4.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 14 februari 2024 te Maassluis,
- vier wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten vier vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van een pistool, van het merk Glock, type 45, 17, 19X en/of 19, kaliber 9 mm, en
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Kalasjnikov, type AK 47, kaliber 7.62x39 mm, en
- munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9mm en meerdere kogelpatronen, kaliber 7.62x39 mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 14 februari 2024 te Maassluis,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 24,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, en
ongeveer 8,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op 14 februari 2024,
te Maassluis, in Nederland,
van een geldbedrag (in totaal
bijna40.000 euro), meerdere
bedruktekentekenplaten en meerdere politiegoederen (tas met politielogo's ),
- de werkelijke aard en de herkomst en/ de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op deze voorwerpen zijn, en deze voorwerpen,
- voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
4
hij op 14 februari 2024 te Maassluis,
opzettelijk
heeft verkocht en verstrekt en vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.