ECLI:NL:RBROT:2024:6205

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
11116573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tot ontruiming en betaling van huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers en een gedaagde. De eisers, vertegenwoordigd door mr. C.I.M. Molenaar, vorderden ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte en betaling van achterstallige huur. De gedaagde had een huurachterstand van € 4.809,63 opgebouwd tot en met mei 2024, en de huurprijs bedraagt € 880,93 per maand. Ondanks aanmaningen heeft de gedaagde de huur niet betaald, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De kantonrechter oordeelde dat de eisers een spoedeisend belang hadden bij de gevraagde voorziening, aangezien de gedaagde de huurachterstand niet betwistte. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar stelde de termijn voor ontruiming op 14 dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren werd afgewezen, omdat de deurwaarder deze niet nodig had. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de lopende huur vanaf juni 2024, evenals de proceskosten van in totaal € 1.069,17.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft alle andere vorderingen afgewezen, waarmee de beslissing van de kantonrechter definitief is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11116573 VV EXPL 24-264
datum uitspraak: 1 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiser 1],

woonplaats: [woonplaats 1], en
2. [eiser 2],
woonplaats: [woonplaats 2],
eisers,
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 3],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eisende partij]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 juni 2024, met bijlagen 1 tot en met 4;
  • de mail van [eisende partij], met nogmaals bijlage 1 (inclusief pagina 5);
  • de mail van [eisende partij], met bijlagen 5 en 6.
1.2.
Op 24 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met S. [eisende partij] en
mr. Molenaar en met [gedaagde].

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] verhuurt aan [gedaagde] de woonruimte gelegen aan [adres]. De huurprijs bedraagt nu € 880,93 per maand. [gedaagde] moet de huur vooruit betalen, steeds voor iedere eerste van de maand.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks aanmaning is de achterstand opgelopen tot een bedrag van € 4.809,63 tot en met de maand mei 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] eist samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
  • ontruiming van de woonruimte binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, met een dwangsom van € 500,- per dag als [gedaagde] hieraan niet voldoet en met machtiging van [eisende partij] om de ontruiming zelf te laten uitvoeren;
  • betaling van € 4.809,63 aan achterstallige huur tot en met de maand mei 2024, met rente;
  • betaling van € 880,93 per maand aan huur vanaf 1 juni 2024, voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft de woonruimte te ontruimen en ter beschikking te stellen van [eisende partij];
  • betaling van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert verweer tegen de gevorderde ontruiming.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eisende partij] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Toewijzing eis tot ontruiming woonruimte
4.2.
[eisende partij] heeft spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, nu [gedaagde] het bestaan van de huurachterstand niet heeft betwist en evenmin heeft betwist dat die achterstand nog verder oploopt.
4.3.
De vordering tot ontruiming zal op de hierna vermelde wijze worden toegewezen, omdat onweersproken sprake is van een huurachterstand van € 4.809,63. Dat komt neer op ruim vijf maanden huur. Daarbij is van belang dat in een bodemprocedure een eis tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van het gehuurde in de regel al wordt toegewezen bij een huurachterstand van drie maanden huur. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden (voor zover deze al zodanig zijn dat zij aan toewijzing van de vorderingen in de weg zouden kunnen staan) zijn door hem niet (concreet) onderbouwd. Het is dus aannemelijk dat de eisen ook in een bodemprocedure zullen worden toegewezen en dat de uitspraak in dit kortgeding later niet zal worden teruggedraaid.
4.4.
Anders dan geëist dient de ontruiming te gebeuren binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis. De gevraagde machtiging om de ontruiming zelf uit te laten voeren, zo nodig met hulp van de politie, wordt afgewezen. De deurwaarder heeft die niet nodig (artikel 556 en 557 Rv). Om deze reden wordt ook geen dwangsom opgelegd, want [eisende partij] heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis zelf in de hand.
Toewijzing eisen tot betaling huurachterstand en (een bedrag gelijk aan) de lopende huur
4.5.
De huurachterstand van € 4.809,63 tot en met de maand mei 2024 wordt toegewezen, met de rente zoals geëist. Dat geldt ook voor de betaling van € 880,93 per maand vanaf 1 juni 2024, waarbij het naar de kantonrechter begrijpt gaat om een bedrag gelijk aan de maandhuur als gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
4.6.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisende partij] vast op € 143,17 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.069,17. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eisende partij] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hem bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eisende partij] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisende partij] te betalen:
  • € 4.809,63 aan achterstallige huur tot en met de maand mei 2024, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de verschillende huurbedragen waaruit dit bedrag is samengesteld, steeds vanaf iedere eerste van de maand tot de dag dat volledig is betaald;
  • € 880,93 per maand vanaf 1 juni 2024 tot en met maand waarin de ontruiming van het gehuurde plaatsvindt, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand mag worden gerekend;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eisende partij] worden vastgesteld op € 1.069,17;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
465