ECLI:NL:RBROT:2024:6179
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake rijgeschiktheid en schorsing rijbewijs
Op 3 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, omdat zijn rijbewijs was geschorst en hij verplicht was mee te werken aan een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een verkeersongeval waarbij verzoeker onder invloed van alcohol was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij had niet onderbouwd dat het onmogelijk was om hulp in te roepen voor zijn werkzaamheden als marktkoopman, en er was geen bewijs van financiële problemen. Bovendien was de weigering om deel te nemen aan het psychiatrisch onderzoek niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het CBR zich op basis van de beschikbare informatie terecht had opgesteld dat er een relatie was tussen de alcoholconsumptie en het besturen van een voertuig. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, waardoor de schorsing van het rijbewijs van verzoeker van kracht bleef en hij moest voldoen aan de verplichting om mee te werken aan het onderzoek naar zijn rijgeschiktheid.