ECLI:NL:RBROT:2024:6066
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van arbeidsovereenkomst na vernietiging ontslag op staande voet met toekenning van transitievergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerster] over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] was sinds 24 december 2007 in dienst bij [verzoeker] als gerechtsdeurwaarder en had een salaris van € 7.195,28 bruto per maand. Op 18 oktober 2023 werd zij op staande voet ontslagen door de commercieel directeur van [verzoeker]. [verzoeker] vorderde betaling van verschillende bedragen, maar de rechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet terecht was en vernietigde dit. Hierdoor werden de primaire vorderingen van [verzoeker] afgewezen.
Vervolgens vroeg [verzoeker] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, wat mogelijk is indien er een redelijke grond is en herplaatsing niet mogelijk is. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, wat een g-grond voor ontbinding vormt. De rechter concludeerde dat herplaatsing niet in de rede ligt, vooral gezien de onherstelbare verstoring van de verhouding tussen [verweerster] en de leidinggevenden van [verzoeker]. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 mei 2024.
Daarnaast werd de transitievergoeding van € 42.501,58 bruto aan [verweerster] toegewezen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen aan haar zijde. Het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de verstoring in de verhouding niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.