ECLI:NL:RBROT:2024:6086

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
10/058634-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en taakstraf

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10/058634-24 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2023 tot en met 18 februari 2024, wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit deed hij door veelvuldig contact te zoeken via WhatsApp, sms, telefoontjes en door zich in de nabijheid van de woning van het slachtoffer te bevinden. De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, maar de verdediging heeft een partiële vrijspraak bepleit voor een bepaalde periode waarin volgens hen geen bewijs was voor belaging. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft eerder al een veroordeling voor belaging gehad, wat strafverzwarend heeft gewerkt. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de situatie en het risico op herhaling. Tevens is de in beslag genomen telefoon verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij het plegen van het feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/058634-24
Parketnummer TUL: 09/335253-21
Datum uitspraak: 13 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres],
raadsman mr. J.P.D. Visser, advocaat te Leiden.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. Lijnse heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering), met de dadelijk uitvoerbaar verklaring van deze bijzondere voorwaarden;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09-335253-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Ter onderbouwing hiervan heeft zij verwezen naar de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, de aangifte en de overige bevindingen in het dossier.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de periode 27 maart 2023 tot en met 22 september 2023. Er ontbreekt ieder bewijs dat verdachte zich in die periode ook schuldig zou hebben gemaakt aan belaging van aangeefster.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat de feitelijke gedragingen zich over
de gehelepleegperiode hebben gemanifesteerd, zoals tenlastegelegd. Uit deze bekennende verklaring van de verdachte, in combinatie met de afzonderlijke aangiftes, volgt dat de verdachte zich over de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hieraan doet niet af dat, zoals betoogd door de verdediging, over een bepaalde periode weinig tot geen contact is geweest met de aangeefster. Vast staat immers dat de feitelijke gedragingen zich
binnende ten laste gelegde pleegperiode hebben gemanifesteerd. Het verweer van de verdediging wordt in het licht van het voorgaande verworpen.
4.1.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 18 februari 2024 te
Rotterdam en/of Leiden, , wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer],
door veelvuldig:
- Whatsapp- en/of sms-berichten te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- voicemailberichten achter te laten bij die [slachtoffer] en/of
- in de straat en/of langs de woning van die [slachtoffer] te rijden
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden envrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
belaging
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. Hij heeft op verschillende manieren veelvuldig en indringend contact met haar gezocht en is zelfs meerdere keren gesignaleerd rondom haar woning. De verdachte is bovendien nog doorgegaan met dit gedrag na het zogenaamde ‘stopgesprek’ met de politie en heeft aangeefster in een periode van een kleine vier maanden 10.014 keer gebeld. Door aldus te handelen heeft hij de grens van het toelaatbare ver overschreden en daarmee stelselmatig een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Weliswaar heeft de verdachte spijt betuigd, maar dit neemt niet weg dat dit soort feiten als buitengewoon beangstigend en bedreigend wordt ervaren, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van aangeefster in haar aangiften.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, in maart 2022, is veroordeeld ter zake van belaging. Dit zal in strafverzwarende zin worden meegewogen bij het bepalen van de straf.
7.3.2.
Rapportages
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2024. Hierin concludeert zij dat de verdachte, gelet op zijn psychosociaal functioneren en de hiermee samenhangende verslavingsgevoeligheid, baat zal hebben bij begeleiding en ondersteuning. Om die reden en ter voorkoming van terugval in middelengebruik en/of recidivegedrag adviseert de reclassering om bij een bewezenverklaring aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden daarbij een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod, en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet in het rapport van de reclassering en naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte heeft herhaaldelijk spijt betuigd en zich bereid verklaard deel te nemen aan een behandelprogramma. De verdachte is inmiddels al onder behandeling bij De Waag en werkt gemotiveerd mee aan een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek op basis waarvan het behandelprogramma zal worden opgesteld. De rechtbank neemt deze omstandigheid in aanmerking en overweegt dat een
onvoorwaardelijkegevangenisstraf het positieve voornemen van de verdachte kan doorkruisen. In plaats daarvan wordt een forse taakstraf opgelegd om de ernst van het feit te benadrukken. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met bijzondere voorwaarden . De proeftijd wordt gesteld op drie jaren omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank is gebaat bij een langdurige behandeling. Met het opleggen van een voorwaardelijk deel krijgt de verdachte de kans om te laten zien dat hij zijn gedrag verbetert en zich aan de opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden kan houden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zullen de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren, nu het feit mede met behulp van deze telefoon is gepleegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen telefoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 17 maart 2022 van de politierechter van de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van belaging veroordeeld voor zover hier van belang tot een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 1 april 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vraagt om verlenging van de proeftijd. Dit is in het belang van het slachtoffer in die zaak, omdat de opgelegde bijzondere voorwaarden onder meer een contactverbod met dit slachtoffer inhouden.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het contraproductief werkt indien de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt bevolen. De verdediging verzoekt dan ook de vordering af te wijzen, subsidiair deze met toepassing van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering om te zetten in een taakstraf.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op bij de reclassering op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal bestaan uit een persoonlijkheidsonderzoek op basis waarvan een nader geïndiceerde behandeling zal plaatsvinden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met aangeefster [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van cocaïne en softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
148 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
72 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [proces-verbaalnummer], Zwart, merk: Iphone)
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Den Haag van 17 maart 2022 met parketnummer 09-335253-21, met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mr. H.I. Kernkamp-Maathuis en mr. dr. S. Wahedi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.F. Meekhof en E. van Beek, griffiers,
en op 13 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 18 februari 2024 te
Rotterdam en/of Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer],
door veelvuldig:
- Whatsapp- en/of sms-berichten te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- voicemailberichten achter te laten bij die [slachtoffer] en/of
- in de straat en/of langs de woning van die [slachtoffer] te rijden
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.