In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Endava B.V. en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 1 mei 2017 in dienst als Business Development Manager, maar werd per 1 juli 2023 boventallig verklaard. Endava had eerder toestemming voor ontslag aangevraagd bij het UWV, maar dit verzoek werd afgewezen. Endava verzocht nu om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat door de rechter werd toegewezen op basis van een verstoorde arbeidsrelatie, ondanks dat de bedrijfseconomische redenen niet voldoende waren onderbouwd. De rechter oordeelde dat Endava ernstig verwijtbaar had gehandeld in de aanloop naar de procedure, wat leidde tot een billijke vergoeding van € 50.000,- en een transitievergoeding van € 44.566,35. De arbeidsovereenkomst eindigt per 1 juni 2024. Daarnaast werd Endava veroordeeld tot het betalen van de gemiddelde commissie aan de werknemer en moest zij een eindafrekening verstrekken. De rechter heeft ook het concurrentie- en relatiebeding opgeheven.