ECLI:NL:RBROT:2024:6192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
24/6505
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een eetcafé wegens overtreding van de Opiumwet en de noodzaak van de sluiting

Deze zaak betreft de sluiting van een eetcafé voor zes maanden, omdat er in de keuken een handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs is aangetroffen. De burgemeester van Voorne aan Zee heeft op 27 juni 2024 besloten om het café per 28 juni 2024 te sluiten, na een bestuurlijke rapportage van de politie die meldingen van drugshandel vanuit het café bevestigde. Verzoekster, de exploitant van het café, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 behandeld en vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is om de zaak inhoudelijk te beoordelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om het café te sluiten, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen drugs en de ernst van de overtreding van de Opiumwet. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en schorst de sluiting van het café per 1 september 2024, met de voorwaarde dat deze voorlopige voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester het griffierecht en proceskosten aan verzoekster moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6505

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. M.P.V. den Engelsman),
en

de burgemeester van Voorne aan Zee

(gemachtigde: mr. L.J. Bel).

Samenvatting

Deze zaak gaat over de sluiting van een eetcafé voor zes maanden omdat er in de keuken een handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs is aangetroffen. Er is een noodzaak om het café te sluiten, maar de vraag is voor hoe lang. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog aanleiding om te bepalen dat het café vanaf 1 september 2024 weer open mag. Deze voorlopige voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 27 juni 2024 heeft de burgemeester verzoeksters horeca-inrichting per 28 juni 2024 gesloten voor zes maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, [naam 1], [naam 2] (beiden namens verzoekster) en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster exploiteert een horeca-inrichting op het adres Struytse Hoek 16 in Hellevoetsluis (het café).
4. Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 18 juni 2024 blijkt het volgende. De politie heeft in 2023 en 2024 meerdere signalen ontvangen over handel in verdovende middelen vanuit het café. De politie heeft nader onderzoek verricht naar deze informatie. Zo zijn er observaties verricht. Tijdens deze observaties is gezien dat werknemers van verzoekster bewegingen maakten vanuit het café die passen bij de handel in verdovende middelen. Op 14 juni 2024 heeft de politie een instap gedaan. Tijdens een doorzoeking van het café heeft de politie 38,9 gram MDMA, 38,7 gram cocaïne, 1.100,9 gram hasj en 19,93 gram hennep aangetroffen. Het merendeel van deze verdovende middelen is aangetroffen in de keuken van het café: in een tas en jas van twee keukenmedewerkers. Een klein gedeelte van de verdovende middelen is aangetroffen bij een aantal bezoekers van het café.
5. De burgemeester heeft eerst de exploitatievergunning van verzoekster ingetrokken vanaf 14 juni 2024 voor de duur van twee weken.
Waar gaat het in deze zaak om?
6. De burgemeester heeft besloten om het café te sluiten voor zes maanden. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het café zo snel mogelijk weer open kan.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang is om de zaak inhoudelijk te kunnen beoordelen.
9. Het gevolg van het bestreden besluit is dat het café voor zes maanden gesloten zal blijven. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat dit grote financiële gevolgen voor verzoekster zal hebben. Zij ziet hierin voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Beoordelingskader
10 Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in panden harddrugs of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Voorne aan Zee tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregels van de burgemeester van de gemeente Voorne aan Zee houdende regels omtrent drugs 2023 (Damoclesbeleid). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een pand.
Was de burgemeester bevoegd om het café te sluiten?
12. De burgemeester is in beginsel bevoegd om een voor het publiek toegankelijk pand te sluiten als daarin een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs ligt die grens op 5 gram. In het café van verzoekster is ruim 70 gram harddrugs en ruim 1.100 gram softdrugs aangetroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd was om verzoeksters café te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Is er een noodzaak om het café te sluiten?
13. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van het café noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het café en het herstel van de openbare orde.
14. Verzoekster voert aan dat er geen noodzaak bestaat om het café te sluiten. Volgens verzoekster werd er niet vanuit het café gehandeld, maar diende de keuken als een opslagplaats. In de bestuurlijke rapportage wordt gesproken over ‘bewegingen’ die duiden op drugshandel, maar dit wordt niet verder toegelicht. Verzoekster meent dat de burgemeester kan volstaan met een lichtere maatregel, zoals een gedeeltelijke sluiting (waarbij de keuken open blijft en maaltijden bezorgd kunnen worden) of een last onder dwangsom.
