ECLI:NL:RBROT:2024:6098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10-325238-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met betrekking tot een verdachte in Rotterdam

In de zaak tegen de verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft de rechtbank Rotterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen, specifiek een revolver van het merk Nagant, type 1895, kaliber 7.62. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2023 tot en met 28 september 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 189 dagen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte het wapen in zijn hand had gehouden en had overwogen wat hij ermee zou doen, wat hem de noodzakelijke beschikkingsmacht gaf. De verdediging stelde dat het kortstondig vasthouden van het wapen onvoldoende was voor de vereiste beschikkingsmacht, maar dit werd door de rechtbank verworpen. Wel werd de verdachte vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op de munitie, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was.

De rechtbank benadrukte de ernst van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de maatschappelijke impact daarvan. De verdachte had bovendien sterke aanwijzingen dat hij betrokken was bij een drievoudige moord op 28 september 2023, waarbij het wapen mogelijk was gebruikt. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, en concludeerde dat een gevangenisstraf van 189 dagen passend was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-325238-23
Datum zitting en uitspraak: 11 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres], raadsman A. Kilinç, advocaat in Amsterdam.
Officier van justitie: W.D. van den Berg

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het voorhanden hebben en overdragen van een revolver. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1.
in of omstreeks de periode van 1 jan 2023 tot en met 28 september 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een revolver, van het merk Nagant, type 1895, kaliber 7.62 zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • bijbehorende 50 kogelpatronen van het kaliber 7.62 welke geschikt zijn om met voornoemde revolver te worden verschoten en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in de periode van 1 jan 2023 tot en met 28 september 2023 te Den Haag en/of Rotterdam, althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver heeft overgedragen en heeft verhandeld.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alleen het eerste ten laste gelegde feit bewezen kan worden met uitzondering van de onder het tweede gedachtestreepje omschreven patronen.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft het vuurwapen niet voorhanden gehad, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het kortstondig vasthouden van een vuurwapen is onvoldoende voor de vereiste beschikkingsmacht. In ieder geval heeft de verdachte geen patronen voorhanden gehad.
Voor feit 2 ontbreekt wettig en overtuigend bewijs, zodat vrijspraak moet volgen.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 jan 2023 tot en met 28 september 2023 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Nagant, type 1895, kaliber 7.62 zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de hieronder opgegeven bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn ook de basis voor de hieronder opgenomen vaststellingen, overwegingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft het wapen in zijn hand gehouden, heeft na kunnen denken over wat hij daarmee zou gaan doen en heeft besloten van het wapen een foto te maken met het doel zijn ex-schoonfamilie daarmee te bedreigen. Hij kreeg dus niet onverwacht of ongewild kortstondig een wapen in handen terwijl hij redelijkerwijs daarvan niet direct afstand kon nemen. Daarmee heeft hij de voor het voorhanden hebben van een vuurwapen noodzakelijke beschikkingsmacht gehad. In zoverre word het verweer verworpen.
Wel is er onvoldoende bewijs dat de verdachte munitie voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de zitting van 11 juni 2024:
Ik heb in Rotterdam in 2023, februari volgens mij, bij een vriend in de auto een wapen vastgehouden. Die vriend wist dat ik een discussie met mijn ex-schoonfamilie had en dat ik aan het dreigen was. Hij zei tegen mij dat ik met het wapen kon videobellen en ze ermee kon bedreigen. Ik heb het wapen van hem aangenomen. Ik heb een foto gemaakt van het wapen terwijl ik deze vasthield.
2. Het proces-verbaal van politie nummer [proces-verbaalnummer], inhoudende het voorlopig onderzoek vuurwapens:
Het in beslag genomen voorwerp is een revolver: Nagant 1895, in het kaliber 7.62 Nagant (7.62x38mmR). De revolver is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het tweede ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

Verboden gedraging en strafbaarheid

Kwalificatie
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feit
De verdachte heeft een wapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen en heeft een grote maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt immers al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
Een omstandigheid rond deze zaak die in het licht van het voorgaande niet onbenoemd kan blijven is de achtergrond van het wapen waarvoor de verdachte wordt veroordeeld. Zelden zal de voorgaande algemene gevaarzettingsoverweging over wapens zo concreet zijn geworden als in deze zaak. Er zijn immers sterke aanwijzingen dat de verdachte die wordt verdacht van een drievoudige moord op 28 september 2023 in onder meer het EMC Rotterdam, dit wapen bij zich heeft gehad en heeft achter gelaten in een prullenbak op de plaats delict in het EMC.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook is gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken en gerechtshoven hebben vastgesteld.
Gezien de ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 189 dagen passend en geboden.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissingen
De rechtbank:
1. verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen(vul de feitaanduidingen in);
4.1
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
J.H. Janssen, voorzitter,
J.J. Klomp en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 juni 2024.