In deze civiele procedure, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. de Groot, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap OMNIA-MARITIME SHIPPING B.V. (OMS), die niet is verschenen. De rechtbank heeft op 26 juni 2024 vonnis gewezen in deze zaak, die een internationaal karakter draagt, aangezien de partijen hun woonplaats in verschillende staten hebben. De rechtbank heeft eerst de bevoegdheid beoordeeld en vastgesteld dat zij bevoegd is op grond van artikel 4 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening, omdat OMS in Nederland is gevestigd. Vervolgens is vastgesteld dat op basis van artikel 10:118 jo 10:119 BW Nederlands recht van toepassing is.
De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht. OMS is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.872,42. Daarnaast is OMS veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat eiser het vonnis kan laten uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep. Het vonnis is ondertekend door mr. P.C. Santema en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.