ECLI:NL:RBROT:2024:6088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10/054645-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, mishandeling en schadevergoeding in Rotterdam

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, mishandeling van een ambtenaar en andere mishandelingen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 14 februari 2024 opzettelijk en wederrechtelijk de inventaris van een Shell-benzinestation in Rotterdam heeft vernield en meerdere politieauto's heeft beschadigd. Daarnaast heeft de verdachte op 30 en 31 oktober 2023 twee personen mishandeld, waaronder een assistent arrestantenbeveiliger. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die gediagnosticeerd is met schizofrenie en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de Nationale Politie Eenheid Rotterdam, werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/054645-24
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsman mr. C.G. Peerik, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 14 februari 2024 te Rotterdam, bij de Shell aan de Korte
Stadionweg, opzettelijk en wederrechtelijk de inventaris, in elk geval een of meer
rekken en schappen en zakken houtskool en snoep en flessen AdBlue
en bossen bloemen die aan de Shell, toebehoorden heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2
hij op 14 februari 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere politieauto's met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] en
[kenteken 3] en [kenteken 4] en [kenteken 5] en [kenteken 6] die geheel aan Politie Nederland toebehoorden heeft beschadigd;
3
hij op 31 oktober 2023 te Rotterdam,
een ambtenaar, [slachtoffer 1] (assistent arrestantenbeveiliger),
gedurende en/of
ter zakevan de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- bij zijn pols beet te pakken waardoor deze dubbel klapte tegen zijn arm en
- aan zijn arm te krabben en
- in zijn arm te knijpen;
4
hij op 30 oktober 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen
tegen het bovenlichaam te stompen;
5
hij op 30 oktober 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (met kenteken [kenteken 7])
die geheel aan [naam bedrijf]
toebehoorde heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
mishandeling;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Hoewel er geen rapportage is over de vraag of de verdachte toerekeningsvatbaar is, kan in elk geval worden gesteld dat de verdachte zichzelf niet was. Vanwege zijn geestelijke toestand werd de verdachte gedwongen opgenomen in het kader van een zorgmachtiging bij Antes. Uit de zorgmachtiging volgt dat er bij de verdachte geen sprake was van een geestelijke gesteldheid waarbinnen de verdachte autonoom kon handelen. Dat deze situatie aanwezig en causaal was voor al het ten laste gelegde handelen is, gelet op het nabijgelegen tijdsverloop van de ten laste gelegde feiten, aannemelijk.
6.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in het verleden is gediagnosticeerd met schizofrenie en in oktober 2023 psychisch ontregeld is geraakt. Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte op 31 oktober 2023 met een crisismaatregel is opgenomen bij Antes en ook in december 2023 en januari 2024 is de verdachte opgenomen geweest bij Antes. Hoewel op basis van het voorgaande aangenomen zou kunnen worden dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een psychische stoornis, is uit het dossier niet gebleken dat de verdachte ten tijde van zijn strafbaar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van de verdachte bij de politie met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 blijkt dat hij volledig besef heeft gehad van wat hij deed. Hij was tot zijn strafbaar handelen gekomen omdat hij hulp zocht maar deze niet kreeg. Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten 3, 4 en 5 geldt dat de rechtbank uit de uiterlijke verschijningsvormen van het strafbaar handelen afleidt dat de verdacht dit handelen min of meer bewust heeft gedaan.
Het verweer van de verdediging, dat strekt tot (volledige) ontoerekeningsvatbaarheid, wordt dan ook verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 30 oktober 2023 een collega – die dacht dat de verdachte een epileptische aanval had en hem te hulp schoot – mishandeld. Vervolgens is de verdachte naar buiten gegaan en heeft hij een auto beschadigd. Op 31 oktober heeft hij een ambtenaar, te weten een assistent arrestantenbeveiliger, mishandeld. Op 14 februari 2024 heeft de verdachte meerdere politievoertuigen die geparkeerd stonden voor het politiebureau beschadigd. Vervolgens is hij naar het naastgelegen Shell-benzinestation gelopen en heeft hij daar de inventaris beschadigd, vernield en onbruikbaar gemaakt. Zo heeft hij meerdere brandblussers in de winkel van het Shell-benzinestation leeggespoten, goederen op de straat kapot gegooid en zakken met goederen kapotgescheurd.
Dit zijn vervelende feiten die voor letsel, overlast, en financiële schade zorgen. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Evenmin heeft hij de onaantastbaarheid van het lichaam gerespecteerd. Daarnaast leveren de gepleegde feiten gevoelens van angst en onveiligheid op bij de slachtoffers en in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 mei 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport dat, samengevat, het volgende inhoudt.
