Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met betrekking tot de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [naam 1]. De rechtbank had eerder op 6 november 2023 de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Het verzoek tot beëindiging werd ingediend door mr. E.B. van den Ouden namens [naam 2], die stelde dat er essentiële informatie was achtergehouden tijdens de toelatingsprocedure. Deze informatie zou hebben geleid tot een afwijzing van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de argumenten van [naam 2] en de verdediging van [naam 1] zorgvuldig afgewogen. [naam 2] voerde aan dat [naam 1] nooit vrijwillig heeft betaald en dat hij opzettelijk verhaalsmogelijkheden heeft gefrustreerd. [naam 1] daarentegen betwistte deze claims en stelde dat er wel degelijk betalingen waren gedaan. De rechtbank concludeerde dat de informatie die naar voren kwam in een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die niet was besproken tijdens de toelatingszitting, van belang was. Deze informatie toonde aan dat [naam 1] opzettelijk had gezorgd dat er geen verhaalsmogelijkheden waren, wat de rechtbank als benadeling van schuldeisers beschouwde. Gezien deze nieuwe feiten besloot de rechtbank de schuldsaneringsregeling van [naam 1] tussentijds te beëindigen. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast op maximaal € 3.022,08. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Damsteegt en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.