In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers en een gedaagde. De eisers, vertegenwoordigd door mr. C.I.M. Molenaar, vorderden ontruiming van de door gedaagde gehuurde woonruimte en betaling van achterstallige huur. De gedaagde had een huurachterstand van € 4.809,63 opgebouwd tot en met mei 2024, en de huurprijs bedraagt € 880,93 per maand. Ondanks aanmaningen heeft de gedaagde de huur niet betaald, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.
De kantonrechter oordeelde dat de eisers een spoedeisend belang hadden bij de gevraagde voorziening, aangezien de gedaagde de huurachterstand niet betwistte. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar stelde de termijn voor ontruiming op 14 dagen na betekening van het vonnis. De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren werd afgewezen, omdat de deurwaarder deze niet nodig had. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de lopende huur vanaf juni 2024, evenals de proceskosten van in totaal € 1.069,17.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat. De rechter heeft alle andere vorderingen afgewezen, waarmee de beslissing van de kantonrechter definitief is.