In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2024, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een woning met grond gekocht van gedaagde, [gedaagde], voor een bedrag van € 460.000,00. Na de aankoop hebben eisers een paardenhouderij op het gekochte perceel opgezet, maar kregen te maken met handhavingsverzoeken van omwonenden en de gemeente, omdat zij geen omgevingsvergunningen hadden aangevraagd. Eisers vorderden schadevergoeding van gedaagde, stellende dat deze wanprestatie had gepleegd door het onroerend goed zonder de benodigde vergunningen te verkopen.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat eisers niet aan hun onderzoeksplicht hebben voldaan. Er was geen bewijs dat gedaagde op de hoogte was van het ontbreken van vergunningen, en eisers hadden zich voorafgaand aan de koop beter moeten informeren over de benodigde vergunningen voor hun plannen met het onroerend goed. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde geen mededelingsplicht had en dat de kosten die eisers hadden gemaakt voor vergunningen en bestuursrechtelijke procedures voor hun eigen rekening kwamen.
De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat eisers niet konden aantonen dat gedaagde hen had misleid over de vergunningen. De vorderingen tot schadevergoeding en ontbinding van de koopovereenkomst werden afgewezen, en eisers werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.221,00 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.