ECLI:NL:RBROT:2024:6014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
10945806
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen Stichting Waterweg Wonen en gedaagden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Waterweg Wonen en twee gedaagden die zelf procederen. De eiseres, Waterweg Wonen, heeft een vordering ingesteld wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagden huren sinds 20 januari 2017 een woning van Waterweg Wonen en hebben een huurachterstand opgebouwd van € 3.454,14. Waterweg Wonen heeft de gedaagden aangesproken op hun betalingsverplichtingen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagden hebben aangevoerd dat zij de huur voor de maanden januari tot en met maart 2024 via automatische incasso hebben betaald en hebben verzocht om een betalingsregeling voor de huurachterstand. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk moeten betalen voor de huurachterstand en dat de huurovereenkomst ontbonden wordt, omdat de huurachterstand ernstig genoeg is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moeten ontruimen en dat zij een gebruiksvergoeding van € 575,69 per maand moeten betalen tot de ontruiming plaatsvindt.

Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.039,47. De kantonrechter heeft ook bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat Waterweg Wonen het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan. Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10945806 CV EXPL 24-4959
datum uitspraak: 14 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Waterweg Wonen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘Waterweg Wonen’ en ‘[gedaagden]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 februari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van Waterweg Wonen;
  • de rolbeslissing van 19 april 2024.
1.2.
[gedaagden] zijn bij rolbeslissing van 29 april 2024 in de gelegenheid gesteld om te reageren op de akte van Waterweg Wonen. Zij hebben van die gelegenheid echter geen gebruik gemaakt en hebben ook geen uitstel gevraagd.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
[gedaagden] huren vanaf 20 januari 2017 een woning van Waterweg Wonen aan het adres [adres]. De huur is nu 575,69 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Waterweg Wonen eist dat [gedaagden] de huurachterstand met rente en buitengerechtelijke incassokosten en de lopende huur betalen. Waterweg Wonen eist ook dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat [gedaagden] de woning moeten verlaten.
2.2.
[gedaagden] hebben tegen de eis van Waterweg Wonen aangevoerd dat de lopende huur van januari 2024 tot en met maart 2024 via automatische incasso is betaald. Zij willen een betalingsregeling treffen voor de huurachterstand.
2.3.
[gedaagden] moeten de huurachterstand met rente en de lopende huur inderdaad aan Waterweg Wonen betalen. De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Daarnaast ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst en moeten [gedaagden] de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagden] moeten € 3.454,14 aan huurachterstand betalen
2.4.
Waterweg Wonen heeft bij haar akte een specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht, waaruit volgt dat deze, berekend tot en met maart 2024, € 3.454,14 bedraagt. Uit de specificatie blijkt dat de huur van de maanden januari tot en met maart 2024 inderdaad door [gedaagden] zijn betaald. [gedaagden] hebben niet meer op de akte van Waterweg Wonen en de daarin opgenomen specificatie gereageerd. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van de gestelde huurachterstand. Dat betekent dat [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld € 3.454,14 aan huurachterstand aan Waterweg Wonen te betalen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.5.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagden] verplicht waren om de huur op tijd te betalen en dat niet hebben gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden. Hoewel [gedaagde 1] de huur van januari tot en met maart 2024 - zij het niet altijd op tijd - hebben betaald, is in dit geval nog altijd sprake van een achterstand van zes maanden. [gedaagden] hebben daartegenover geen feiten of omstandigheden gesteld die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst onder de gegeven omstandigheden van het geval niet zou zijn gerechtvaardigd.
[gedaagden] moeten de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.6.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moeten [gedaagden] de woning met al hun spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moeten [gedaagden] een gebruiksvergoeding van
€ 575,69 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Waterweg Wonen heeft niet uitgelegd waarom [gedaagden] een vergoeding moeten betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagden] hoeven geen incassokosten te betalen
2.7.
De bepaling over de buitengerechtelijke kosten is oneerlijk. De bepaling wijkt namelijk in het nadeel van de consument af van de wettelijke regeling (artikel 6:96 BW) of wekt die indruk. Een bepaling die de handelaar recht geeft op buitengerechtelijke kosten is op zich toegestaan, maar dan moet wel zijn voldaan aan de volgende voorwaarden. De bepaling mag de handelaar geen recht geven op een hoger bedrag dan is toegestaan op grond van de wet. Wel is toegestaan dat in de bepaling geen bedragen worden genoemd of als voor de hoogte van de vergoeding wordt verwezen naar de wet. De bepaling moet ook niet de indruk wekken dat de handelaar eerder dan op grond van de wet recht krijgt op een vergoeding. Als er iets staat over het moment waarop de kosten verschuldigd worden, dan moet uit de bepaling dus blijken dat de consument die vergoeding pas verschuldigd wordt nadat hij nog een kans heeft gekregen om binnen veertien dagen alsnog te betalen. Aan deze voorwaarden is hier niet voldaan. De bepaling is daarom oneerlijk zodat de vergoeding voor incassokosten wordt afgewezen.
[gedaagden] moeten de rente betalen
2.8.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld, omdat Waterweg Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] dat niet hebben betwist.
Er zijn verder geen oneerlijke bepalingen
2.9.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling in het vonnis opnemen
2.10.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen in dit vonnis. Daarvoor moet Waterweg Wonen namelijk toestemming geven en dat heeft zij niet gedaan (artikel 6:29 BW). Waterweg Wonen heeft in dat kader medegedeeld dat zij niet (meer) met [gedaagden] zelf een betalingsregeling willen treffen, maar dat zij hoopt dat [gedaagden] zich na vonniswijzing gehouden voelen mee te werken aan een schuldhulpverleningstraject. Aan [gedaagden] wordt daarom nadrukkelijk in overweging gegeven hun medewerking te verlenen aan een dergelijk traject, zodat mogelijk langs die weg alsnog (betalings)afspraken gemaakt kunnen worden.
[gedaagden] moeten de proceskosten betalen
2.11.
[gedaagden] krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Waterweg Wonen op € 137,47 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 271,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.039,47. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Waterweg Wonen dat eist en [gedaagden] daar niet op hebben gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Waterweg Wonen te betalen € 3.454,14 aan huurachterstand tot en met maart 2024 en € 26,65 aan tot 12 februari 2024 verschenen rente, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag aan huurachterstand, exclusief rente en kosten, dat na iedere wijziging vanaf 12 februari 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagden] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om vanaf april 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Waterweg Wonen te betalen € 575,69 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Waterweg Wonen worden begroot op € 1.039,47;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
44487