15. De voorzieningenrechter volgt verzoekster hier niet in. Door de grote hoeveelheid aangetroffen softdrugs en de verschillende soorten harddrugs is het aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat het café een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Daarnaast heeft de burgemeester mogen meewegen dat de politie bij het café is uitgekomen vanwege meerdere meldingen over drugshandel vanuit het café, waarbij de namen van de twee keukenmedewerkers werden genoemd. Verder heeft de politie het café geobserveerd en mede op grond van die observaties is besloten om een instap te doen en het café te doorzoeken. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet wanneer de observaties hebben plaatsgevonden en wat er precies is gezien, maar de burgemeester kan deze informatie tijdens de bezwaarprocedure nog bij de politie opvragen. Vooralsnog mocht de burgemeester uitgaan van wat er in de bestuurlijke rapportage vermeld staat. Verder is van belang dat er geen sprake was van een geringe overschrijding van de voor eigen gebruik toegestane hoeveelheid drugs, waardoor een minder verstrekkende maatregel hier niet kon volstaan. Daarbij komt dat de drugs in de keuken is aangetroffen, zodat het alleen daarom al niet voor de hand ligt om de keuken open te houden en de rest van het café te sluiten. De burgemeester mocht een sluiting van het gehele café dus noodzakelijk vinden.
Is de sluiting van het café evenwichtig?
16. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het café noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
17. Verzoekster voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Een sluiting van zes maanden betekent het einde van het café en dat kan volgens verzoekster niet de bedoeling zijn van het beleid van de burgemeester. Daarnaast heeft verzoekster inmiddels verschillende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat deze situatie zich niet nogmaals zal voordoen.
18. Verzoekster heeft een winst en verlies overzicht overgelegd, waaruit blijkt dat zij in het eerste kwartaal van 2024 ruim € 51.000,- aan vaste lasten had. Volgens verzoekster loopt het merendeel van die vaste lasten gewoon door, ook als het café wordt gesloten. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat dit overzicht geen inzicht geeft in de financiële situatie en dat hiermee niet aannemelijk is gemaakt dat een sluiting mogelijk leidt tot een faillissement. De voorzieningenrechter is het op zich wel met de burgemeester eens. Verzoekster zal tijdens de bezwaarprocedure dan ook met meer financiële gegevens moeten komen, zoals bijvoorbeeld een verklaring van een boekhouder of een administratiekantoor over de financiële situatie van het café en een prognose voor de komende maanden als het café gesloten zou blijven. Verzoekster heeft tijdens de zitting verklaard dat ze een rekening heeft waar nog ongeveer € 20.000,- op staat en dat het na een sluiting van drie maanden wel erg spannend gaat worden of ze het financieel nog gaat redden. De voorzieningenrechter vindt het op basis van die informatie in combinatie met de vaste lasten vooralsnog aannemelijk dat verzoekster een sluiting geen zes maanden gaat volhouden. Daarnaast heeft de gemachtigde van de burgemeester verklaard dat zij geen duidelijkheid kan geven over wanneer er een beslissing op het bezwaarschrift kan worden verwacht, omdat het bestreden besluit pas zeer kort geleden is genomen en er mogelijk vertraging zal optreden vanwege de zomerperiode. De voorzieningenrechter weet dus niet of het de burgemeester gaat lukken om binnen een redelijke termijn een beslissing op het bezwaarschrift te nemen.
19. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en betrekt daarbij ook het feit dat de eigenaren van het café niet als verdachten zijn aangemerkt, zij geen antecedenten hebben op het gebied van de Opiumwet, de twee keukenmedewerkers zijn ontslagen en er inmiddels een veiligheidsplan en huisreglement voor bezoekers is opgesteld.
20. Gelet op wat er tijdens de zitting is gesteld over de financiële prognose en de onduidelijkheid over de duur van de bezwaarprocedure zal de voorzieningenrechter een (voorlopige) einddatum van de sluiting noemen. Zij verwacht daarbij wel dat verzoekster meewerkt aan een voortvarend verloop van de bezwaarprocedure.

Conclusie en gevolgen

21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit per 1 september 2024 wordt geschorst. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat verzoekster door de tijdelijke intrekking van de exploitatievergunning al sinds 14 juni 2024 gesloten is, waardoor het café vooralsnog gesloten blijft voor een totale periode van ruim 2,5 maanden. Deze voorlopige voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-.
De voorzieningenrechter laat het door verzoekster ingevulde proceskostenformulier buiten beschouwing omdat dit op 3 juli 2024 en dus na de zitting is ontvangen. Zoals in de aan verzoekster toegestuurde toelichting op het formulier is vermeld, worden na de zitting ingediende opgaven of stukken in beginsel niet meer in beschouwing genomen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in dit geval af te wijken van dat uitgangspunt, ook omdat de burgemeester hier niet meer op heeft kunnen reageren. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening gedeeltelijk toe;
- bepaalt dat het bestreden besluit wordt geschorst vanaf 1 september 2024;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar komt te vervallen;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 371,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.