet worden ingeschat. Naar aanleiding van het rapport van psychiater Vinkers heeft de reclassering op 22 mei een aanvullend rapport opgesteld. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen en het advies zoals is geformuleerd in het Pro Justitia rapport. Nu is gebleken dat er geen zorgmachtiging wordt afgegeven, acht de reclassering het wenselijk dat verdachte onder toezicht komt. Geadviseerd wordt om een meldplicht, ambulante behandeling en drugsverbod als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen
en door hetgeen overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die
conclusies in zoverre over dat de verdachte in enigszins verminderde mate
toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijk omstandigheden van de verdachte aanleiding om een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld voor haar drugsgebruik en psychische problematiek. Het is van belang dat de verdachte nu de zorg krijgt die zij nodig heeft en onder behandeling komt, zodat wordt voorkomen dat een dergelijke situatie zich opnieuw voordoet. Om die reden zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. De bijzondere voorwaarden houden in dat de verdachte geen drugs meer zal gebruiken en meewerkt aan de controle hierop, zich ambulant laat behandelen en een meldplicht bij, en met toezicht door de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende drugsverbod, een ambulante behandelverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht met een meldplicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen wapens en munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
Het pistool en de munitie zoals in beslag genomen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het bewezen feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van de ze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen 1 dag na het ingaan van de proeftijd melden bij Antes Reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door een door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. De reclassering acht het van belang dat binnen de behandeling de veroordeelde is ingesteld op een langwerkend antipsychotisch depot, zoals geadviseerd door de heer Vinkers, NIFP. De veroordeelde dient mee te werken aan de inname/toediening van het depot (indien geïndiceerd);
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Pistool - Zwart, merk: Blow Tr92
5 STK Munitie – Cbc.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op 14 februari 2024 en/of 15 februari 2024 te Capelle aan den IJssel, althans in
Nederland,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de
vorm van een pistool, te weten een pistool van het merk Blow, model Tr92, kaliber
380 auto (9mm kort),
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .380 auto (9mm kort),
voorhanden heeft gehad.
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummers: 10/054633-24
Op 31 mei 2024 heeft de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in Curaçao op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg.
Na de uitspraak is gebleken dat de toepasselijke wettelijke voorschriften van het vonnis onvolledig zijn weergegeven, welke fout zich leent voor eenvoudig herstel als hierna vermeld in het dictum van dit herstelvonnis
Dit zal daarom bij deze beslissing worden hersteld
Beslissing
De rechtbank:
- herstelt de fout in de toepasselijke wettelijke voorschriften als volgt;
De alinea in het vonnis van 31 mei 2024 die luidt:
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
wordt vervangen door:
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

- beveelt de griffier deze beslissing aan te tekenen op en te hechten aan het origineel van het vonnis dat is hersteld.
Dit herstelvonnis is op 27 juni 2024 gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. mr. J.J. Klomp en mr. D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kroonbergs griffier.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit herstelvonnis mede te ondertekenen.