Het psychosociaal functioneren van de verdachte lijkt volgens de reclassering de grootste risicofactor. De verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie en een licht verstandelijke
beperking. Hij is hiervoor al sinds 2015 bekend binnen de GGZ en sinds 2019 bij Antes Zorg. In oktober 2023 raakte de verdachte psychisch ontregeld. In december 2023 werd een zorgmachtiging opgelegd met Antes Zorg als zorgverantwoordelijke. De verdachte staat open voor hulpverlening en wil graag geplaatst worden binnen een begeleid of beschermd woontraject. Antes Zorg zal, zodra de verdachte vrijkomt, met hem op zoek gaan naar een passende woonvorm; hiertoe is de verdachte ook bereid. Inmiddels is de verdachte in detentie ingesteld op medicatie en lijkt het beter met hem te gaan. Naast de psychische problematiek ziet de reclassering ook instabiliteit ten aanzien van de praktische leefgebieden. De reclassering adviseert dat, in aanloop naar een passend woontraject, ambulante begeleiding passend is om de verdachte te ondersteunen met praktische zaken. De verdachte lijkt daarnaast voldoende ingebed binnen de GGZ.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante begeleiding als aanvulling op de lopende zorgmachtiging en ambulante behandeling in een regulier kader.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Hoewel de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf wel rekening met de psychische toestand waarin de verdachte verkeerde ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 3, 4 en 5. Dit geldt echter niet voor de bewezen verklaarde feiten 1 en 2. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij deze feiten zou hebben gepleegd omdat hij hulp zocht. Dat betekent dat hij ten tijde van het plegen van deze feiten niet in een verwarde toestand verkeerde.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij het bepalen van de soort en de duur van de op te leggen straf, is rekening gehouden met de ten aanzien van de verdachte lopende zorgmachtiging en het feit dat er een nieuwe zorgmachtiging zal worden aangevraagd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Nationale Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.545,08 ter zake van materiële schade.
Daarnaast heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij gesteld dat de rechtbank het gevorderde ook kan beschouwen als een vordering ter zake van materiële schade, nu hij vanwege het incident 10 diensten ad € 250,- niet heeft kunnen draaien.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 2.500,00 aan materiële schade, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij] bepleit dat het gevorderde bedrag, gelet op de ernst van het feit en de aard van de geweldshandelingen bovenmatig voorkomt en heeft verzocht deze – voor zover het gaat om immateriële schade – te matigen. Voor zover het gaat om het gevorderde ter zake van materiële schade is deze niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken.
Ten aanzien van de vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam heeft de raadsman primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk is bij gebreke van vertegenwoordigingsbevoegdheid, gelet op de omschrijving van de overgelegde bijzondere volmacht. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering te matigen met € 75,67, nu gelet op de factuur het erop lijkt dat het om een mankement gaat dat reeds bestond voorafgaand aan de pleegdatum van het ten laste gelegde feit.
8.3.
Beoordeling
De vordering van [benadeelde partij]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00. De benadeelde partij zal voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontbreken. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023. Ook zal de rechtbank, conform de vordering van de officier van justitie, de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van de Nationale Politie Eenheid Rotterdam
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij de Nationale Politie Eenheid Rotterdam overweegt de rechtbank het volgende. Door [naam 1] is in 2023 een machtiging afgegeven aan [naam 2] om namens hem als plaatsvervangend korpschef van politie als gemachtigde op te treden in - onder meer - civielrechtelijke procedures voor de rechtbank. Dit is een machtiging die dus ook geldt voor het indienen van een civiele vordering als benadeelde partij in een strafprocedure. De rechtbank verwerpt het primaire verweer van de raadsman.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden of de gemaakte kosten van € 75,67 voor het repareren van de linker spiegel van het voertuig met kenteken [kenteken 3] rechtstreeks verband houden met het door de verdachte gepleegde feit, of dat het hier gaat om een mankement dat reeds bestond voorafgaand aan de pleegdatum van het ten laste gelegde feit. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen. Voor het overige komt de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 2.469,41.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024. De rechtbank volgt de officier van justitie niet in haar vordering om ten aanzien van de benadeelde partij aan de verdachte de maatregel van schadevergoeding op te leggen omdat de benadeelde partij zelf over voldoende middelen beschikt en in staat moet worden geacht om de incasso van het toegewezen bedrag te effectueren.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij] een bedrag betalen van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente; voor het overige wordt de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Daarnaast moet de verdachte de benadeelde partij de Nationale Politie Eenheid Rotterdam een schadevergoeding betalen van € 2.469,41, vermeerderd met de wettelijke rente.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam of via telefoonnummer 088 804 1302. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich begeleiden door de forensische ambulante zorg van Humanitas, of een andere forensische begeleidingsinstelling bepaald door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
30 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 250,00 (hoofdsom, zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de Nationale Politie Eenheid Rotterdam, te betalen een bedrag van
€ 2.469,41 (zegge: tweeduizend vierhonderdnegenenzestig euro en eenenveertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mr. A. Hello en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 februari 2024 te Rotterdam, bij de Shell aan de Korte
Stadionweg, opzettelijk en wederrechtelijk de inventaris, in elk geval een of meer
rekken en/of schappen en/of zakken houtskool en/of snoep en/of flessen AdBlue
en/of bossen bloemen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Shell, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 14 februari 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
zeven, althans meerdere politieauto's met kentekens [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of
[kenteken 3] en/of [kenteken 4] en/of [kenteken 5] en/of [kenteken 6] en/of [kenteken 8], in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Nederland, in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Rotterdam,
een ambtenaar, [slachtoffer 1] (assistent arrestantenbeveiliger),
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal:
- bij zijn pols beet te pakken waardoor deze dubbel klapte tegen zijn arm en/of
- aan zijn arm te krabben en/of
- in zijn arm te knijpen;
4
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
op/tegen het bovenlichaam te slaan/stompen;
5
hij op of omstreeks 30 oktober 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (met kenteken [kenteken 7]), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.