Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij het wijkteam Rotterdam.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2024 een voorlopige voorziening toegewezen aan verzoekster, die een moratorium heeft aangevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster had op 31 mei 2024 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening bij voorraad, omdat er een dreigende situatie was ontstaan door een vonnis van de kantonrechter van 18 april 2024 tot ontruiming van haar huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in een bedreigende situatie verkeert, aangezien verweerster, de verhuurder, had aangekondigd over te gaan tot ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorloopt, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huurtermijnen van januari, februari en maart 2024, hoewel te laat, zijn betaald en dat de huur van juni 2024 tijdig is voldaan. Bovendien is er een garantie van het Fonds Bijzondere Noden Rotterdam dat de huur van juli 2024 ook tijdig zal worden betaald. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.